Adolescent Development – Samenvatting literatuur voor tentamen 3 (Take home)
Hoorcollege 11 Dakloze jongeren
Barman-Adhikari, A., Rice, E., Bender, K., Lengnick-Hall, R., Yoshioka-Maxwell, A., & Rhoades, H. (2016).
Social networking technology use and engagement in HIV-related risk and protective behaviors among
homeless youth. Journal of Health Communication, 21, 809-817.
Krabbenborg, M.A.M., Boersma, S.N., van der Veld, W.M., van Hulst, B., Vollenbergh, W.A.M., & Wolf, J.R.L.M.
(2016). A cluster randomized controlled trial testing the effectiveness of Houvast: A strengths-based
intervention for homeless young adults. Research on Social Work Practice, 1-15.
Hoorcollege 12 Middelengebruik en delinquentie door adolescenten
Steinberg, L. (2020). Adolescence (12th Edition). New York: NY, USA: McGraw-Hill.
Hoofdstuk 13 (blz. 364-391)
van Nieuwenhuijzen, M., Junger, M., Velderman,, M.K., Wiefferenk, K.H., Paulussen, T.W.G.M., Hox, J., &
Reijneveld, S.A. (2010). Clustering of health-compromising behavior and delinquency in adolescents
and adults in the Dutch population. Preventive Medicine, 48, 572-578.
Mason, W.A., Hitch, J.E., Kosterman, R., McCarty, C.A., Herrenkohl, T.I., & Hawkins, J.D. (2010). Growth in
adolescent delinquency and alcohol use in relation to young adult crime, alcohol use disorders, and
risky sex: a comparison of youth from low- versus middle-income backgrounds. Journal of Child
Psychology and Psychiatry 51, 1377–1385.
Hoorcollege 13 Media gebruik
Steinberg, L. (2020). Adolescence (12th Edition). New York: NY, USA: McGraw-Hill.
Hoofdstuk 7
Valkenburg, P. M., & Piotrowski , J. T. (2017). Plugged in. How media attract and affect youth. New Haven and
London: Yale university press. Chapter 6 (pp. 78-95).
Hoorcollege 14 Depressie, niet-suïcidale zelfbeschadiging en suïcide
Steinberg, L. (2020). Adolescence (12th Edition). New York: NY, USA: McGraw-Hill.
Hoofdstuk 13 (blz. 391-400)
Barzilay,S., Apter, A., Snir, A et al. (2019). A longitudinal examination of the interpersonal theory of suicide
and effects of school-based suicide prevention interventions in a multinational study of adolescents.
Journal of Child Psychology and Psychiatry, 60, 1104-1111.
Morgan, C., Webb, R.T., Carr, M.J., Kontopantelis, E., Green, J., Chew-Graham, C.A., Kapur, N., & Ashcroft,
D.M. (2017). Incidence, clinical management, and mortality risk following self harm among children
and adolescents: Cohort study in primary care. British Medical Journal, 359. Doi: 10.1136/bmj.j4351.
Hoorcollege 15 Werk en de transitie naar volwassenheid
Steinberg, L. (2020). Adolescence (12th Edition). New York: NY, USA: McGraw-Hill.
Hoofdstuk 7 (blz. 188-195)
Hoofdstuk 12 (blz. 360-363)
Arnett, J.J., Zukaukiene, R. & Sugimura, K. (2014). The new life stage of emerging adulthood at ages 19-29
years : implications for mental health. Lancet Psychiatry, 1(7), 569-576.
,Hoorcollege 11 Dakloze jongeren
Artikel Barman-Adhikari et al.: Social Networking Technology Use and Engagement in
HIV-Related Risk and Protective Behaviors Among Homeless Youth
Onderzoek naar de associaties tussen het gebruik van online sociale netwerktechnologie en Hiv-risicogedrag
onder dakloze jongeren in LA, Californië. Dakloze jongeren zijn waarschijnlijker betrokken in gedragingen die
hen gevoelig maken voor het verkrijgen van Hiv en andere soa’s. Sociale media: vergroot het risico op Hiv
onder jongeren maar kan ook succesvol gebruikt worden als middel om het risico op Hiv te verminderen.
Berichten op sociale media netwerken kunnen het gedrag van adolescenten beïnvloeden omdat ze
bevooroordeelde percepties bieden over wat normatief gedrag is. Dit onderzoek kijkt naar de mate waarop
dakloze jongeren sociale netwerksites gebruiken, met wie ze zich verbinden en naar de inhoud van de
gesprekken.
Methode: 1.046 dakloze jongeren tussen 13 en 24 jaar; survey over
sociale mediagebruik en zelfgerapporteerd Hiv-gerelateerd
risicogedrag; 4 verschillende golven aan dataverzameling.
Dakloos = individuen die op straat leven en individuen die misschien
een stabiele huisvesting hebben (tijdelijke huisvesting of ‘couch
surfing’) maar nog steeds onzeker zijn ondergebracht.
Metingen: achtergrondvariabelen; sociale media gebruik; sociale
media verbondenheid; sociale media communicatie; Hiv gerelateerd
risico- en beschermend gedrag.
Resultaten: 829 jongeren gebruikten sociale netwerksites.
Verbinding met vriendje/vriendinnetje of ‘caseworker’ = grotere kans
op recente Hiv test. Praten over veilige seks = kleinere kans op seks
met iemand online ontmoet, grotere kans op deelname in veilige seks
en een recente Hiv test.
Heteroseksuele jongeren waren minder geneigd online een
sekspartner te ontmoeten en minder waarschijnlijk een Hiv-test te
krijgen.
Discussie: dakloze jongeren zijn actieve gebruikers van sociale
netwerksites en gebruiken sites om te communiceren met een divers
sociaal netwerk over verschillende onderwerpen sociale media als
krachtige mogelijkheid om toegang te krijgen tot, het op leiden van, en ingrijpen in deze typisch moeilijk te
bereiken groep. Interventies gericht op het gebruik van sociale media om jongeren in contact te brengen met
positieve volwassenen en peers zouden ook moeten overwegen om inhoud te integreren rondom veilig
onderhalen over online relaties (online sekspartner = kwetsbaar voor blootstelling aan Hiv of soa’s). Tieners
delen in toenemende mate persoonlijke informatie op social media zoeken naar emotionele steun.
De onderwerpen van communicatie waren meer significant geassocieerd met seksueel risico- en beschermend
gedrag dan het type sociale netwerkverbinding. Praten over persoonlijke doelen via sociale media = deelname
in beschermende gedragingen (condoomgebruik). Praten over risico-onderwerpen is het nadeel van sociale
media gebruiken als interventie, gedragingen worden als normatief gezien. Interventies richten op LGBQ
jongeren.
Conclusie: social mediagebruik is erg prevalent onder deze populatie en de inhoud van deze online interacties
hangt samen met het vertonen van risico- of beschermend gedrag.
Artikel Krabbenborg et al.: A Cluster Randomized Controlled Trial Testing the
Effectiveness of Houvast: A Strengths-Based Intervention for Homeless Young Adults
Doel huidig artikel: de effectiviteit van Houvast testen.
Houvast: ontwikkeld om de kwaliteit van leven te verbeteren van dakloze jongvolwassenen door zich te richten
op hun krachten en het stimuleren van hun capaciteit voor zelfredzaamheid. Belangrijke elementen: een
werkrelatie gebaseerd op vertrouwen en wederzijds respect en het koesteren van hoop, hoogwaardige
communicatie, een positieve niet-oordelende aanpak, probleemoplossing, altijd een 2 e kans bieden, en een
focus op de sterke punten van de jongvolwassene en wat ze kunnen doen i.p.v. op hun problemen en wat ze
niet kunnen doen. professionals moeten respectvol, empathisch, eerlijk en steunend zijn en jongvolwassenen
aanmoedigen zonder autonomie te negeren. Tegelijkertijd vraag naar sociale steun en hulp bij het verbeteren
van huisvesting, sociaal netwerk, financiële situatie en gezondheid. De capaciteit voor groei en herstel als een
aangeboren kenmerken van mensen. Het doel van Houvast is het bereiken van zelf opgestelde doelen door de
jongvolwassene. Daarnaast is het gebaseerd op veerkracht, de zelfdeterminatietheorie en het model van sociale
kwaliteit personen sociaal omarmen in de samenleving; nadruk op sociale participatie.
Methode: interviews bij binnenkomst in de faciliteit en op een later moment; geclusterde, gerandomiseerde,
gecontroleerde studie; vergelijking met gewone zorg. 198 deelnemers (die ook vervolgmeting hebben
afgerond) tussen 17 en 26 jaar.
, Metingen: kwaliteit van leven; functionele en sociale uitkomsten (tevredenheid over sociale relaties,
gezinsrelaties, financiën en gezondheid); zorgbehoeften; mentale gezondheidsuitkomsten; krachtenuitkomsten.
Resultaten: verbeteringen in de kwaliteit van leven; tevredenheid met familierelaties, financiën en
gezondheid; werkzaam of schoolgaand; afname in depressie en zorgbehoeften; toename in autonomie,
competentie en veerkracht voor beide condities.
Op beide meetmomenten scoorden participanten die Houvast ontvingen hoger op kwaliteit van leven, maar ze
verbeterde niet meer dan de controleconditie. Dit gold ook voor tevredenheid met financiën, gezondheid,
autonomie en veerkracht.
De kans dat participanten alcohol, soft drugs of hard drugs gebruikten of dat ze naar school gingen of
werkzaam waren tijdens de vervolgmeting, was niet hoger voor participanten uit de controleconditie.
Houvast: grotere groep rondde het traject succesvol af, kleinere groep stopte vroegtijdig en een kleinere groep
was verhuisd of droeg de zorg over aan een andere zorgaanbieder dan in de controleconditie.
Conclusie: dakloze jongvolwassenen lijken te profiteren van dienstverlening in het algemeen. Het enige
verschil is dat een groter deel participanten in de Houvast interventie de zorg nog ontving tijdens de
vervolgmeting en het traject succesvol afrondde, een kleiner deel stopte vroegtijdig. Opvallend: de
tevredenheid van dakloze jongvolwassen met sociale relaties nam af ondanks de vele aandacht die werd
besteed aan het opbouwen en behouden van een sociaal netwerk.
Hoorcollege 12 Middelengebruik en delinquentie door adolescenten
Boek: hoofdstuk 13 (blz. 364-391) Psychosociale problemen in adolescentie
Algemene principes over problemen in adolescentie
(1) De meeste problemen reflecteren tijdelijke experimentatie: tijdens een periode van ontwikkeling waarin het
normaal is en soms zelfs verwacht wordt dat individuen zoeken naar onafhankelijkheid en zichzelf en hun
relaties met anderen onderzoeken, is het nauwelijks verrassend dat bepaalde experimentatie risicovol is. Er zijn
echter maar weinig tieners die echte problemen ontwikkelen.
(2) Niet alle problemen beginnen in adolescentie: de meeste tieners met terugkerende problemen met de wet
hadden al op jonge leeftijd problemen thuis en op school; veel individuen die depressie ontwikkelen tijdens
adolescentie, leden als kinderen al aan andere typen van psychologische stress (bijv. overmatige angst).
Stemmingsstoornissen en middelen misbruik beginnen wel vaak tijdens adolescentie.
(3) De meeste problemen blijven niet bestaan tot in de volwassenheid: bijv. middelenmisbruik, delinquentie en
eetstoornissen hoger in de adolescente dan de volwassen populatie. Adolescentie is wel een veel voorkomende
leeftijd waarop serieuze mentale stoornissen beginnen; vaak al problematische kindertijd en adolescentie.
(4) Problemen tijdens adolescentie worden niet veroorzaakt door adolescentie: probleemgedrag is bijna nooit
een directe consequentie van normatieve veranderingen van adolescentie.
Psychosociale problemen: hun aard en covariatie. 3 brede categorieën problemen:
- Middelenmisbruik het misbruiken van alcohol of andere drugs in een mate die problemen veroorzaakt
in het leven van een individu; problemen met middelenmisbruik komen vaak samen voor met zowel
externaliserende als internaliserende problemen (comorbiditeit);
- Externaliserende stoornissen psychosociale problemen die zich manifesteren door het naar buiten
keren van de symptomen, zoals bij agressie of delinquentie;
- Internaliserende stoornissen psychosociale problemen die zich manifesteren door het naar binnen
keren van de symptomen, zoals bij depressie of angst (emotionele en cognitieve stress).
Sommige adolescenten ervaren problemen in zowel het externaliserende als internaliserende domein;
multi-probleem adolescenten hebben meer, maar ook meer serieuze problemen (vaak ook veel ergere
familie-ervaringen dan individuen met 1 probleem).
Sekseverschillen: meisjes internaliserende problemen gaan vaak vooraf aan gedragsproblemen
(depressie = problemen met peers = naar antisociale peergroepen = toegenomen kans op
gedragsproblemen); jongens vaker gedragsproblemen die leiden tot depressie, vaak doordat
gedragsproblemen leiden tot academische problemen, wat weer emotionele stress veroorzaakt.
Succesvol behandelen van één soort probleem kan helpen bij het verminderen van andere problemen.
Comorbiditeit van externaliserende problemen: adolescenten wie het ene type gedragsprobleem vertonen,
demonstreren vaak ook een andere.
Probleemgedrag-syndroom de covariatie tussen verschillende typen externaliserende stoornissen waarvan
wordt aangenomen dat ze het gevolg zijn van een onderliggend kenmerk van on-conventionaliteit in zowel de
persoonlijkheid van de adolescent als de sociale omgeving. Niet-conventionele individuen = tolerant naar
afwijkend gedrag, niet sterk verbonden met educatieve of religieuze instellingen, zeer liberaal in opvattingen.
Niet-conventionele omgevingen = een groot aantal individuen deelt deze zelfde houding. Niet-conventionele
individuen in niet-conventionele omgevingen hebben meer kans op een breed scala aan risicogedrag. Aard:
- Aanleg voor afwijkend gedrag kan worden geërfd;
- Biologisch gebaseerde verschillen (geërfd of verworven door ervaring) tussen individuen in opwinding,
sensatie zoeken en on-bevreesdheid;
- Vroege familiecontext waarin voor deviatie vatbare kinderen worden grootgebracht en probleemgedrag als
een soort adaptieve reactie op een vijandige omgeving wordt gekaderd.