Samenvatting van het boek 'Praktisch goederenrecht' H1 t/m H9. De samenvatting bevat alle artikelen uit het boek, zodat je alles zelf goed kunt markeren. Veel voorbeelden, zodat je alles goed kunt onthouden. Eigen cijfer: 9.
Hoofdstuk 7 – Recht van pand...................................................................................................................... 30
Hoofdstuk 8 – Recht van hypotheek............................................................................................................. 36
Hoofdstuk 9 – Zekerheid van verhaal........................................................................................................... 38
Hoofdstuk 1 – Basisbegrippen van het goederenrecht
1.1 – Goederen, zaken en vermogensrechten
3:1 BW
Goederen: alle zaken en vermogensrechten.
3:2 BW
Zaken: de voor menselijke beheersing vatbare stoffelijke objecten.
- Voor menselijke beheersing vatbaar: wanneer je het kunt vastpakken en er macht over
kunt uitoefenen.
- Stoffelijk object: een voorwerp dat bestaat uit een bepaald materiaal.
3:6 BW
Vermogensrechten: rechten met een bepaalde waarde die in geld is uit te drukken.
1. Rechten die afzonderlijk of tezamen met een ander recht overdraagbaar zijn; of
2. Die ertoe strekken de rechthebbende stoffelijk voordeel te verschaffen; of
3. Die verkregen zijn in ruil voor verstrekt of in het vooruitzicht gesteld stoffelijk voordeel.
1.2 – Roerende en onroerende zaken
Zaken kunnen worden onderverdeeld in roerende en onroerende zaken.
3:3 lid 1 BW
Onroerende zaken: zaken die niet verplaatsbaar zijn.
- In het artikel staan 6 categorieën beschreven.
3:3 lid 2 BW
Roerende zaken: zaken die verplaatsbaar zijn. Alle zaken die niet onroerend zijn.
,1.3 – Hoofdzaak en bestanddeel
3:4 BW
Zaken kunnen worden onderverdeeld in hoofdzaken en bestanddelen.
Bestanddeel:
1. Alles wat volgens verkeersopvatting deel uitmaakt van een zaak.
2. Een zaak die zodanig met een zaak verbonden is dat het niet kan worden afgescheiden
zonder dat beschadiging van betekenis wordt toegebracht.
- Criterium: kan de zaak als voltooid beschouwd worden wanneer het betreffende
bestanddeel ontbreekt?
1.4 – Registergoederen en niet-registergoederen
3:10 BW
Registergoederen: goederen waarvan de overdracht of vestiging in de daartoe bestemde
openbare registers moet worden ingeschreven.
- Overdracht: het goed gaat van de ene persoon over op de andere.
- Toelichting registers: 3:16 BW.
- In de wet is geregeld van welke goederen de overdracht of vestiging in de openbare
registers moet worden ingeschreven.
- Het kadaster: instantie die de openbare registers bijhoudt en ervoor zorgt dat de gegevens
van overdracht of vestiging worden ingeschreven.
Onder registergoederen vallen:
- Onroerende zaken.
- Vliegtuigen.
- Bepaalde categorieën schepen.
* Kenmerk: overdracht of vestiging moet worden ingeschreven in openbare registers.
Niet-registergoederen: alle goederen die geen registergoed zijn.
1.5 – Natuurlijke en burgerlijke vruchten, goede trouw
3:9 lid 1 BW
Natuurlijke vruchten: zaken die volgens verkeersopvatting als vruchten van andere zaken
worden aangemerkt.
- VB: een appel van een appelboom, een puppy van een moederhond.
- Lid 4: een natuurlijke vrucht wordt een zelfstandige zaak op het moment dat deze wordt
afgescheiden.
3:9 lid 2 BW
Burgerlijke vruchten: rechten die volgens verkeersopvatting als vruchten van goederen
worden aangemerkt.
- De rechten zijn in dit geval vermogensrechten (op geld waardeerbaar en overdraagbaar).
- VB: rente over een spaarrekening, huuropbrengst van een woning.
,- Lid 4: een burgerlijke vrucht wordt een zelfstandig recht op het moment dat het opeisbaar
wordt.
- VB: rente aan het eind van het kalenderjaar, huuropbrengst aan het eind van de maand.
3:11 BW
Goede trouw wordt aangenomen wanneer iemand niet wist en niet hoefde te weten dat
feiten of het recht waarop zijn goede trouw betrekking heeft niet juist waren.
Goede trouw van een persoon ontbreekt in de volgende gevallen:
1. Wanneer iemand de feiten of het recht waarop zijn goede trouw betrekking heeft kende.
- VB: je koopt een telefoon terwijl je wist dat deze gestolen is.
2. Wanneer iemand de feiten of het recht waarop zijn goede trouw betrekking heeft
behoorde te kennen.
- VB: je koopt een goedkope auto van een louche autohandelaar zonder onderzoek te
doen.
Onderzoeksplicht: je moet onderzoeken of de bijvoorbeeld auto gestolen is.
- Heb je aan de onderzoeksplicht voldaan maar blijkt de auto achteraf toch gestolen te zijn?
Dan kun je je wel beroepen op goede trouw.
- Onmogelijkheid tot onderzoek: betekent niet automatisch dat je te goeder trouw bent.
Hoofdstuk 2 – Absolute en relatieve rechten
2.1 – Inleiding absolute en relatieve rechten
Absolute rechten: rechten die een persoon op een goed kan hebben.
- Het kan dus zowel een recht op een zaak als een recht op een vermogensrecht zijn.
- Kenmerken:
1. Het geldt ten opzichte van iedereen.
2. Het geeft de rechthebbende de bevoegdheid om macht over het goed uit te oefenen.
- VB: verkopen, verhuren.
Relatieve rechten (persoonlijke rechten): rechten die slechts tegenover een bepaalde
persoon werken.
- VB: het recht op teruggave na het uitlenen.
, Rechtsgevolgen van absolute rechten:
1. Zaaksgevolg (droit de suite)
- Het absolute recht op een goed blijft bestaan, ook al bevindt dat goed zich niet
meer in de macht van de rechthebbende. Het absolute recht volgt het goed waar het
op rust.
- VB: Lydia haar fiets wordt gestolen. Het eigendomsrecht van Lydia op de fiets gaat
niet verloren.
2. Prioriteitsbeginsel (droit de priorité)
- Een eerder gevestigd absoluut recht gaat voor een later gevestigd absoluut recht.
- VB: je verkoopt een huis op 1 juni aan A. Je verkoopt het huis op 2 juni aan B. Het
recht van A gaat voor.
3. Bevoorrechte positie (droit de préference)
- De rechthebbende van een absoluut recht op een goed neemt een bevoorrechte
positie in bij een faillissement van een ander.
- VB: Christine brengt haar computer voor reparatie naar bedrijf A. Het bedrijf gaat
failliet, maar Christine kan haar computer buiten het faillissement houden en weer
terugkrijgen.
Absoluut en volledig recht: eigendomsrecht.
Absoluut en beperkt recht: de 7 overige absolute rechten.
5:1 BW
Het eigendomsrecht is het meest omvattende recht dat een persoon op een zaak kan
hebben.
Volledig recht: de rechthebbende kan, binnen de grenzen van de wet, alles doen met de
zaak waar het volledige recht op rust.
- VB: gebruiken, verkopen, bezwaren met een beperkt recht.
3:8 BW
Beperkt recht: een recht dat is afgeleid uit een meer omvattend recht, hetwelk met het
beperkte recht is bezwaard.
2.4 – Volledige rechten – eigendom
Een eigenaar mag met zijn eigendom geen hinder veroorzaken of de wet op andere wijze
overtreden.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller shannahoekstra. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $4.77. You're not tied to anything after your purchase.