1. Zaken. – Lichamelijke goederen, wat je kan vastpakken.
2. Goederen. – Hier heb je 2 soorten goederen:
Lichamelijke goederen: ook zaken genoemd, die kan je vastpakken bv.
een kast, een dier, ...
Onlichamelijke goederen: ook rechten genoemd, deze kan je niet
vastpakken bv. een nalatenschap, een bedrijf (het bezit ervan), ...
Hoofdstuk I. Onderscheid der goederen
AFDELING I. – BELANGRIJKSTE INDELINGEN.
3. Opsomming. – De zaken of goederen kan je als volgt indelen:
A. Gemeenschappelijke goederen
B. Zaken buiten de handel
C. Verbruikbare zaken
D. Vervangbare zaken
E. Lichamelijke of onlichamelijke goederen
F. Roerende of onroerende goederen
G. Goederen van de Staat of van particulieren
4. A. Gemeenschappelijke goederen. – Deze goederen mag iedereen
gebruiken. Ze zijn niet eigendom van iemand, ze zijn
gemeenschappelijk bv. de lucht, de zee, het licht, stromend water,
radiogolven, ...
5. Gebruik van gemeenschappelijke goederen. – Politiewetten houden zich
hier mee bezig.
6. Goederen zonder eigenaar. – Goederen die geen eigenaar hebben
behoren tot de Staat (Art. 713, 539 B.W.). Bv. een vis in een rivier, het
behoort niemand toe maar wel tot de staat.
Er bestaan 2 soorten goederen zonder eigenaar:
Goederen die nooit een eigenaar hebben gehad bv. wilde dieren.
Goederen die de eigenaar prijsgeeft bv. weggooit in de vuilbak.
(Achtergelaten zaken, anderen kunnen het toe-eigenen)
1
Merve Karakaya
, Een wrak/schat = onvrijwillig verloren door de eigenaar, niet
noodzakelijk prijsgegeven.
7. B. Zaken buiten de handel. – Goederen die de wet eraan onttrekt in de
handel te zijn bv. drugs, prostitutie, ...
8. Onvervreemdbare goederen. – Goederen die je niet kan overdragen
(verkopen, tenzij het vrijwillig is) bv. je nieren, bloed, drugs, ...
10. C. Verbruikbare zaken. – Zaken die je niet kan gebruiken zonder dat ze
verdwijnen bv. geld, eten, brandstof... M.a.w. zaken die op geraken door
het gebruik ervan. Niet verbruikbare zaken = een boek, auto, …
11. D. Vervangbare zaken. – Twee zaken zijn onderling vervangbaar wanneer
de ene de plaats van de andere kan innemen bv. twee zakken van
dezelfde steenkool; deze zijn maar eenheden die gewogen, geteld en
gemeten kunnen worden (Art. 1585 BW). Vervangbare zaken zijn meestal
verbruikbaar (eten, geld,…) Niet vervangbare zaken = twee schilderijen of
twee huizen want ze verschillen van elkaar.
16. E. Lichamelijke of onlichamelijke goederen. – Lichamelijke goederen
(huis, gas –met de reuk–, elektriciteit –met het oog–, radiostralen –met het
gehoor– ,...) zijn goederen die onder het bereik van de zintuigen vallen, de
rest is onlichamelijk; niet-tastbare zaken (cliënteel, een handelszaak,..).
Voetnoot 7: elektriciteit is vatbaar voor diefstal! (Meestal doen mensen met
cannabisplantages in huis dat).
18. F. Roerende en onroerende goederen – G. Domeingoederen –
Beide materies bestaan uit 2 aparte afdelingen.
AFDELING II. – ROERENDE EN ONROERENDE GOEDEREN
§ 1. – Inleiding.
19. Begrippen. – Het onderscheid tussen roerend en onroerend is de
vatbaarheid voor verplaatsing. (Art.528 B.W.)
Roerende goederen: goederen die zichzelf kunnen verplaatsen of
verplaatst kunnen worden of losgemaakt kan worden bv. een tafel,
een caravan, een dier, stoomboot, auto, een losstaande kast, ...
Onroerende goederen: grond, en al wat ermee verbonden is;
goederen die je niet kan verplaatsen bv. gebouwen, bomen,
ingebouwde kast...
2
Merve Karakaya
,Verplichte publiciteit voor onroerende goederen = wijze waar men aan
derde aantoont. Een hypotheekbewaarder houdt zich bezig met de publiciteit
van een onroerend goed. Ambtenaar in financiën, moet alle info
doorgeven en houden alles centraal bij.
§ 2. – Onroerende goederen.
22. Logische regels. – Onroerende goederen bezetten in de ruimte een
vaste plaats. Daaraan hebben ze het te danken, dat ze vatbaar zijn voor
een geschreven publiciteit (registers).
24. Opsomming. – Goederen zijn onroerend:
- Naar aard
- Door hun bestemming
- Of naar hun voorwerp (Art. 617 B.W.)
A. – Onroerend naar aard.
25. Begrip. – Onroerende goederen naar aard zijn alle goederen die je niet
kan verplaatsen. Dus: de grond, en al wat eraan vastzit (plant of gebouw).
26. De grond. – De grond omvat ook de ondergrond (Art. 518 B.W.).
27. Planten. – Planten zijn onroerend enkel en alleen als ze wortelvast
verbonden zijn met de grond. (Plant in een pot = roerend).
28. Gebouwen. – Het woord “gebouw” betekent in de ruimere zin: alle soort
werk dat aan de grond vastzit bv. een benzinepomp, spoorrails, een lift,
waterbuizen, kabelnet van de elektrische centrale, alle voorwerpen die
een huis uiterlijk voltooien bv antenne, luiken...
In de ruimste zin is een
gebouw onroerend maar is betwistbaar => serres zijn verplaatsbaar.
29. Het vastzitten. – Het vastzitten aan de grond is een noodzakelijk vereiste
om een onroerend goed te zijn. Er moet wel rekening worden gehouden
met de moderne bouwtechnieken (prefab-constructies worden als
volwaardige gebouwen beschouwd.) -> onroerend goed kan niet zonder
schade worden verplaatst of verwijderd worden. (Houten kermiskramen =
roerend)
B. – Onroerend door bestemming.
3
Merve Karakaya
, 32. Begrip. – Onroerende goederen door bestemming zijn roerende
goederen die verbonden worden aan een onroerend goed bv. een
ingebouwd bad, een aan de muur vastgemaakte bureau, koeien op een
landbouwgrond, landbouwgereedschap...
Roerende goederen worden
gelijkgesteld aan onroerende want ze geven een onroerende zaak haar
volle waarde, ontleent een meerwaarde. Mocht je het apart verkopen zou
het minder opbrengen. Ze vormen samen een geheel.
C. – Onlichamelijke onroerende goederen.
46. Begrip. – Onlichamelijke goederen zijn alle goederen die we niet met
onze zintuigen kunnen waarnemen bv. rechten, vermogen, bibliotheek,
collectie, een nalatenschap, ... Omdat ze geen plaats in de ruimte
bezetten, ontstaat er ook geen kwestie van verplaatsing; onlichamelijke
goederen zijn noch roerend, nog onroerend.
47. Opsomming. – Onroerende goederen naar hun voorwerp (Art. 526
B.W.):
48. 1) Onroerende zakelijke rechten. – Elk zakelijk recht op een onroerend
goed wordt zelf als onroerend beschouwd
a) Zijn altijd onroerend: erfdienstbaarheden, opstal, erfpacht, gebruik,
bewoning,…
b) Zijn onroerend als het voorwerp onroerend is: eigendom, vruchtgebruik,
voorrechten, hypotheek,...
49. 2) Onroerende schuldvorderingen. – Een schuldvordering is het recht
waarbij een persoon (schuldeiser) iets mag eisen van een ander
(schuldenaar). Voorwerp van het recht is de verschuldigde prestatie. (Iets
doen of laten bv. werken, betalen)
53. 3) Rechtsvorderingen. – Het opeisen van je recht d.m.v. een aanklacht
bij de rechter. Dus: alle rechtsvorderingen tot bescherming van
onroerende rechten zijn onroerend bv. revindicatie, de eis tot afpaling, de
eis tot erkenning of ontkenning van erfdienstbaarheid, hypothecaire
vordering, bezitsvorderingen, enz.
§ 3. – Roerende goederen.
4
Merve Karakaya
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller mervenaz. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.25. You're not tied to anything after your purchase.