Deel 3 contracten voor het gebruik en genot van een goed........................3
Hoofdstuk 1. Huur.....................................................................................3
Hoofdstuk 2. Lening..................................................................................3
Hoofdstuk 3. Erfdienstbarheden...............................................................3
§1. Wettelijke erfdienstbaarheden van openbaar nut............................3
1. Begrip en toepassingen..................................................................3
2. Vergoedingsplicht bij openbare erfdienstbaarheden......................3
3. Co-existentie tussen private en openbare erfdienstbaarheden......4
§2. Privaatrechtelijke erfdienstbaarheden.............................................5
1. Definitie en wezenskenmerken.......................................................5
2. indeling van de erfdienstbaarheden.............................................11
§3. Erfdienstbaarheden door menselijk handelen................................12
1. Ontstaan van erfdienstbaarheden................................................13
i) Rechtshandeling.........................................................................13
ii) Verkrijgende verjaring...............................................................14
iii) Bestemming door de eigenaar.................................................14
2. het uitoefenen van de erfdienstbaarheden..................................15
§4. De wettelijke erfdienstbaarheden..................................................18
1. Algemeen.....................................................................................18
2. Vaak voorkomende wettelijke erfdienstbaarheden.......................18
i) Recht van uitweg (‘ingeslotenheid’)...........................................18
ii) Afstanden..................................................................................21
§5. De beëindiging van erfdienstbaarheden........................................22
Hoofdstuk 4. Recht van vruchtgebruik....................................................25
§1. Begripsomschrijving, maatschappelijke actualiteit en
wezenskenmerken...............................................................................25
1. Begrip ‘vruchtgebruik’..................................................................25
2. Afbakening van het vruchtgebruik tegenover aanverwante
gebruiksrechten................................................................................27
3. Maatschappelijke betekenis van het vruchtgebruik......................28
§2. Vestiging van het recht van vruchtgebruik: overdracht of
voorbehoud..........................................................................................28
§3. Rechten en verplichtingen van de partijen....................................31
1. Rechten en verplichtingen bij aanvang van het vruchtgebruik....31
1
, 2. Rechten en verplichtingen van de partijen tijdens de duur van het
vruchtgebruik...................................................................................33
i) Rechten van de vruchtgebruiker tav het recht van vruchtgebruik
......................................................................................................33
ii) Rechten van de vruchtgebruiker t.a.v. het bezwaarde goed.....33
iii) Verplichtingen van de vruchtgebruiker inzake het bezwaarde
goed..............................................................................................38
§4. Bijzondere vormen van vruchtgebruik...........................................40
1. Vruchtgebruik op verbruikbare goederen.....................................40
2. Vruchtgebruik op een juridische of feitelijke algemeenheid.........41
3. Vruchtgebruik op een schuldvordering.........................................43
§5. Einde van het vruchtgebruik..........................................................44
Hoofdstuk 5. Recht van erfpacht.............................................................48
§1. Begripsomschrijving en wezenskenmerken...................................48
§2. Bevoegdheden van de erfpachter..................................................50
§3. Verplichtingen van de erfpachter...................................................53
§4. Einde van het recht van erfpacht...................................................53
§5. Afbakening van een recht van erfpacht tegenover vruchtgebruik en
opstal...................................................................................................54
Hoofdstuk 6. Recht van opstal................................................................55
§1. Begrip.............................................................................................55
§2. Wezenskenmerken.........................................................................57
§3. Vestiging van een recht van opstal................................................58
§4. Bevoegdheden en verplichtingen van de opstalhouder.................60
§5. Einde van het recht van opstal.......................................................61
2
,Deel 3 contracten voor het gebruik en genot
van een goed
Hoofdstuk 1. Huur
Hoofdstuk 2. Lening
Hoofdstuk 3. Erfdienstbarheden
§1. Wettelijke erfdienstbaarheden van openbaar nut
1. Begrip en toepassingen
Begrip
Wettelijke erfdienstbaarheden tot openbaar nut = (openbare
erfdienstbaarheden)
o Terug te vinden in het administratief recht en goederenrecht
o = onroerende eigendomsbeperkingen die door of krachtens de wet
in het algemeen belang worden opgelegd
o Wordt gevestigd ten voordele van het algemeen belang
Niet ten voordele van een heersend erf
Dus gaat niet om vestiging van eigenlijke
erfdienstbaarheden
eigendomsR w steeds vaker aan eigendomsbeperkingen
onderworpen
in het algemeen belang
= de sociale dimensie vh eigendomsrecht
Voorbeelden
2. Vergoedingsplicht bij openbare erfdienstbaarheden
Klassiek uitgangspunt
Overheid die via een openbare erfdienstbaarheid een privégoed bezwaart,
is geen vergoeding verschuldigd
o Tenzij, de wet of het reglement uitdrukkelijk een andersluidende
bepaling bevat
o Dit uitgangspunt geldt voor HvC, RvS en GwH
Uitgangspunt is relatief
Het klassieke uitgangspunt moet op drievoudige wijze worden
gerelativeerd
1. Eigendomsbeperkingen die zo ingrijpend zijn dat ze het eigendomsrecht
uithollen, moeten voldoen aan de strengere vereisten van
eigendomsberoving
3
, a. = de facto onteigeningen
b. Art 1, lid 1, tweede zin EP vergoedingsplicht
2. Er moet rekening worden gehouden met het grondwettelijke gelijkheids-
en non discriminatie beginsel
a. Er bestaat geen verantwoording voor het feit dat sommige
wetgeving die een publiekrechtelijke eigendomsbeperking
invoert, wel in een vergoeding voorziet, en andere geen
vergoeding, terwijl die een gelijkaardige eigendomslast tot stand
brengt
b. HVc en GwH aanvaren het beginsel van gelijkheid van de burgers
voor openbare lasten als algemeen rechtsbeginsel
3. Ook ‘gewone’ eigendomsbeperkingen moeten de proportionaliteitstoets
doorstaan
a. Deze is minder streng dan bij eigendomsberovingen art 1 EP
b. Rechter beperkt zich tot een marginale toetsing
c. Art 1 vormt een belangrijk tegenwicht voor de dreiging die voor
de privéeigenaar uitgaat van de toenemende sociale dimensie vh
eigendomsR
3. Co-existentie tussen private en openbare erfdienstbaarheden
Naast elkaar bestaan van een privaatrechtelijke en
publiekrechtelijke erfdienstbaarheid
Etrimo-doctrine = vaste RP
o Wettelijke erfdienstbaarheid tot algemeen nut en een
erfdienstbaarheid uit contract die hetzelfde voorwerp hebben,
kunnen gelijktijdig bestaan
Komt er een einde aan de openbare erfdienstbaarheid? Dan
niet per se een einde aan de conventionele erfdienstbaarheid
o Deze RP zorgt voor onzekerheid, maar van enkele elementen is men
zeker
privaatR erfdienstbaarheid kan de overheid niet het recht
ontzeggen om de openbare erfdienstbaarheid te wijzigen
o Wat indien openbare erfdienstbaarheid afwijkt v de privaatR
erfdienstbaarheid?
Dan dient men de strengste van beide te volgen
Privaatrechtelijke erfdienstbaarheid moet rekening houden met
o Bepalingen van dwingend recht en van openbare orde
o Ook al wordt er een contract gevestigd, men kan geen afbreuk doen
aan wetten die de openbare orde betreffen
Het toekennen van een vergunning door een overheid
o Gebeurt altijd salva iuris tertium
o = zonder afbreuk te doen aan de rechten van derden
o Voorbeeld; indien de Oh een bouwvergunning toekent, aan een
perceel dat bezwaard is met een erfdienstbaarheid die aan het
lijdend erf een bouwverbod oplegt, kan de eigenaar geen gebruik
maken van die erfdienstbaarheid
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Tinever. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.69. You're not tied to anything after your purchase.