100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting De organisatie als hulpmiddel (H1,2,3,4,5,6,7,8,10,11,12,13) $4.79   Add to cart

Summary

Samenvatting De organisatie als hulpmiddel (H1,2,3,4,5,6,7,8,10,11,12,13)

14 reviews
 378 views  87 purchases
  • Course
  • Institution
  • Book

Dit is mijn uitgebreide samenvatting van het boek ''De organisatie als hulpmiddel''. Aan bod komen hoofdstukken: 1,2,3,4,5,6,7,8,10,11,12,13. De indeling heb ik gevormd door vragen te stellen a.d.h.v. het boek, waardoor ik vervolgens de vragen beantwoord met enkel informatie uit het boek. Alle (rel...

[Show more]

Preview 4 out of 60  pages

  • No
  • H1,2,3,4,5,6,7,8,10,11,12,13.
  • April 4, 2020
  • 60
  • 2019/2020
  • Summary

14  reviews

review-writer-avatar

By: ellemijnriedijk • 6 months ago

review-writer-avatar

By: demiravensbergen • 1 year ago

review-writer-avatar

By: chaima_akoudad • 1 year ago

review-writer-avatar

By: ayachiilham • 2 year ago

review-writer-avatar

By: MirandaK • 2 year ago

review-writer-avatar

By: busrapeksert • 3 year ago

review-writer-avatar

By: wesleytouw • 3 year ago

Show more reviews  
avatar-seller
De organisatie als hulpmiddel
Een samenvatting van hoofdstukken:
1,2,3,4,5,6,7,8,10,11,12 en 13

Hoofdstuk 1
Wat zijn kenmerken van een organisatie?
Het woord organisatie is afgeleid van het Griekse organon, dat werktuig of hulpmiddel betekent. Een
organisatie is dus een hulpmiddel om iets te bereiken. Meestal bedoelen we met organisatie echter een
gezamenlijke poging een doel te bereiken. Samen kun je meer dan alleen: je kunt fysieke kracht en
denkkracht bundelen, en taken verdelen. Een organisatie is dus een doelgericht samenwerkingsverband.

Zonder samenwerking zou er geen school, ziekenhuis, openbaar vervoer, stad of staat bestaan. Alleen
mensen, gebouwen en hulpmiddelen zijn concreet, tastbaar. Organisaties, doelen en werkmethoden zijn
ideeën, gedachtenconstructies en daardoor niet-tastbaar, niet concreet. Dat maakt het lastig er een goed
beeld van te krijgen.

Welke andere termen zijn er voor ‘’organisatie’’?
Behalve het woord organisatie worden ook de woorden instelling, instituut en inrichting gebruikt.
Betekenen deze woorden allemaal hetzelfde? Ze worden vaak door elkaar gebruikt. Het woord
organisatie is de algemene, brede term die te gebruiken is voor alle mogelijke doelgerichte
samenwerkingsverbanden.

Het woord instelling verwijst naar het feit dat er ooit iets is opgericht (ingesteld) met een specifiek doel.
Een school, bijvoorbeeld, kun je een instelling noemen, namelijk een instelling voor onderwijs. Het woord
instituut is de verlatijnste vorm van het woord instelling. Het woord inrichting verwijst ook naar het doel,
het is zo ingericht of georganiseerd dat het doel bereikt kan worden, zoals een inrichting voor
geesteszieken of een strafinrichting.

Hoezo worden organisaties onderverdeeld?
Omdat er zeer veel soorten organisaties bestaan, is het handig ze onder te verdelen. Hierna volgt een
indeling op grond van de doelen die zij nastreven, de hulpmiddelen die ze gebruiken, hun geschiedenis,
de structuur of manier van werken, de invloed van medewerkers, de rechtsvorm en andere
onderscheidende kenmerken.

 Het soort doelstelling: sociaal-cultureel (toneelvereniging), maatschappelijk (ziekenhuis),
economisch (Philips), politiek (PvdA), staatsrechtelijk (Rijksoverheid, provincie, gemeente). Een
belangrijke tweedeling wat betreft het doel is: commercieel of maatschappelijk. Het eerste type
organisatie streeft naar winst voor de eigenaren, het tweede streeft naar iets goeds of nuttigs
voor anderen.

 De beschikbare hulpmiddelen; bron van financiering: commercieel (Philips) of (ten dele)
gesubsidieerd (Noord-Nederlands Orkest); hoeveelheid beschikbare middelen of aantal
medewerkers. Dit is natuurlijk relatief: een organisatie met meer dan honderd medewerkers is
groot, een instelling met drie medewerkers is klein.




1

,  De leeftijd en geschiedenis van de organisatie: Sommige organisaties staan nog in de
kinderschoenen, andere bestaan al meer dan honderd jaar en hebben daardoor een lange
traditie. Vaak zijn oude organisaties groter dan zeer jonge, al kunnen organisaties ook een hele
levenscyclus doormaken van ontstaan, via groei naar wasdom, naar krimp en opheffing.

 De organisatiestructuur: Vooral kleine organisaties zijn meestal eenvoudig en overzichtelijk;
grote organisaties zijn vaak zeer complex; een organisatie met één team en één teamleider is
eenvoudig. Een organisatie met veel vestigingen en onderafdelingen is complex. Dit heeft
gevolgen voor de manier van werken en de interne communicatie.

 De invloed van medewerkers: Hier spreek je van ‘horizontaal’ of ‘plat’ tegenover ‘verticaal’ of
‘hiërarchisch’. In een horizontale organisatie is iedereen ongeveer gelijk; in een verticale
organisatie heb je directeuren, lagere chefs en uitvoerend personeel.

 De rechtsvorm: Voor commerciële organisaties bestaan andere rechtsvormen dan voor ideële
organisaties. De rechtsvorm regelt onder andere de mate van aansprakelijkheid van de eigenaren
en bestuurders van de organisatie. Voor commerciële organisaties, meestal ‘bedrijven’ genoemd,
heb je het eenmansbedrijf, de nv (naamloze vennootschap), bv (besloten vennootschap), en vof
(vennootschap onder firma). Voor ideële organisaties heb je de stichting en de vereniging. Het
gaat er immers om wie je moet aanspreken als je klachten hebt, geld tegoed hebt, of iets wilt
regelen met een organisatie.

Op welke micro-, meso- en macroniveaus bestaat een organisatie?
In dit boek gebruiken ze het woord organisatie vooral voor zorg- en welzijnsinstellingen. Dit is het
microniveau van organisaties. Er bestaat ook een macroniveau van organisaties; dat slaat op de grotere
samenhang van instellingen die min of meer hetzelfde doel nastreven: zorg of welzijn. Neem bijvoorbeeld
het terrein van de gezondheidszorg. Daar vind je artsen (waaronder huisartsen en specialisten),
tandartsen, apothekers, psychiaters, psychologen, therapeuten, verpleegkundigen, verloskundigen
enzovoort. Allen zijn verbonden aan hun eigen instituut, instelling, organisatie, tehuis of ziekenhuis.

Heeft iedere organisatie een winst oogmerk?
Elke organisatie, of dat nu een gesubsidieerde welzijnsinstelling, een overheidsorgaan of een commercieel
bedrijf is, heeft te maken met het afstemmen van doelen en middelen. Daarin zijn zij gelijk. De manier
waarop dat gebeurt, is echter verschillend. Er is een belangrijk verschil tussen profit organisaties en non-
profitorganisaties . Door deze verschillen te belichten wordt duidelijk wat het eigen karakter is van
welzijnsinstellingen die in de non-profitsector zitten. Profitorganisaties zijn ondernemingen die goederen
of diensten verkopen aan klanten met het doel er winst aan over te houden.

Wat is het verschil tussen ondernemingen, commerciële dienstverlening en dienstverlenende
organisaties?
Ondernemingen produceren goederen of diensten. Goederen zijn tastbare producten die je ziet in
winkels, zoals voedsel, kleding, computers en meubels. Bij commerciële dienstverlening, zoals een
belastingadviesbureau, een advocatenkantoor en een ingenieursbureau, staat de relatie met de klant
centraal. Diensten kun je namelijk niet in een werkplaats fabriceren, in de etalage uitstallen en laten
bekijken en testen, want zij komen al werkend tot stand, toegespitst op de wensen en de situatie van de
klant. Ook een kapper en een taxichauffeur zijn commerciële dienstverleners. Een dienstverlenende
organisatie is een duurzaam samenwerkingsverband van mensen en middelen dat als gemeenschappelijk
doel heeft diensten te verlenen aan klanten die daar behoefte aan hebben.




2

,Wat is de rol van de markt?
Sinds het begin van de economische wetenschap (Smith 1776) wordt de vrije markt gezien als het
mechanisme om aanbod en vraag met elkaar te verbinden. Biedt een ondernemer zijn producten tegen
een te hoge prijs aan, dat wil zeggen hoger dan concurrenten doen, dan kan de klant naar die concurrent
overstappen. Om dat te verhinderen dient de ondernemer dus dicht bij zijn kostprijs te gaan zitten. Het
gevolg is – althans in theorie – dat prijzen hun kostprijs benaderen.

Voor het bedrijf is de winst een graadmeter voor succes. Is de winst laag of zelfs helemaal verdwenen,
dan zal het bedrijf zijn kosten moeten zien te drukken, zijn verkoopprijs moeten verhogen, of andere
markten moeten opzoeken die winstgevender zijn. Is de winst hoog, dan zullen de aanbieders hun aanbod
verhogen en zullen er concurrenten toevloeien die ook willen meeprofiteren van deze winstgevende
markt. Daardoor neemt het aanbod toe en zakt de prijs.

Welke vormen van markt concurrentie bestaan er?
In de praktijk is er vaak onvolkomen concurrentie: producten verschillen van elkaar (zeker volgens de
reclame) en de consument weet vaak niet welke waar hij krijgt voor zijn geld. Soms ontbreekt
concurrentie en is er geen overstap mogelijk. Dan is er sprake van een monopolie : één ondernemer
beheerst de markt. Bij alles wat de overheid exclusief aan burgers aanbiedt (zoals paspoorten), bestaat er
een monopoliesituatie. Bij een aantal producten zijn er slechts enkele, grote aanbieders, die elkaars
producten en prijzen nauwgezet in de gaten houden, en soms maken zij prijsafspraken en verdelen ze de
markt; dan is er sprake van een oligopolie. Dit geldt vooral voor brandstof, energie en openbaar vervoer.

Waarom kadert de overheid de markten in?
De overheid kadert de markt in om te verhinderen dat de productie ons allen schaadt door
milieuvervuiling, of dat de klant oneerlijk wordt behandeld, of de werknemers in een slechte
arbeidsomgeving moeten werken (Hinderwet, milieuwetgeving, arbo-wetgeving, wet economische
mededinging, Autoriteit Financiële Markten, cao enz.). Ook zorgt de overheid voor een infrastructuur
(industrieterreinen, wegen, een communicatienetwerk enz.) waardoor het marktmechanisme kan
werken. Overigens behandelt de overheid bedrijven niet gelijk: het ene bedrijf (bijv. Starbucks) mag
minder belasting betalen dan het andere (DE), het ene bedrijf dat failliet gaat (ABN/AMRO) wordt gered,
het andere niet (V&D).

Welke rechtsvormen voor ondernemingen zijn er?
Ondernemingen kunnen zeer verschillende rechtsvormen hebben; daarbij verschilt de mate waarin
deelnemers bijdragen in het kapitaal van de onderneming en aansprakelijk zijn voor de kosten:

 de eenmanszaak, ook wel zzp’er genoemd (zelfstandige zonder personeel). Hier is de
ondernemer zelf aansprakelijk;
 de vennootschap onder firma (vof), waarin een aantal ondernemers samen een onderneming
bezitten en runnen, en persoonlijk aansprakelijk blijven voor de financiële verplichtingen van de
vof;
 de besloten vennootschap (bv), waarin deelnemers een aandeel hebben in de onderneming en
niet persoonlijk aansprakelijk zijn voor de financiële verplichtingen van de bv als rechtspersoon;
 de naamloze vennootschap (nv), waarbij beleggers – via de aandelenmarkt – een aandeel
kunnen nemen in de onderneming.




3

, Hoe werkt een commercieel bedrijf in de non-profit sector?
De werkwijze van het commerciële bedrijf is steeds meer het voorbeeld waaraan de non-profitsector zich
spiegelt. Bedrijven zijn veelal opgedeeld in ‘divisies ’ (afdelingen) met een eigen taakstelling. Om deze
taken te kunnen uitvoeren, moeten deze divisies hun eigen kosten terugverdienen. Ze moeten dus een
omzet draaien of een bijdrage leveren aan de omzet van het bedrijf die al hun kosten dekt. Denk hierbij
bijvoorbeeld aan de gemeente die is opgesplitst in verschillende afdelingen.

Welzijnsinstellingen worden ook steeds kostenbewuster. Financiering is niet meer vanzelfsprekend. De
moderne welzijnsinstelling heeft een ondernemend bestuur en een actief sturende directie; de
medewerkers moeten creatief, productief en kwaliteitsbewust zijn. Begrippen uit de commerciële sector
zoals productiviteit, innovatie, rendement, groei, kostenbewaking, kosten-batenanalyse en
marktontwikkeling zijn steeds meer gemeengoed in de welzijnssector. Wat wetgeving betreft gaat het
hier om onder andere de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) in Nederland.

Wat wordt er bedoeld met het begrip ‘’not-for-profit’’?
Net als ondernemingen moeten ook de non-profitinstellingen een goed ‘product’ aanbieden en zorgen
dat de inkomsten de uitgaven dekken. Velen hanteren bedrijfseconomische principes om opbrengsten te
genereren en kosten te beperken. In dat opzicht bestaat er toch enige overeenkomst tussen de
profitsector en de non-profitsector. Daarom wordt tegenwoordig steeds vaker over de not-for-
profitsector gesproken in plaats van over de non-profitsector.

Not-for-profitorganisaties zijn organisaties die een ideëel doel proberen te realiseren aan de hand van
bedrijfseconomische principes. Deze ontwikkeling zie je onder meer in de zorg (ziekenhuizen, klinieken),
het onderwijs, de sociale woningsector en bij de overheid.

Wat is het verschil tussen een ideële en commerciële organisatie?
In de dienstverlening kom je zowel commerciële als ideële organisaties tegen. De commerciële streven
naar winst, zoals bijvoorbeeld de privékliniek en het advocatenkantoor. De ideële organisaties zijn
opgericht om een maatschappelijk doel te realiseren, niet om winst te maken. Hiervan zijn er twee
hoofdvormen: de stichting en de vereniging. Veel maatschappelijke dienstverlening heeft de rechtsvorm
van stichting of vereniging.

Wat is een stichting?
Een stichting is een rechtspersoon waarin een bestuur een vermogen of andere middelen aanwendt voor
een ideëel doel. Een stichting bestaat formeel alleen uit een bestuur en een vermogen of een
inkomstenbron. Het bestuur wendt dat geld aan voor een goed doel.

Al eeuwen geleden ontstonden er stichtingen, vaak opgericht voor het beheer van bijvoorbeeld de erfenis
van een rijke weduwe, om iets goeds te doen voor hulpbehoevende medemensen. Het ging hierbij vaak
om armenzorg, huisvesting van daklozen of medische zorg.

Wat is een vereniging?
Een vereniging is een samenwerkingsverband van leden die een gemeenschappelijk ideëel doel nastreven.
Net als de stichting heeft de vereniging dus een ideëel doel. Het doel zie je vaak in de aanduiding van de
vereniging: sportvereniging, toneelvereniging, woningbouwvereniging. Een vereniging is een




4

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller SFreud. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $4.79. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

73918 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$4.79  87x  sold
  • (14)
  Add to cart