Samenvatting inleiding staats- en bestuursrecht - Universiteit Utrecht
3 views 0 purchase
Course
Inleiding Staats- en Bestuursrecht (RGBUSBR002)
Institution
Universiteit Utrecht (UU)
Book
Beginselen van de democratische rechtsstaat
Volledige samenvatting voor het vak inleiding staats- en bestuursrecht (jaar 1 UU). Iedere lesweek is volledig uitgewerkt (waar jurisprudentie is voorgeschreven is deze ook onderdeel van de samenvatting). Zelf het vak behaald met een 8. Samenvatting is geschreven aan de hand van de 5 beginselen van...
WEEK 1 – BEGINSELEN VAN DE DEMOCRATISCHE RECHTSSTAAT
Juridische verschijnselen, die behoren tot het onderwerp van het staatsrecht en het bestuursrecht, in een casus,
c.q. de actualiteit herkennen
Publiekrecht (strafrecht en staats- en bestuursrecht) is het geheel van rechtsregels die betrekking hebben op
het handelen van de overheid. En regelt ook de verhouding tussen burgers, bedrijven en de overheid. In
tegenstelling tot de gelijke positie van partijen in het privaatrecht, kan de overheid in het publiekrecht via
publiekrechtelijke rechtshandelingen, eenzijdig zonder akkoord van de burger bindende beslissingen nemen.
Welke overheidshandelingen bestaan er?
Publiekrechtelijke rechtshandelingen, oftewel eenzijdige, bindende besluiten (DUO stuurt een brief dat
ik recht heb op studiefinanciering) (het nemen van (eenzijdig bindende) besluiten)
Feitelijk handelen (DUO maakt geld over)
Privaatrechtelijke rechtshandelingen (bijvoorbeeld door grondbezit en verkoop hiervan)
Het staatsrecht en het bestuursrecht lokaliseren binnen het positieve recht (recht wat is vastgesteld en erkend,
vaak ook gedocumenteerd)
De rechtsorde in het geheel van het geldend recht noemen we ook wel het positieve recht. Het staats- en
bestuursrecht is in te delen in een formeel en materieel deel:
Formeel recht: procedurele normen
Materieel recht: inhoudelijke normen
Privaatrecht: horizontaal
Publiekrecht: verticaal
Eenzijdig bindende overheidshandelingen herkennen, de noodzaak daarvan verklaren en uitleggen waarom zij
legitimatie behoeven
De eenzijdige binding houdt in dat de gelding van het besluit niet afhankelijk is van de instemming van degene
tot wie het besluit is gericht. Men is aan een dergelijk besluit gewoon gebonden, of hij dat nou wil of niet.
De bronnen van het staatsrecht en het bestuursrecht benoemen
1. Internationale verdragen
2. Statuut van het Koninkrijk der Nederlanden (regelt sinds 1954 de organisatie van het Konikrijk en de
onderliggende verhoudingen en samenwerking tussen Nederland en de overzeese delen van het
Koninkrijk)
3. Grondwet + andere wetten (regelt de inrichting en het functioneren van de Nederlandse staat en de
staatsorganen en de verdeling van de staatsmacht)
4. AMVB
5. Ministeriele regelingen
6. Provinciale verordeningen
7. Gemeentelijke verordeningen
8. Gewoonterecht (omdat het staatsrecht zich veel ontwikkelt, vinden we dit ook in regels van
gewoonterecht. We spreken van gewoonterecht als een bepaald gebruik waarvan men vindt dat het
juridisch gezien zo hoort)
9. Jurisprudentie (uitspraken van rechters waarin bestaande rechtsregels worden verduidelijkt en
toegepast in een concreet geval)
10. Organieke wet (wetten die betrekking hebben op de organisatie van de staat en waarvan de basis in de
GW is geregeld zoals de Gemeentewet, Provinciewet)
De beginselen van de democratische rechtsstaat in abstracto benoemen en uitleggen
Legaliteitsbeginsel
Alle overheidsoptreden, zeker als het een inbreuk maakt op de rechten en vrijheden van burgers, moet berusten
op een wettelijke grondslag. Er moet dus altijd een grondslag terug te vinden zijn in de GW, in een zogenaamde
wet in formele zin. Een wet die gezamenlijk tot stand is genomen door de regering (koning en ministers) en de
Staten-Generaal (Parlement, dus EK en TK). Het legaliteitsbeginsel beoogt de waarborging van rechtszekerheid
en rechtsgelijkheid. En willekeur van overheidsoptreden te vermijden.
Dat de overheid alleen mag handelen als daar een bevoegdheid voor is in de wet noemen we het positieve
aspect van het legaliteitsbeginsel (grondslag of toegestaan door). Een BOA mag dus niet zomaar een telefoon in
beslag nemen als hij daar niet toe bevoegd is
Als de overheid handelt in strijd met de wet spreken we over het negatieve aspect (in strijd met of beperking).
De TK kan geen wetsvoorstel aannemen zonder meerderheid van stemme, want dit is in strijd met wettelijke
bepalingen over de besluitvorming in de TK. Het bestaande recht beperkt dus via het legaliteitsbeginsel welke
overheidshandelingen wel en niet zijn toegestaan.
Machtenscheiding (Trias Politica) (Montesquieu)
Om misbruik van de overheid te voorkomen worden de belangrijkste overheidsfuncties verdeeld over 3
overheidsmachten:
1. Wetgevende macht (regering en Parlement) maakt algemene regels en controleert de uitvoerende macht
2. Uitvoerende macht (koning en ministers) voert deze regels uit en is verantwoordelijk voor het dagelijks
bestuur
3. Rechterlijke macht controleert de uitvoering van wet en beslist over conflicten tussen burgers en burgers
of burgers en overheid
, INLEIDING STAATS- EN BESTUURSRECHT
Vroeger was er een strikte scheiding tussen deze machten. Tegenwoordig is er eerder sprake van checks and
balances en dus machtsevenwicht. In NL kunnen alleen het Parlement en de regering samen een wet in formele
zin aannemen. Kan het Parlement de regering doen aftreden en kan de regering de TK ontbinden. De rechter
kan de wetgevende of uitvoerende macht terugfluiten. In NL kan de rechter wetten in formele zin en verdragen
niet toetsen aan de grondwet. Dit noemen we het toetsingsverbod.
Regering: koning en ministers
Staten-Generaal/Parlement: EK + TK
Kabinet: ministers en staatssecretarissen
Grondrechten
De inwoners van een rechtsstaat hebben fundamentele rechten en vrijheden. Die de overheid moet
respecteren. Zoals de vrijheid van meningsuiting of privacy. Of deze actief moet realiseren. Zoals zorgen voor
bescherming of verbetering van het leefmilieu.
Klassieke grondrechten
De klassieke grondrechten beschermen de burger tegen ongeoorloofd overheidsoptreden door de burgers
bepaalde rechten voor te schrijven. De klassieke grondrechten vragen van de overheid een dulden (passief).
Het recht op privacy is hiervan een voorbeeld. De overheid wordt hierdoor verplicht om op bepaalde
onderwerpen de burger te respecteren en juist niet te handelen.
Sociale grondrechten (1983)
De sociale grondrechten zijn later dan de klassieke grondrechten in het leven geroepen en hebben
gelijke kansen voor burgers als hoofddoel. Sociale grondrechten roepen de overheid op om zich in te zetten om
bepaalde minimum levensvoorwaarden te bevorderen en te waarborgen. Ze vergen van de overheid juist een
handeling (actief). Voorbeelden zijn het recht op onderwijs en het recht op huisvesting. Een belangrijk kenmerk
van sociale grondrechten is dat ze in beginsel niet af te dwingen zijn voor de rechter.
Rechterlijke controle (op overheidsoptreden tegen burgers)
Dit beginsel is een uitwerking van de vorige 3 beginselen. En vertelt dat een burger heeft recht heeft naar een
onafhankelijke rechter (art. 117 GW) te stappen. Ook tegen beslissingen van de overheid. Niemand mag rechter
zijn in zijn eigen zaak. Legaliteitsvereiste en niets mag in strijd zijn met de grondrechten + ABBB en
rechtstreekse werking van verdragsbepalingen en Unierecht
Democratiebeginsel
Overheidsoptreden moet aanvaardbaar en legitiem zijn voor de burger. De belangrijkste beslissingen moeten
daarom bij meerderheid worden genomen door een verkozen volksvertegenwoordiging, waarbij ook rekening
wordt gehouden met minderheidsgroepen. Kenmerken van dit beginsel zijn het actief en passief kiesrecht,
besluitvorming bij meerderheid.
De beginselen van de democratische rechtsstaat in een casus, c.q. de actualiteit, herkennen en uitleggen op
welke wijze deze beginselen in de casus, c.q. de actualiteit, een rol spelen.
In grote lijnen de totstandkomingsgeschiedenis van de democratische rechtsstaat (= overheid en burgers zijn
gebonden aan het recht) beschrijven
Theocratische staatsopvatting (geen democratische rechtsstaat)
De vorst/soeverein regeert in naam van God en de Princeps (vorst) ligeibus solutus est (is niet gebonden aan de
wet, dit is dus nog geen echte rechtsstaat
Natuurrecht (al iets meer democratische rechtsstaat)
Er gelden onveranderlijke, uit de natuur voortvloeiende rechtsbeginselen. Optreden mag de vorst alleen ten
behoeve van het algemeen belang, anders heeft het volk recht op verzet tegen de tiran. Dit is dus al meer een
rechtsstaat, want de vorst moet optreden in het algemeen belang, dus het belang van burgers. Doet hij dit niet,
dan mogen burgers zich hiertegen verzetten. Een wet die ingaat tegen het natuurrecht is geen wet en dus hoef
je in principe niet te volgen
Feodale staat (standenmaatschappij)
Vorst heeft militaire macht en financiële middelen nodig. Vorst (leenheer) heeft in ruil domeingoederen aan
leenmannen/vazallen. Wederzijdse rechten en plichten (de vorst heeft nu dus ook plichten tegenover deze
mannen. Hier ontstaat dus de adel. Codificatie van gewoonterecht/natuurrecht: voor het eerst werden een soort
van wetten opgeschreven in de Malga Carta (vorst moet zich hieraan houden anders mogen de leenmannen in
opstand komen)
Model van de absolute staat
Reactie op godsdienstoorlogen. Bodin (belangrijk denker): absolute soevereiniteit
Niet van andere machten afhankelijk
Bevoegdheid tot scheppen van nieuw recht
De vorst kan hierdoor dus nieuw recht scheppen: wetten maken om rust terug te brengen in de maatschappij
Klassieke liberale rechtsstaat (17e eeuw)
Locke
- Mensen als individuen met burgerlijke vrijheden
- Geven deel van natuurlijke vrijheid op aan de staat in maatschappelijk contract
- Machtenscheiding
- Constitutionele democratie door middel van representatie
, INLEIDING STAATS- EN BESTUURSRECHT
Montesquieu
- De l’esprit des lois (boek over de geest van de wet) is tot belangrijke inzichten gekomen en geeft
aan dat ieder persoon ooit in de verleiding kan komen om zijn/haar macht te misbruiken)
- Daarom moeten we de macht verdelen in verschillende handen
- Zo kunnen die machten ook toezien op elkaar en deze gaan we strikt scheiden, zodat zij elkaar
kunnen controleren
Rousseau
- Contrat social
- Volonté générale
NL is nu een rechtsstaat. Een staat waarin vrijheid, rechtszekerheid en rechtsgelijkheid voor de burger erg
belangrijk zijn. De macht en het optreden van de overheid wordt daarom begrenst door rechtsregels en de
inwoners hebben fundamentele grondrechten die de overheid moet respecteren.
WEEK 2 – MACHTSVERDELING EN DEMOCRATIE
Het concept van machtsverdeling volgens Montesquieu op hoofdlijnen beschrijven en uitleggen
Montesquieu formuleerde dat in een staat de macht verdeeld zou moeten worden in een driehoek der machten.
De wetgevende macht dient onafhankelijk te opereren van de uitvoerende macht. Beide machten worden weer
gecontroleerd door de rechtssprekende macht. Er zitten in dit model dus drie verschillende machten verpakt:
Wetgevende macht Regering en Staten-Generaal samen
Uitvoerende macht Regering
Rechtsprekende macht Rechterlijke macht
Historisch gezien is het belangrijk om te weten dat het model kan worden gezien als reactie op het destijds
opkomende vorstenabsolutisme. Het model van Montesquieu geeft tegengas aan deze opzet.
Het concept van machtsverdeling in de hedendaagse staatsrechtelijke betekenis in Nederland beschrijven en
uitleggen. Daarbij in het bijzonder ingaan op de manier waarop machtsverdeling tot uiting komt in de
verhouding tussen regering en parlement
In de voorgeschreven literatuur wordt aangestipt dat de machten niet altijd even evident gelijk verdeeld waren.
Dit wordt toegelicht aan de hand van voorbeelden:
De uitvoerende macht (toen nog de Koning) had vroeger zelf ook de algemene bevoegdheid om
zelfstandige maatregelen van bestuur (regels) vast te stellen. Dit betekent dat destijds de uitvoerende
macht ook wetgevende kenmerken had en dus minder gescheiden was van de wetgevende macht.
De rechterlijke macht had in geschillen tussen burger en overheid geen monopolie. In de meeste
gevallen werden zulke geschillen beslecht door een bestuursorgaan en dus niet door een
onafhankelijke rechter.
Horizontale machtsverdeling
Is machtsverdeling waarbij bepaalde organen – die niet in een ondergeschikt verband met elkaar staan, elkaar
nodig hebben voor het uitoefenen van bepaalde bevoegdheden. Macht kan horizontaal worden verdeeld door
checks and balances. Voor bepaalde bevoegdheden van de regering heeft de regering instemming nodig van de
Staten-Generaal. Het vereiste van instemming geeft blijk van checks and balances.
De verticale machtsverdeling
Heeft te maken met het verdelen van bevoegdheden tussen enerzijds hogere en anderzijds lagere overheden.
Deze verdeling houdt ook nauw verband met het onderscheid tussen overheid in centraal en decentraal niveau
(zie hierna). Deze machtsverdeling vloeit niet voort uit het model van Montesquieu, maar vloeit voort uit de
gedachte dat macht niet te veel op één plek geconcentreerd moet worden. De gemeenteraad (samen met het
college van B&W) heeft de bevoegdheid om plaatselijk, in de gemeente, regels op te stellen. Je moet het zo zien
dat de centrale overheid (zie hierna) de bevoegdheid om regels op te stellen voor dat kleine stukje Nederland
heeft overgedragen aan een lagere overheid. Op deze manier is de macht verticaal verdeeld.
Fractiediscipline is het vermogen van een politieke fractie om haar leden het beleid van het partijleiderschap te
laten ondersteunen.
Dualisme is het samenspel tussen de regering en het parlement, waarbij beide organen handelen volgens hun
eigen taakopdracht
Monisme is de handelswijze waarbij de regering samen met de regeringsfracties in het parlement in intern
beraad besluiten en compromissen voorbereidt (in NL het geval)
De Nederlandse politieke organen op centraal niveau, en de ambten waaruit deze organen zijn opgemaakt,
benoemen en onderscheiden
De regering wordt gevormd door de Koning en minister (art. 42 lid 1 GW)
De minister-president staat aan het hoofd van de regering en is voorzitter van de ministerraad (art. 45
lid 2 GW)
De ministers staan ieder aan het hoofd van een ministerie (art. 44 lid 1 GW)
Een minister kan ook, bij uitzondering, niet aan het hoofd staan van een ministerie: minister zonder
portefeuille (art. 44 lid 2 GW)
De ministers hebben ieder een zetel in de ministerraad. De Raad beraadslaagd en besluit over het
algemeen regeringsbeleid en bevordert de eenheid van dat beleid volgens art. 45 lid 3 GW
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller noavddrift. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $11.21. You're not tied to anything after your purchase.