Dit is een samenvatting van hoofdstuk 11 tot hoofdstuk 22 van het vak: Inleiding tot economie. Ik heb deze samenvatting gemaakt van notities van alle lessen + powerpoint. Er staat extra uitleg bij elke grafiek en na elk hoofdstuk krijg je een test die in deze samenvatting juist opgelost is met bijh...
ECONOMIE:
HOOFDSTUK 11: GEDRAG VAN BEDRIJVEN EN MARKT STRUCTUREN
MONOPOLIE:
IMPERFECTE CONCURENTIE:
VERSCHILLENDE TYPES VAN IMPERFECTE CONCURENTIE:
Er is sprake van imperfecte concurrentie als bedrijven hun product op de een of andere
manier differentiëren en zo enige invloed kunnen hebben op de prijs.
Er zijn verschillende gradaties van imperfecte concurrentie. Aan het ene uiteinde van het
spectrum bevindt zich het monopolie.
Strikt genomen is een monopolie een marktstructuur met slechts één bedrijf en geen nauwe
substituten.
In werkelijkheid kunnen bedrijven monopoliemacht uitoefenen door de dominante
onderneming op de markt te zijn.
Bedrijven kunnen door regelgevende instanties worden onderzocht als ze meer dan 25% van
het marktaandeel hebben, omdat het risico bestaat dat ze te veel marktmacht hebben.
Een concurrerend bedrijf is een prijsnemer, een monopolistisch bedrijf is een prijsmaker.
Marktaandeel is het aandeel van een bepaald bedrijf in de totale verkoop op een markt.
Er is sprake van marktmacht als een bedrijf de prijs van zijn product kan verhogen en niet al
zijn omzet verliest aan rivalen.
WAAROM MONOPOLIES ONTSTAAN:
Een monopolie is een bedrijf dat de enige verkoper is van een product zonder nauwe
substituten.
De fundamentele oorzaak van een monopolie is de aanwezigheid van toetredingsdrempels.
DE FUNDAMENTELE OORZAAK VAN MONOPOLIE IS TOETREDINGSDREMPELS
Toegangsdrempels hebben vier oorzaken:
1) Eigendom van een belangrijke hulpbron: het kan zijn dat jij de enige bent dat een
bepaalde input of middel beschikt. Bv) je hebt een zeldzaam metaal nodig voor je
product en jij bent de enige die daar aan kan geraken. Bv) Coca Cola, hun zijn de
enige die aan het recept van cola konden geraken.
2) De overheid geeft één bedrijf het exclusieve recht om een bepaald goed te
produceren: gebeurt vaak bij medicijnen bedrijven.
3) De productiekosten maken één enkele producent efficiënter dan een groot aantal
producenten (= natuurlijk monopolie): beter 1 bedrijf te hebben met een bepaalde
, output zodat er lagere gemiddelde kosten zijn dan je output te verdelen over
verschillende bedrijven want dan heb je minder output dus hogere gemiddelde kosten.
4) Een bedrijf kan controle krijgen over andere bedrijven in de markt en zo groter
worden: 1 bedrijf koopt stilletjes aan alle bedrijven over.
MONOPOLIES GECREËERD DOOR DE OVERHEID
Overheden kunnen de toegang tot bepaalde markten beperken door één bedrijf het exclusieve
recht te geven om een bepaald goed te verkopen.
Octrooi- en auteursrechtwetten zijn twee belangrijke voorbeelden van hoe de overheid een
monopolie creëert om het algemeen belang te dienen.
Wetten die patenten en auteursrechten regelen hebben voordelen en kosten.
De voordelen zijn de verhoogde stimulans voor creatieve activiteit en moeten tegen....
worden afgewogen.
Kosten van monopolieprijzen.
→ in de les niet eens bekeken alleen dat patent/octrooi- en auteursrechtwetten voorbeelden
zijn.
NATUURLIJKE MONOPOLIES:
Een industrie is een natuurlijk monopolie als één bedrijf een goed of dienst kan leveren aan
een hele markt tegen lagere kosten dan twee of meer bedrijven.
Een natuurlijk monopolie ontstaat wanneer er schaalvoordelen zijn, wat betekent dat de
gemiddelde totale kosten dalen naarmate de schaal/output van het bedrijf groter wordt.
Hier zie je dat hoe meer output je hebt hoe minder die gemiddelde kost is.
,EXTERNE GROEI:
Veel van de grootste bedrijven ter wereld zijn deels gegroeid door overname, fusie of
overname van andere bedrijven.
Bijgevolg wordt de industrie meer geconcentreerd.
Een van de gevolgen hiervan is dat een bedrijf monopoliemacht kan ontwikkelen over zijn
rivalen en toetredingsdrempels kan opwerpen om het moeilijker te maken voor nieuwe
bedrijven om de markt te betreden.
HOE MONOPOLIES BESLISSINGEN NEMEN OVER PRODUCTIE EN PRIJZEN :
MONOPOLIE VS CONCURENTIE
Het belangrijkste verschil tussen een concurrerend bedrijf en een monopolie is het vermogen
van het monopolie om de prijs te controleren.
Een monopolie heeft een neerwaarts hellende vraagcurve
Een monopolie kan de prijs verhogen zonder al zijn omzet te verliezen.
Monopolie:
- Is de enige producent.
- Heeft een neerwaarts hellende vraagcurve.
- Is een prijsmaker.
- Verlaagt de prijs om de verkoop te verhogen.
Concurrerend bedrijf:
- Is een van de vele producenten.
- Heeft een horizontale vraagcurve.
- Is een prijsnemer.
- Verkoopt evenveel of even weinig tegen dezelfde prijs.
INKOMSTEN VAN EEN MONOPOLIE:
Totale opbrengsten = prijs x hoeveelheid
Gemiddelde opbrengsten = totale opbrengsten / hoeveelheid = prijs
, Marginale opbrengsten = verandering in de totale opbrengsten / verandering in de
hoeveelheid
Winst maximalisatie = marginale opbrengsten = marginale kosten
→ de laaste eenheid die je verkoopt moet evenveel opbrengen als uw extra kost.
DE MARGINALE OPBRENGST VAN EEN MONOPOLIE:
De marginale opbrengst van een monopolist is altijd lager dan de prijs van zijn goed.
De vraagcurve is neerwaarts gericht omdat je bent de enigste op de markt en je kan je prijs
zelf bepalen maar je moet steeds rekening houden met de klassieke dalende vraagcurve want
als de prijs stijgt gaat de vraag naar beneden. Je gaat nog steeds wel iets verkopen maar het
gaat minder zijn dan normaal.
Wanneer een monopolist de prijs verlaagt om één eenheid meer te verkopen, daalt ook de
opbrengst van eerder verkochte eenheden.
Wanneer een monopolie de hoeveelheid die het verkoopt verhoogt, heeft dit twee effecten op
de totale opbrengst (P x Q).
1) Het outputeffect - er wordt meer output verkocht, dus Q is hoger.
2) Het prijseffect - de prijs daalt, dus P is lager.
Uitleg bij de grafiek:
De blauwe curve is de vraag curve waarmee de monopolist rekening moet houden.
De rode curve is da marginale opbrengsten gaat altijd een schets zijn op het examen maar die
moet wel kloppen.
- Die curve moet starten vanboven in hetzelfde punt als u marktvraag curve en dan
toont men aan dat die dubbel zo snel daalt.
- De marginale opbrengsten curve moet snijden in de Y-as “quantity of water” recht in
de helft van waar de vraag curve zou snijden in de Y-as “quantity of water”. De
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller koningsjill. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $11.22. You're not tied to anything after your purchase.