KVL bij mensen met ontwikkelingsstoornissen samenvatting - Orthopedagogie - HoGent (18/20)
3 views 0 purchase
Course
KVL bij personen met ontwikkelingsstoornissen
Institution
Hogeschool Gent (HoGent)
Book
Wijzer in ontwikkelingsstoornissen
Volledige samenvatting van het OLOD KVL Ontwikkelingsstoornissen. Ik ben naar alle lessen geweest. Ik heb deze samenvatting gemaakt adhv de notities tijdens de les, de ppt's van de lessen en het boek Wijzer in Ontwikkelingsstoornissen.
Ik had een 18/20 op het examen.
Gebruikt: Powerpoints van de ...
1 Terminologie en afbakening
Neurobiologische ontwikkelingsstoornissen (DSM-5)
1.1 Definitie
“Een ontwikkelingsstoornis is een neurobiologische stoornis die in de (vroege)
ontwikkelingsperiode tot uiting komt, die gekenmerkt wordt door
ontwikkelingsachterstanden op een of meerdere functiedomeinen en die
levenslang beperkingen veroorzaakt in het persoonlijk, sociale, schoolse of
beroepsmatig functioneren.”
1.2 Soorten
Ontwikkelingsstoornissen: ADHD, Leerstoornis, ASS
Verstandelijke beperking: cognitieve functies
Communicatiestoornissen: taal, spraak en/of sociale communicatie
Autismespectrumstoornis (ASS)
Aandachtsdeficiëntie -/hyperactiviteitsstoornis (ADHD)
(Specifieke) leerstoornissen: basale schoolse vaardigheden
Motorische stoornissen: DCD, stereotiepe-bewegingsstoornis en de ticstoornis
Subtype Fenotype/beeld
Variatie binnen een ontwikkelingsstoornis hebben meestal dezelfde oorzaak
Meer dimensionele benadering i.p.v. sterk categoriaal
Dynamische concept i.p.v. statisch concept
1.3 Criteria stoornis
Significant meer problemen
dan gemiddeld
Op verschillende dimensies
De problemen zijn
hardnekkig/persistent
De problemen zijn pervasief
Niet leeftijdsadequaat
Significante belemmeringen in dagdagelijks leven
Classificatie
DSM IV DSM-5 (iets meer dimensioneel)
AutismeSPECTRUMstoornis Graad van ernst bij ADHD
1.4 Secundaire kenmerken
Primaire gedragskenmerken = kernsymptomen = diagnostische kenmerken
Secundaire gedragskenmerken = gevolg van de primaire kenmerken
Secundaire kenmerken ontwikkelingsstoornissen
Vaak voorkomende gevolgen op psycho-sociaal vlak:
Faalervaringen
, Grote frustraties, schaamte- Externaliserende problemen
gevoelens en demotivatie Leerproblemen
Laag zelfbeeld Afwijzing door leeftijdsgenoten
Inadequate attributiestijl Negatieve interacties met
‘fixed’ mindset’ volwassenen
Faalangstig Participatieproblemen
Internaliserende problemen
! Belang van de omgeving in verhogen psychosociaal welbevinden!
Creëren van een stimulerende omgeving
Kinderen zelf keuzes laten maken of betrekken beslissingen
Belang van succeservaringen
Steun, begrip en erkenning uit omgeving
(Psycho)educatie aan kind en omgeving
2 Denkkaders
2.1 Inleiding
Bio-ecologische visie Het BEM-model: een visie op het ontstaan van een
ontwikkelingsstoornis
Bio-psychosociale visie ICF-model
2.2 Het BEM-model: een visie op het ontstaan van een ontwikkelingsstoornis
Bio-ecologische en
multifactoriële etiologie
Multilevel model 4
analyseniveaus: genen,
hersenen, neuro-
psychologie/cognitieve
processen en gedrag
Multideficit model
analyseniveaus en om-
geving in wisselwerking
Transactioneel model
verschillende
factoren voortdurend in
interactie
2.4 Risico- en beschermende factoren
Risicofactoren (invloed op niveau van functioneren)
Kind-factoren Omgevingsfactoren
Lagere intelligentie Psychische problemen bij ouders
Moeilijk temperament Inadequate opvoedingsvaardigheden
Roken op jonge leeftijd Negatieve ouder-kind interacties
Bekritiserende houding leerkracht
Beschermende factoren (invloed op niveau van functioneren)
Kind-factoren Omgevingsfactoren
Hogere intelligentie Positief gezinsklimaat
Een goede emotieregulatie Begrip van de leerkracht
Sterke motivatie Sociale steun
Positief zelfbeeld
,Hoofdstuk 2: Diagnostiek en begeleiding bij ontwikkelingsstoornissen
1 Inleiding
Diagnostiek – begeleiding
Diagnostiek: proces van aanmelding tot conclusie, hypothesen die worden afgetoetst
diagnostiek in enge zin (diagnose/label of niet?)
Begeleiding: alle ondersteuningsvormen
Zin en onzin van diagnoses
Nadelen & Voordelen
Conclusie
Diagnose geen doel op zich, maar richtinggevend voor ondersteuning
Ook oog voor sterktes
Centrale focus is kind achter label
2 Soorten diagnostiek
Twee verschillende indelingen:
Onderkennende, verklarende en handelingsgerichte diagnostiek
Screening, (categoriaal classificerende) diagnostisch onderzoek en assessment
2.1 Onderkennende, verklarende en handelingsgerichte diagnostiek
Onderkennende diagnostiek: wat is er met dit kind aan de hand?, beschrijvend
Verklarende diagnostiek: wat is de oorzaak van dit probleem?, wat zijn de
beïnvloedende factoren die een rol spelen in het functioneren van dit kind?
Handelingsgerichte diagnostiek: hoe kunnen we dit kind het best begeleiden?
2.2 Screening, diagnostisch onderzoek en assessment
Screening: eerste stap in het kader van onderkennende diagnostiek,
screeningsinstrumenten
,Diagnostisch onderzoek: formele (onderkennende) diagnostiek
Classificatiesystemen bv. DSM, ICD, ICF
Assessment: zwakke punten of kwetsbaarheden, sterke punten of kwaliteiten geven,
informatie verzamelen over het kind zelf evenals de omgeving
Aandachtspunten bij diagnostiek
Comorbiditeit en dubbeldiagnoses
Differentiaaldiagnostiek
Multidisciplinair en multimodaal
Over – en onderdiagnosticering
2.5 Diagnostisch proces bij ontwikkelingsstoornis
Hoofdzakelijk gebaseerd op:
Onderkennende (beschrijvende) diagnostiek: Wat is er aan de hand? gedrag
Indicerende (handelingsgerichte) diagnostiek: Wat kunnen we het beste doen?
Verschillende fase
1. Verkenningsfase
2. Strategiefase
3. Onderzoeksfase
4. Integratiefase
5. Adviesfase
Verkenningsfase
1 Aanmelding
2 Eerste informatieverzameling:
Intake- en vervolggesprekken met verschillende informanten
Studie van bestaande gegevens
Brede screeningsvragenlijsten laten invullen (ASEBA: YSR, CBCL, TRF)
Strategiefase
1 Hypothesen formuleren (Bv. Heeft het kind ADHD of niet?)
2 Diagnostisch scenario bepalen (nog niet uitvoeren)
Onderzoeksfase
1 Toetsen onderkennende hypothesen
2 Meerdere informanten en gebruik combinatie van instrumenten
(multidisciplinair-assessment op verschillende terreinen, intelligentie – of
ontwikkelingsonderzoek, medisch onderzoek)
3 Bijkomend assessment evt. nieuwe hypothesen
4 Inventariseren van ondersteuningsbehoeften kind en omgeving.
Integratiefase
1 Info verwerken en interpreteren van de testgegevens per discipline
2 Multidisciplinair teamoverleg, beslissen over diagnose en indicatiestelling;
3 Verslaggeving
4 Voorbereiden adviesgesprek
Adviesfase
1 Adviesgesprek met de ouders en eventueel het kind
Bespreken van de resultaten
Concreet advies geven
Ruimte voor het stellen van vragen en uiten van bezorgdheden
2.6 Begeleidingsopties
Instanties voor diagnostiek en begeleiding in Vlaanderen (kennen!)
, Farmacotherapie
Functietraining
Vaardigheidstraining
Psycho-sociale begeleiding: (1) psychologische begeleiding, (2) Psycho-educatie
Aanpassingen in de sociale en fysieke context
2.7 Instanties voor diagnostiek in Vlaanderen
CLB = Centrum voor leerlingenbegeleiding
Multidisciplinair team (psycholoog, pedagoog, sociaal/ maatschappelijk werker,
medische discipline)
Vnl. gespecialiseerd in diagnostiek van leerstoornissen
Laagdrempelig (1ste lijn). Iedereen kan er terecht (kind, ouder, leerkracht)
Volledig gratis
CAR = Centrum voor ambulante revalidatie
Multidisciplinair team
Meestal gespecialiseerd in diagnostiek en begeleiding van ontw. stnissen
Diagnostisch onderzoek met oog op verdere begeleiding
Enkel toegang via doorverwijzing arts (2de lijns)
Gesubsidieerd door overheid, goedkoop (minder 2 euro/consult)
COS = Centrum voor Ontwikkelingsstoornissen
Multidisciplinair team (werking: onderzoekstraject, opvolging en RCA)
Opsporen en diagnosticeren van OS bij jonge kinderen, voorstel behandel- en
begeleidingsplan + gericht doorverwijzen naar geschikte ondersteuning
4 centra in Vlaanderen en 2 Antennepunten
Verbonden aan Universitair ziekenhuis
Gesubsidieerd door overheid (goedkoop max. 75 euro/case)
Bij aanmelding wordt gevraagd naar doorverwijzer (maar kan gebeuren door de
ouders zelf)
RCA = Referentiecentrum Autismespectrumstoornissen
Multidisciplinair team
Diagnostiek bij kinderen en volwassenen met ASS
Coördinatie (opvolging en evaluatie) van ondersteuning
4 centra in Vlaanderen die nauw samenwerken met COS en
kinderpsychiatrische dienst UZ uit regio
Gesubsidieerd door overheid (goedkoop minder 2 euro/consult)
Bij aanmelding wordt gevraagd naar doorverwijzer (“”)
CGG = Centrum voor Geestelijke Gezondheidszorg
Sommige centra diagnostiek en begeleiding van kinderen en volwassenen met
ontwikkelingsstoornissen
Bij voorkeur na doorverwijzing arts (CLB/huisarts)
Gesubsidieerd door overheid (goedkoop, 11euro/consult)
20-tal centra in Vlaanderen
Niet gesubsidieerd: multidisciplinaire privépraktijk en residentiële centra
Instanties voor begeleiding in Vlaanderen: CAR, CGG, Mono – en Multidisciplinaire
praktijk, Specifieke diensten vb. MFC,DIO, …
,Het verhaal van An en Len in hun zoektocht naar diagnostiek voor hun zoontje Fran
Waar botsen An en Len op in hun zoektocht naar een diagnose en bijgevolg
ondersteuning op maat voor hun zoontje Fran?
Lange wachttijden, twijfelen, doelgroep verkleinen (tot 7 jaar), duur bij privé
Waarom is vroegdiagnostiek zo belangrijk bij ontwikkelingsstoornissen?
Plasticiteit van de hersenen neemt af met de jaren, hoe jonger hoe vervormbaarder. Er
is een kritische periode waarin het kind bepaalde vaardigheden kan aanleren.
,Hoofdstuk 5: Autismespectrumstoornis (ASS)
1 Inleiding: Wat is autisme?
1911: woord autisme ontstaan (symptomen van
schizofrenie hallucinatie en fantasieën)
1939-1945: refrigerator mother
1980: Hans Asperger’s vertaald (DSM3)
Nu: autismespectrumstoornis
Autismespectrumstoornis (ASS) is de overkoepelende
term die wordt gebruikt om alle stoornissen binnen het
autismespectrum aan te duiden. Voor het beschrijven
van deze stoornissen werden doorheen de geschiedenis
verschillende benamingen gebruikt, waaronder vroeg
infantiel autisme (Kanner), autistische psychopathie
(Asperger) en Pervasieve Ontwikkelingsstoornissen. De huidige term ASS geeft beter
weer dat het om een spectrum gaat, een brede waaier aan verschijningsvormen.
“ASS is een stoornis gekenmerkt door een hardnekkig patroon van zowel
significante beperkingen in de sociale omgang als beperkte, repetitieve interesses en
gedragingen (Van de Voorde, 20)” = DYADE
Stoornis = aangeboren, duidelijk tijdens de vroege ontwikkelingsperiode
Hardnekkig = symptomen blijven aanhouden en verdwijnen niet zomaar vanzelf of
met intensieve ondersteuning.
Significante beperkingen = ernstig, betekenisvol of klinisch. Duidelijke belemmering.
Sociale omgang = non-verbaal, sociale interacties/relaties, probleem wederkerigheid
Beperkte, repetitieve interesses en gedragingen = stereotiepe gedragspatronen,
weinig gevarieerd en telkens worden herhaald
ASS is een typische ontwikkelingsstoornis omdat ASS meer voorkomt bij jongens dan
bij meisjes.
De belangrijkste factoren voor een gunstige prognose van ASS zijn normale
begaafdheid en taalontwikkeling voor 6 jaar.
2 Kenmerken
2.1 Primaire gedragskenmerken
Primaire gedragskenmerken
1) Ernstige en aanhoudende problemen met
wederkerige sociale communicatie en
interactie
kwalitatieve tekorten in non-verbaal
gedrag, vaak tekorten in taal en spraak
gebrek aan wederkerigheid zowel in
interacties als delen van emoties, moeite om
relaties met anderen te begrijpen en te
ontwikkelen
, 2) Beperkte en repetitieve gedragspatronen, interesses en activiteiten
Motorische stereotypieën (stimming)
Stereotiep en repetitief gebruik van voorwerpen (speelgoed op rijtje)
Stereotiepe en repetitieve spraak (echolalie)
Rigiditeit of gemis aan flexibiliteit (starre denkpatronen, rituelen en routines)
Bijzondere specifieke interesses (preoccupaties)
Hypersensitiviteit voor bepaalde zintuigelijke prikkels (hyposensitiviteit)
Grote heterogeniteit in de kenmerken die ze vertonen, in hun beperkingen en
mogelijkheden terwijl in media soms een eenzijdig beeld.
Grote HETEROGENITEIT binnen spectrum
Ernst van de ASS
Variatie gedragskenmerken (leeftijd, ontwikkelingsniveau, IQ, taalvaardigheid,
aanpak, organisaties van de omgeving, bijkomende stoornissen)
Bijkomende problemen: motorische ontwikkeling & taalontwikkeling
2.2 Fenotypes
2.2.1 DSM-IV-TR
Onderscheid maken tussen verschillende subtypes binnen het autismespectrum: (1)
de autistische stoornis, (2) de stoornis van Asperger, (3) de pervasieve
ontwikkelingsstoornis (POS-NAO), (4) de disintegratiestoornis van de kindertijd, en
(5) het syndroom van Rett. Te weinig wetenschappelijke evidentie voor onderscheid
en geen meerwaarde naar de behandeling toe overkoepelende classificatie.
2.3 Secundaire gedragskenmerken
Aanwezigheid extreme angsten Negatief zelfbeeld en last van
Gedragsproblemen depressieve gevoelens
Zelfbeschadigend gedrag Slachtoffer pesterijen
(automutilatie) Negatieve interacties en stress
Eet- en drinkproblemen binnen het gezin
(structuur) Minder kans op zelfstandig leven
Moeite met ADL als volwassenen
Slechte schoolprestaties Risico sociaal isolement
,2.4 Neuropsychologische kenmerken
1. Een gebruik aan centrale coherentie
Dit is de neiging om samenhang te zoeken tussen individuele stimuli (het geheel zien),
rekening houdend met de context. Mensen met ASS zwakke centrale coherentie
contextblindheid.
Kinderen met ASS:
Sterk gericht op details
Minder gebruik makend van context
Contextblindheid
Ook een sterkte!
2. Problemen met theory of mind (ToM)
Theory of Mind =
Begrijpen dat anderen anders denken
Je verplaatsen in de gedachten van anderen
ToM-hypothese: problemen met ToM is belangrijkste oorzaak van problemen in sociale
omgang bij ASS
‘mindblindness’
kritiek (ook bij jonge kinderen <3jaar)
Dit is het vermogen om mentale toestanden zoals gedachten, intenties, gevoelend en
wensen toe te kennen aan zichzelf en anderen, en op basis daarvan op het gedrag van
anderen te participatie.
Kleine kinderen hebben moeite om te begrijpen dat anderen anders denken, zich in de
gedachten van anderen te verplaatsen (= ToM). Meestal kan men dat wel vanaf 4-5j.
, Ook personen met ASS ervaren hier ook problemen mee. Men spreekt van
'mindblindness' ToM-hypothese. Wanneer personen met ASS goede cognitieve
mogelijkheden hebben, kunnen ze wel slagen op de test, maar ze hebben wel moeite
om deze vaardigheden in het dagelijkse leven toe te passen op sociale situaties met
veel impliciet informatie.
De voorlopers van ToM: imitatie, doen alsof, joint attention
3. Problemen met de executieve functies
De executieve dysfunctie theorie stelt dat de problemen van kinderen met ASS
voornamelijk door een probleem met EF worden veroorzaakt. Moeite met cognitieve
flexibiliteit en planning, veranderen van strategie.
Executieve dysfunctie theorie = problemen cognitieve en gedragsmatige rigiditeit bij
kinderen met ASS vnl. veroorzaakt door problemen EF
Moeilijk om van strategie te veranderen
Sterk vasthangen aan externe structuur
Moeilijk zelf kunnen plannen
2.5 Prevalentie en comorbiditeit
Prevalentie
1% van de bevolking (zou volgens VVA tussen 0,6% en 0,7% liggen)
4 keer meer jongens dan meisjes
Grote co-morbiditeit (70-80%)
Verstandelijke beperking
Taalstoornis
Meer dan gemiddeld kans op
Epilepsie
Gehoor – of gezichtsstoornissen
ADHD
DCD
Ticstoornissen
Angst- of stemmingsstoornissen
Slaapstoornissen
2.6 Beloop en prognose
Ouders zien eerste symptomen meestal rond 1-2 jaar
De kenmerken best zichtbaar op 4-5 jaar
Levenslange stoornis
Met stijgende leeftijd vaak verbetering op vlak van sociale competentie, taal en
zelfredzaamheid door gepaste ondersteuning en interventies
Kind-factoren Situationele en omgevingsfactoren
Ernst ASS Mate van vertrouwdheid met ander
Bijkomende problemen en Aanpak omgeving
stoornissen Houding omgeving
Achterstand taal Duidelijkheid en voorspelbaarheid
Intelligentie in de fysieke omgeving
Moeilijk voor kinderen met ASS
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller ElisaCl. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.25. You're not tied to anything after your purchase.