Dit document bevat een samenvatting van alle voorgeschreven literatuur voor het vak Insolventierecht voor het jaar 2024/2025. Het bevat zowel alles uit het boek Insolventie van Huizink als ook alle voorgeschreven artikelen.
Insolventierecht samenvatting 2024/2025
HC 1: Opties voor de (bijna) insolvente ondernemer
Uit: Huizink, Insolventie
Hoofdstuk 1. Inleidende opmerkingen
1. Faillissement, surseance en schuldsanering
In de eerste titel van de Faillissementswet wordt het faillissement geregeld. In de tweede titel
de surseance van betaling. In de derde titel de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen.
De vierde titel gaat over de Wet continuïteit ondernemingen I (pre-pack) en de WHOA.
1.1 Rechtskarakter
Het faillissement is een algemeen beslag op de goederen van een schuldenaar ten behoeve
van zijn gezamenlijke schuldeisers. Alle goederen worden geëxecuteerd en de opbrengst
wordt onder aftrek van de faillissementskosten uitgekeerd. Zulks met inachtneming van de
hoofdregel van art. 3:277 BW dat de opbrengst gelijkelijk onder de schuldeisers wordt
verdeeld, behoudens door de wet erkende redenen van voorrang.
Surseance van betaling heeft tot gevolg dat een schuldenaar gedurende enige tijd niet tot
betaling van zijn schulden kan worden gedwongen. De verplichting om schulden te betalen is
gedurende de surseance opgeschort. Surseance wordt ook wel uitstel van betaling of
moratorium genoemd. Door het moratorium krijgt de schuldenaar de gelegenheid orde op
zaken te stellen. Na verloop van enige tijd zou hij best in staat kunnen zijn om zijn schuldeisers
genoegdoening te verschaffen. Ook kan hij proberen met hen een (af)betalingsregeling te
treffen, akkoord, art. 252 Fw. Weet de schuldenaar dat niet te bewerkstelligen, dan loopt de
surseance in de regel uit op een faillissement.
De schuldsaneringsregeling biedt de schuldenaren de kans om na verloop van zekere tijd met
een schone lei te beginnen: de vorderingen van de schuldeisers worden omgezet in natuurlijke
verbintenissen. Zij zijn dan niet langer afdwingbaar, art. 358 Fw.
1.2 Verwijtbaarheid schuldenaar
De Faillissementswet spreekt voor het faillissement neutraal van de schuldenaar die in een
toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen, art. 1 Fw. En bij surseance gaat het
over de schuldenaar die voorziet dat hij met het betalen van zijn opeisbare schulden niet zal
kunnen voortgaan, art. 214 lid 1 Fw. Het gaat niet over de kwestie of de schuldenaar een
verwijt kan worden gemaakt van diens financiële onvermogen. De schuldsaneringsregeling
stelt de eis dat van betrokkene redelijkerwijs is te voorzien dat hij niet zal kunnen voortgaan
met het betalen van zijn schulden of in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te
betalen, art. 284 Fw. Voor toepassing van de regeling is nodig dat de schuldenaar ten aanzien
van het ontstaan of onbetaald laten van zijn schulden te goeder trouw is geweest.
2. Verschillende schuldenaren
De gefailleerde en degene aan wie surseance van betaling is verleend worden in de regel
aangeduid als de schuldenaar. Men spreekt in de praktijk ook wel van de failliet en de
gesurseëerde of sursiet.
1
, 3. De Faillissementswet
3.1 Faillissement
Het faillissement wordt ingeluid door het vonnis van faillietverklaring, art. 1 Fw. Het is een
constitutief vonnis. Door het faillissementsbeslag wordt het vermogen van de schuldenaar
gefixeerd. De schuldenaar kan door het faillissement niet langer over zijn goederen
beschikken. Die bevoegdheid is overgegaan op de in het faillissementsvonnis door de
rechtbank aangestelde curator.
De schuldeisers krijgen na faillietverklaring van hun schuldenaar de gelegenheid om hun
vorderingen bij de curator aan te melden. Het bestaan en de omvang van die vorderingen, de
vraag of zij opeisbaar zijn, in hoeverre er voorrang bestaat, wordt allemaal vastgesteld in een
verificatievergadering. Daarin worden de schulden van de gefailleerde vastgesteld en
vastgelegd in een proces-verbaal. Slechts de geverifieerde vorderingen kunnen worden
verhaald op de opbrengst van de onder het faillissementsbeslag vallende goederen van de
schuldenaar. De schuldenaar kan op de verificatievergadering ook een regeling met zijn
schuldeisers treffen. Dit wordt een akkoord genoemd. In de regel komt het erop neer dat de
schuldeisers met gedeeltelijke betaling van hun vordering tegen finale kwijting genoegen
nemen. Zodra het akkoord definitief is, eindigt het faillissement, art. 161 Fw.
De Faillissementswet maakt een onderscheid tussen een conservatoire fase en een
executoriale fase. In de conservatoire fase is de taak van de curator gericht op het veiligstellen
van de goederen die tot de boedel horen. In de executoriale fase is de taak van de curator
gericht op het te gelde maken van het actief (vereffening). De verificatievergadering vormt het
omslagpunt van de ene naar de andere fase. Als de schuldenaar op die vergadering geen
akkoord aanbiedt, verkeert de boedel van rechtswege in staat van insolventie, art. 173 Fw. In
de praktijk is het onderscheid tussen de conservatoire en executoriale fase verwaterd.
3.2 Surseance van betaling
Bij verlening van surseance van betaling benoemt de rechtbank een bewindvoerder, die samen
met de schuldenaar het beheer over diens zaken voert, art. 215 Fw. Ook wordt er een rechter-
commissaris benoemd, die de bewindvoerder op zijn verzoek van advies dient en toezicht
houdt op het handelen van de bewindvoerder, art. 223a Fw. Een sursiet heeft niet de
beschikking over zijn goederen verloren. Hij heeft voor daden van beheer of beschikking echter
de medewerking, machtiging of bijstand van de bewindvoerder nodig, art. 228 lid 1 Fw.
De bewindvoerder moet er in het belang van de schuldeisers voor zorgen dat de schuldenaar
niet derailleert. Zo moet de bewindvoerder in de gaten houden of er geen benadeling van
schuldeisers plaatsheeft. De bewindvoerder kan de rechtbank verzoeken de surseance van
betaling in te trekken, art. 242 Fw.
4. De praktijk
4.1 Surseance van betaling
Een schuldenaar aan wie surseance is verleend, kan niet tegelijkertijd in staat van faillissement
verkeren. Art. 218 lid 6 Fw bepaalt daarom dat indien een faillissementsaanvraag en een
verzoek tot surseance gelijktijdig aanhangig zijn, eerst het surseanceverzoek in behandeling
moet worden genomen. Deze bepaling zou er de oorzaak van zijn dat veel verzoeken tot
verlening van surseance uitsluitend worden gedaan om een faillissement af te wenden.
Weliswaar hebben schuldeisers ingevolge art. 3:277 BW in beginsel gelijke rechten op de
opbrengst van de tot verhaal strekkende goederen van de schuldenaar (paritas creditorum),
maar in diezelfde bepaling wordt daarop een uitzondering gemaakt voor door de wet erkende
redenen van voorrang. Voorrang, zo bepaalt art. 3:278 BW, vloeit voort uit pand, hypotheek en
voorrecht en uit de andere in de wet aangegeven gronden. Schuldeisers met een voorrecht of
2
,zakelijk zekerheidsrecht zijn de preferente crediteuren, de rest concurrente schuldeisers.
Surseance werkt ingevolge art. 232 Fw niet ten aanzien van vorderingen waaraan voorrang is
verbonden. Dit betekent dat het uitstel van betaling geen werking heeft tegenover preferente
crediteuren. Deze schuldeisers kunnen de surseance negeren en hun rechten gewoon
uitoefenen.
Doordat van voorlopige verlening van een surseance onmiddellijk melding wordt gedaan, art.
216 Fw, is snel bekend dat de schuldenaar in betalingsmoeilijkheden verkeert. Leveranciers
en afnemers zullen voorzichtiger worden. Als zij de relatie met de sursiet al niet beëindigen,
zullen zij in elk geval zekerheid verlangen.
4.2 Faillissement
De afwikkeling van faillissementen verloopt in de meeste gevallen anders dan de wetgever
voor ogen stond. De belangrijkste oorzaken daarvan zijn dat er in veel faillissementen maar
weinig actief is om te vereffenen en te verdelen on der gezamenlijke schuldeisers (lege boedel-
problematiek). Daarnaast speelt het relatief grote totaalbedrag van bevoorrechte vorderingen
en de sterke positie van crediteuren wier vordering door pand of hypotheek zijn gedekt een
rol. De moeilijkheid is niet dat deze preferente crediteuren het faillissement kunnen negeren
omdat het tegenover hen geen werking heeft, want daarvan is geen sprake. Maar door de
dominante positie van schuldeisers als de bank, de fiscus, en het UWV komt er van een
verdeling van de opbrengst van de goederen van de schuldenaar onder de concurrente
crediteuren in de meeste gevallen niets terecht.
Krachtens art. 16 Fw kan de rechtbank op voordracht van de rechter-commissaris de opheffing
van het faillissement uitspreken. Wanneer de in een faillissement te realiseren baten zo gering
zijn dat niet te verwachten valt dat het tot een uitkering aan zelfs de preferente crediteuren zal
komen, heeft het weinig zin om het faillissement volledig volgens de Faillissementswet af te
wikkelen. Het faillissement kan dan worden opgeheven en neemt daarmee een einde.
In faillissementen waarin de baten een zodanige omvang hebben dat zij slechts kunnen
strekken tot (gedeeltelijke) voldoening van een of meer bevoorrechte schuldeisers (vaak de
fiscus), heeft het evenmin zin om de hele procedure te doorlopen. Hiervoor is een afdeling aan
de wet toegevoegd die betrekking heeft op de vereenvoudigde afwikkeling van faillissementen
die niet leiden tot enige uitkering aan concurrente crediteuren.
5. Ontwikkelingen
5.2 Europese ontwikkelingen
Op 20 juni 2019 is de Richtlijn (EU) 2019/1023 vastgesteld. Doel van de Richtlijn is de
bevordering van grensoverschrijdende investeringen in de EU en verlaging van de
financieringskosten van ondernemingen en aldus bij te dragen aan de versterking van de
kapitaalmarktunie in de EU. De Richtlijn bepaalt onder meer dat iedere lidstaat erin moet
voorzien dat een onderneming in financiële moeilijkheden toegang heeft tot een preventief
herstructureringsstelsel en dat een ondernemer-natuurlijk persoon kwijtschelding van zijn
schuld kan krijgen.
Op 7 december 2022 heeft de Europese Commissie een Richtlijnvoorstel gedaan ter
harmonisatie van bepaalde aspecten van het insolventierecht. Het voorstel richt zich op drie
aspecten van het insolventierecht: (i) het terugwinnen van vermogensbestanddelen die tot de
boedel behoren (ii) de efficiëntie van insolventieprocedures (iii) de voorspelbare en eerlijke
verdeling van de boedel onder de schuldeisers.
3
, 5.3 Enkele belangrijke wetswijzigingen: herijking faillissementsrecht
In het kader van het wetgevingsprogramma ‘herijking faillissementsrecht’ is op een drietal
gebieden wetgeving in gang gezet. Daarbij gaat het om (i) bestrijding van faillissementsfraude;
(ii) de bevordering van het reorganiserend vermogen van de Faillissementswet; en (iii)
modernisering van de faillissementsprocedure.
In het kader van de bestrijding van faillissementsfraude is in 2016 een civielrechtelijk
bestuursverbod ingevoerd. Verder zijn aanvullende maatregelen getroffen in het wetboek van
strafrecht, van strafvordering en de wet op de economische delicten teneinde de
mogelijkheden tot bestrijding van faillissementsfraude te verbeteren.
Voor wat betreft de versterking van het reorganiserend vermogen van de Faillissementswet
zijn er drie wetsvoorstellen, de Wet continuïteit ondernemingen I, II en III (WCO). De WCO I
strekt tot invoering van de zogenaamde pre-pack, waarbij al voor het faillissement
herstructurering van de onderneming gefaciliteerd wordt. WCO II ziet op de invoering van de
mogelijkheid van een dwangakkoord buiten faillissement, om aldus herstructurering van
problematische schulden bij ondernemingen te flexibiliseren, te bespoedigen en met zo min
mogelijk formaliteiten, kosten en onzekerheden gepaard te doen gaan. Dit voorstel heeft geleid
tot de WHOA. In WCO III zullen verschillende maatregelen worden opgenomen waarmee (i)
de voortzetting van de onderneming tijdens faillissement wordt gefaciliteerd, opdat de curator
in de gelegenheid wordt gesteld het faillissement goed af te wikkelen en (ii) de kansen op een
doorstart van de onderneming (of onderdelen daarvan) vanuit faillissement worden vergroot.
Hoofdstuk 2. Insolventierecht
8. Algemeen beslag
8.1 Faillissement en schuldsanering
Ingevolge art. 20 Fw omvat het faillissement het gehele vermogen van de schuldenaar ten tijde
van de faillietverklaring, alsmede hetgeen hij gedurende het faillissement verwerft. Aansluitend
daarop bepaalt art. 23 Fw dat de schuldenaar door de faillietverklaring van rechtswege de
beschikking en het beheer over zijn tot het faillissement behorend vermogen verliest. Daar
komt bij dat de schuldenaar na zijn faillissement niet langer ten laste van dat vermogen
verplichtingen kan aangaan. Art. 24 Fw bepaalt dienaangaande dat voor verbintenissen van
de schuldenaar, na de faillietverklaring ontstaan, de boedel niet aansprakelijk is dan voor zover
deze ten gevolge daarvan is gebaat. Het vermogen van de schuldenaar wordt als het ware
gefixeerd, opdat de gezamenlijke schuldeisers hun vorderingen daarop kunnen (doen)
verhalen, in evenredigheid en met inachtneming van ieders rechten.
8.2 Surseance van betaling
De surseance is niet gericht op liquidatie van het vermogen van de schuldenaar. De
gesurseëerde heeft niet de beschikking en het beheer over zijn vermogen verloren, maar voor
daden van beheer en beschikking heeft hij wel de medewerking, machtiging of bijstand van de
bewindvoerder nodig, art. 228 lid 1 Fw. Art. 228 lid 2 Fw bepaalt dat de boedel voor
verbintenissen van de schuldenaar, zonder medewerking, machtiging of bijstand van de
bewindvoerder, niet aansprakelijk is dan voor zover deze ten gevolge daarvan is gebaat.
9. Formeel insolventierecht
9.1 Faillissement
De curator wordt belast met het beheer en de vereffening van de boedel, art. 68 Fw. De rechter-
commissaris heeft de rol van toezichthouder op het beheer en de vereffening van de boedel
door de curator, art. 64 Fw.
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller janinehoekstra. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.34. You're not tied to anything after your purchase.