Dit is een volledige samenvatting van het vak strafvordering gevolgd in schooljaar 2024-25, semester 1.
Alle lessen zijn bijgewoond en zijn verwerkt in deze samenvatting samen met de ppt-slides van de prof. en zijn handboek.
Deze samenvatting vormt dus een volledig samenhangend geheel en perf...
Definitie
Begrip
Strafprocesrecht = geheel van rechtsregels betreffende de opsporing, vervolging en berechting van
personen die ervan verdacht worden een misdrijf te hebben gepleegd. Behoren ook tot het
strafprocesrecht: de regels mbt de organisatie en werking van de strafgerechten en de regels
betreffende de tenuitvoerlegging van de beslissing van deze gerechten.
Het materieel strafrecht wordt in het strafprocesrecht gerealiseerd: de praktische toepassing van het
materieel strafrecht, nl. de berechting en de eventuele bestraffing van de daders van een misdrijf,
kunnen slechts via het strafprocesrecht worden bewerkstelligd.
Synoniemen: formeel strafrecht, strafprocesrecht, strafvordering.
Onderscheid tussen materieel en formeel strafrecht:
Personen tot wie de regels gericht zijn:
- Materieel strafrecht: gericht tot iedereen, de gehele bevolking.
- Formeel strafrecht: in de eerste plaats gericht tot de overheid, tot de personen die met de
toepassing van het strafprocesrecht belast zijn: de politie, staande en zittende magistratuur.
Dit heeft te maken met het inquisitoir karakter van het strafprocesrecht: proces tussen de
gemeenschap (vertegenwoordigd door het OM) en de verdachte.
Inhoud van deze regels:
- Materieel strafrecht: vanzelfsprekende inhoud (bv: niet doden) aangezien het een reeks
fundamentele waarden beschermt. Rechtsfiguren als rechtsvaardigingsgronden,
schulduitsluitingsgronden, verzachtende omstandigheden en verschoningsgronden spreken
voor zich omdat zij het algemeen rechtsgevoel juridisch vertolken.
- Formeel strafrecht: deze regels zijn minder vanzelfsprekend (bv: verjaring), het zijn eerder
‘spelregels’ die niet aan intrinsieke waarden gekoppeld zijn. De beschermde waarden van het
strafprocesrecht liggen op een ander vlak en zijn aan evolutie onderhevig. De regels berusten
op het onderling afwegen van andere belangen (waarheidsvinding, grondrechten…) waardoor
de inhoud vaak diffuus is en makkelijker voor verandering vatbaar.
Sanctionering van schending van deze regels:
- Materieel strafrecht: op elk misdrijf staat een straf en schending van de norm brengt met zich
mee dat de dader zich aan bestraffing blootstelt.
- Formeel strafrecht: niet steeds een sanctie bij de niet-naleving of schending van de
processuele normen. De sanctie staat ook niet vast: soms verval van de strafvordering, soms
bewijsuitsluiting, soms strafvermindering. Van een straf in de materieelrechtelijke betekenis
van “leedtoevoeging” is geen sprake. Processuele sanctie naargelang de norm:
o Nietigheid van de proceshandeling
o Op niveau van de bewijsvoering: onrechtmatig verkregen bewijs (art. 32 VTSv)
1
, o Onontvankelijkheid van de strafvordering of verval van de strafvordering. Verval
sanctioneert het stilzitten van het parket.
o Niet gesanctioneerd omdat het HvC met toepassing van art. 32 VTSv oordeelt dat de
betrokken voorschriften niet op straffe van nietigheid zijn voorgeschreven.
o Art. 21ter VTSv: dmv vertraging is het recht op tegenspraak ernstig en onherstelbaar
aangetast waardoor de beklaagde van rechtsvervolging kan worden ontslaan.
Doelstellingen van het strafproces:
Verschillende belangen staan tegenover elkaar: belang van de gemeenschap (bestraffing van
criminaliteit), het slachtoffer (schadevergoeding) en de verdachte (eerlijk proces).
Strafproces heeft in principe ontdekking van de waarheid tot doel, maar deze waarheidsvinding mag
niet tot stand komen met miskenning van de inviduele grondrechten. Het strafprocesrecht heeft een
dubbele finaliteit: de waarheidsvinding en de bescherming van individuele grondrechten.
Waarheidsvinding en bescherming van individuele grondrechten
- Waarheidsvinding:
o Het strafrecht maakt deel uit van het publiek recht: conflict ten gevolge van plegen
van strafbaar feit, speelt zich af tussen de gemeenschap en de dader. De regels van
het strafprocesrecht zijn in eerste plaats toegeschreven naar de personen belast met
de toepassing ervan: nl. de politie, parket en rechters.
o De regels zijn opgesteld vanuit het openbaar belang: strafproces in zijn geheel nl. de
opsporing, vervolging en berechting heeft als voornaamste doel waarheidsvinding.
De procedurele scenario’s strekken er toe te bepalen op welke wijze de bewijzen
tegen de vermoedelijke dader moeten worden vergaar, hoe rechtscolleges op grond
hiervan tot een veroordeling kunnen komen.
o De houding van het slachtoffer is irrelevant.
- Bescherming individuele grondrechten: in het kader van de waarheidsvinding worden aan de
overheid belangrijke bevoegdheden toegekend die een verregaande beperking van bepaalde
grondrechten kunnen inhouden. Zoals schending van privacy (huiszoeking, observatie,
verborgen camera’s), schending van het briefgeheim en van het eigendomsrecht
(inbeslagname). Het hier beschermd belang is ruimer dan enkel de rechten van verdediging:
de bevoegdheden bestaan niet enkel tav de personen die ervan verdacht worden een misdrijf
te hebben gepleegd, maar ook tav derden.
Onderlinge afweging van waarheidsvinding en individuele grondrechten
- Aanvankelijk stond de finaliteit van de waarheidsvinding centraal.
- Individuele grondrechten: vooral sedert de tweede helft 20e eeuw sinds de totstandkoming
van het EVRM en rechtspraak van het EHRM.
- Voornaamste waarborg is het wettelijk karakter van het overheidsoptreden: beperkingen van
grondrechten moeten steeds op een wettelijke basis berusten en het overheidsoptreden
tegen de burger was gebonden door deze wettelijke bepalingen.
- Legaliteitsbeginsel (art. 12 Gw.): strafvorderlijk overheidsoptreden kan plaatsvinden op grond
van een wet en in de vormen door de wet bepaald. Huiszoeking (art. 15 Gw.), briefgeheim
onschendbaar (art. 29 Gw.) en privacy kan enkel worden beperkt in de gevallen onder de
vwden door de wet bepaald (art. 22 Gw.).
2
, - Inhoudelijke eisen werden niet gesteld, het was voldoende dat het overheidsoptreden op
wettelijke basis berustte opdat het rechtmatig zou zijn.
- Een wet vandaag op zich is niet meer voldoende, de wet moet ook aan bepaalde inhoudelijke
eisen beantwoorden (bv. art. 8 EVRM): de wet moet zekere vwden vervullen opdat de
inbreuk op individuele grondrechten geoorloofd is. Bv: vrijheidsberoving (art. 12 Gw en art. 5
EVRM), huiszoeking, recht op privacy (art. 8 EVRM).
- De belangen van de burger in het algemeen (grondrechten) en van de verdachte in het
bijzonder (rechten van verdediging) wegen door in het strafproces. De waarheidsvinding zal
dan ook in bepaald gevallen moeten wijken hiervoor.
- Concrete afweging van waarheidsvinding en bescherming van de grondrechten (incl. rechten
van verdediging) gebeurt in de rechtspraak: slingerbeweging kan worden vastgesteld.
Oorspronkelijk primeerde de waarheidsvinding, sinds jaren ’60 onder invloed van de
internationale ontwikkeling van mensenrechten, staat het belang van de bescherming van de
grondrechten meer centraal.
- Evolutie in tegengestelde zin in de RS
o Antigoonrechtspraak van HvC: sanctionering van onregelmatigheden begaan bij
bewijsvergaring is versoepeld wat in het nadeel van de verdachte werkt.
Onrechtmatig verkregen bewijs moet door de strafrechter enkel nog in 3 hypotheses
buiten beschouwing worden gelaten (art. 32 VTSv)
o Spijtoptanten: stap achteruit vanuit oogpunt van de rechten van verdediging van de
verdachte.
- De versoepeling is oorspronkelijk bedoeld voor welbepaalde vormen van criminaliteit maar
vindt vaak een algemene toepassing waardoor het strafprocesrecht in zijn algemeenheid
wordt aangetast. De invoering van allerlei beperkingen van grondrechten in de strijd tegen
criminaliteit zou een Trojaans-paard-effect kunnen hebben.
- Nu:
o Veel nadruk op rechtshandhaving (o.a. als gevolg van het terrorisme en 9/11)
o Bv. recente discussie in 2017 over de verlenging van de arrestatietermijn (48/72 uur)
o Artikel 32 VTSv: onrechtmatig verkregen bewijs
Accusatoire en inquisitoire strafrechtspleging
Accusatoir:
- Horizontale processtructuur (zoals bv. in een burgerlijk geding): de aanklager en de
verdediging staan op gelijke voet en vechten met gelijke wapens.
- De partijen hebben het proces volledig zelf in handen. Zij bepalen welke
onderzoeksverrichtingen zullen plaatsvinden en op welke wijze.
- Passieve rol van de rechter, die moet toezien op het correct verloop van de procedure.
- Volledig openbaar tav de partijen en tav het publiek.
Inquisitoir:
- Verticale processtructuur: overheid weegt door op de procesvoering en bepaalt het
procesverloop. De procesvoering wordt niet aan partijen overgelaten maar aan de openbare
aanklager die namens de gemeenschap optreedt.
- Actieve rol van de rechter, zijn taak bestaat erin de waarheid te ontdekken. Hij beschikt over
verregaande bevoegdheden.
3
, - Eerder geheim en niet-tegensprekelijk karakter: achter gesloten deuren aangezien de
verdachte en het publiek niet op de hoogte zijn van het verloop van het onderzoek. De
verdachte wordt beschouwd als het object van de rechtspleging en niet als drager van
rechten.
Zuivere types komen bijna nergens meer voor
- Common law landen (Angelsaksische landen): hoofdzakelijk accusatoir
o Er is een grotere rol voor politie en veel juryrechtspraak. De rechter moet enkel
beslissen over de vraag of de tenlastelegging voldoende bewezen is, het onderzoek
wordt door de politie verricht. Openbaar ministerie bestaat niet en de persoon van
de onderzoeksrechter die aan actieve waarheidsvinding doet is onbestaande.
o Politie zal als eiser optreden tegen de verdachte. Beide partijen moeten elk wat hen
betreft voor de verzameling van bewijs zorgen. De zaak van de politie wordt door een
advocaat gepleit.
o Over de schuld wordt door de jury beslist en de rechter heeft als taak erop toe te zien
dat de bewijsvoering overeenkomstig de regels wordt verricht.
- Continentale landen (Europese landen, Latijns-Amerika): hoofdzakelijk inquisitoir
o Fase voorafgaand aan de terechtzitting: het vooronderzoek dat schriftelijk, geheim en
niet-tegensprekelijk is en gebeurt onder leiding van het OM. Voor dwangbevelen is
een bevoegd onderzoeksmagistraat voorzien: de onderzoeksrechter.
o Daarna vindt de tweede fase plaats: namelijk het onderzoek ter terechtzitting dat
hoofdzakelijk accusatoir is MAAR gebeurt op basis van tijdens het vooronderzoek
samengesteld strafdossier. De fase ter terechtzitting is accusatoir omdat de
rechtspleging openbaar, mondeling en tegensprekelijk is. De rechter speelt een meer
passieve rol dan in het vooronderzoek maar toch vertoont het onderzoek ter
terechtzitting nog inquisitoire trekken. De rechter leidt doorgaans zelf de procedure
op de terechtzitting en kan ambtshalve bijkomende onderzoeksverrichtingen
bevelen. Vooral in assisenzaken verleent de wet aan de rechter een discretionaire
macht om te doen hetgeen hij nuttig acht om de waarheid te vinden (art. 281 Sv).
Strafrechtshervorming in Europa: inquisitoir karakter komt potentieel in aanvaring met het EVRM dat
zijn oorsprong vindt in een accusatoire rechtstraditie.
- Rechtspraak van het EHRM versterkt de accusatoire tendens in Europa: vele landen hebben
inquisitoire trekken in hun strafrechtspleging moeten afzwakken. Hierdoor is een
hervormingsbeweging op gang gebracht in de richting van een meer accusatoire
rechtspleging. Ook de hervormingsbeweging is onderhevig aan slingerbewegingen. De
oorspronkelijke hervormingen benadrukten de verbetering van de rechtspositie van de
vervolgde persoon en de afzwakking van de inquisitoire trekken.
- Eind vorige eeuw stelt men echter een tegenovergestelde tendens vast: meer bevoegdheden
bij bestrijding criminaliteit en meer armslag voor het gerecht (bv: commissie Moons in NL
mbt overdreven rechtsbescherming van de verdachte en de daaropvolgende onverantwoorde
vrijspraken).
- Frankrijk: commissies Delmas Marty (1990) en Léger (2008): in 1990 werd de hervorming van
het Franse strafprocesrecht in een meer accusatoire richting niet aanvaard. In 2009 werd de
commissie Léger opgericht: hervormen en moderniseren van het Franse Sw en Sv.
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller elenadeleersnyder. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $12.21. You're not tied to anything after your purchase.