Problemen van erfelijkheid, kind en adolescent (D013014A)
All documents for this subject (11)
Seller
Follow
StudentinUZGent
Reviews received
Content preview
HOORCOLLEGES GENETICA
1. INLEIDING TOT DE MEDISCHE GENETICA EN STAMBOOMINTERPRETATIE
LEERDOELEN
• Begrip ‘zeldzame aandoening’ kunnen kaderen
• Weten wanneer te denken aan een erfelijke aandoening
• Stamboom kunnen opmaken
• Adhv stamboom meest plausibele overervingsmodus kunnen afleiden
• Termen zoals pleiotropie, penetrantie, variabele expressie, heritabiliteit kunnen definiëren
1.1 INLEIDING
• Klinische of medische genetica
o = medisch specialisme en onderzoeksgebied dat zich bezighoudt met toepassing van
genetisch onderzoek in menselijke geneeskunde en gezondheidszorg (nog maar aantal
jaar afzonderlijke specialisatie, nauw verbonden met onderzoek)
o Genetici bezitten brede kennis en breed arsenaal aan vaardigheden dat hen in staat stelt
op basis van verzamelde en geïnterpreteerde gegevens een gepast handelingsplan op te
stellen binnen grenzen van hun discipline en expertise
▪ Gepast handelingsplan → nog niet altijd behandeling mogelijk !!
• Expertise
o Klinisch – genetische diagnostiek
o Interpretatie en vertaling naar patiënt van genetische labo-uitslagen
o Erfelijkheidsadvisering (risico dat kinderen/ andere familieleden aandoening hebben) →
helpen bij
▪ Medische feiten te begrijpen
▪ Inzicht krijgen in rol van erfelijkheid en kans op het optreden
▪ Psychologische stress doen dalen, persoonlijke controle doen toenemen
▪ Keuze maken passend bij persoonlijke en familie doelen en omstandigheden
▪ Best mogelijke aanpassing tot aandoening realiseren
• Zorgplannen, management → aandoening draaglijker maken
• Wel vaak nog geen causale therapie
• Actueel vooral toegespitst op klinische/ laboratoriumdiagnostiek, counseling, management en
opvolging bij zeldzame erfelijke aandoeningen
o < 1 /2000 in Europa (= zeldzame ziekte)
o USA: zeldzaam indien < 200 000 mensen
• Zeldzame ziekten
o 6 – 10% van wereldbevolking (30 miljoen Europeanen)
o 6000 – 8000 zeldzame ziekten gekend (250 nieuwe elk jaar)
o 95% van aandoeningen -> nog geen behandeling beschikbaar
o 80% van zeldzame aandoeningen → genetisch bepaald
o 65% van zeldzame aandoeningen → zeer ernstige manifestaties
o 50% van zeldzame aandoeningen → komen voor bij kinderen waarvan 30% 5e levensjaar
niet haalt
o Zeldzame aandoeningen: start
▪ Bij geboorte (congenitaal) of op kinderleeftijd
▪ Op volwassen leeftijd (late onset) bv. Alzheimer
1
, ▪ Niet elke congenitale afwijking is genetisch bepaald bv. foetaal alcohol syndroom
(congenitaal maar niet genetisch)
o Niet altijd zichtbaar, soms wel dysmorfe kenmerken, klein gestalte…
o Veel zeldzame aandoeningen: complexe, multisystemische aandoeningen
o Velen zijn chronisch, soms levensbedreigend
o ➔ voor meeste aandoeningen: geen GM, maar juiste behandeling en medische zorg kan
wel kwaliteit van leven verbeteren en levensverwachting doen toenemen
o Correcte diagnose → kan deur openen naar prenatale / preimplantatie genetische
diagnostiek
• “The diagnostic odyssea”
o Indien getroffen door zeldzame aandoening → duurt vaak heel lang tot correcte diagnose
(jaren)
o Veel doktersbezoeken, vaak eerst foute diagnose, foute behandeling en soms zelfs foute
chirurgie
o NOCHTANS: correcte en tijdige diagnose is belangrijk (ook voor counseling familieleden)
1.2 WANNEER DENKEN AAN ERFELIJKE AANDOENING? !!!!!
• Aanwezigheid van dysmorfe kenmerken
• Aanwezigheid van neurocognitieve stoornis
• Clustering van klinische afwijkingen
o Combinatie klinische kenmerken, labo – afwijkingen en persoonlijke en familiale
antecedenten
o → combinatie van klinische kenmerken die je niet direct aan elkaar zou linken (soms bij
verschillende familieleden → soort patroon zien)
• Verdacht familiale anamnese
• ➔ awareness, niet pluisgevoel en familie – anamnese
1.3 CASUSSEN TER ILLUSTRATIE VAN OVERERVING EN AANTAL BEGRIPPEN
• Conventionele symbolen
o Patiënt met pijltje: patiënt die om advies komt vragen (soms gezond persoon)
o SB: still birth (doodgeboren)
• Multiple miskramen en congenitale afwijkingen → moet belletje doen rinkelen
• Blanco stamboom → is mogelijk (je niet laten misleiden, het kan om de novo mutatie gaan)
• Typische kenmerken: scoliose, arachnodactylie (smalle lange vingers), pectus carinatum en
excavatum
o ➔ clustering van symptomen die op eerste zicht niks met elkaar te maken hebben
2
,1.3.1 INTERPRETATIE VAN EEN STAMBOOM
• Klinische praktijk → interpreteren stamboom = een kunst, eerder dan een harde wetenschap
• Stamboomanalyses zijn nodig om hypotheses voorop te stellen omtrent onderliggende oorzaak
zoals:
o Monogene (mendeliaanse) afwijking → defect in 1 specifiek gen
▪ Autosomaal dominante overerving met volledige of onvolledige penetrantie
▪ Autosomaal recessieve overerving
▪ X – gebonden overerving, recessief of dominant
▪ Mitochondriale overerving
o Chromosomale afwijking (grote stukken uit chromosoom verdwenen: meerdere genen)
▪ Aan denken bij repetitieve miskramen en multiple congenitale afwijkingen
o Multifactoriële aandoening (geen duidelijk overervingspatroon)
▪ Samenspel van meerdere genen en invloeden van buitenaf bepaalt of bij iemand
aandoening wel of niet tot uiting komt
▪ Geen duidelijke regels voor overerving
▪ Als kinderen aanleg voor bepaalde eigenschap of aandoening erven van hun
ouders, hangt het af van allerlei andere factoren of de kinderen last krijgen van
deze aandoening (bv. voedingsgewoontes, infecties, contact met schadelijke
stoffen)
▪ Multifactoriële aandoening in familie → niet te voorspellen wie aandoening zal
krijgen en wie niet
▪ Meeste aandoeningen zijn multifactorieel → meestal samenspel van 100 genen
en omgevingsfactoren die bepalen of je aandoening gaat ontwikkelen
o Niet – genetisch bepaalde aandoening
• AUTOSOMAAL DOMINANT
o Aandoening komt voor in alle generaties
o Verticaal patroon van overerving
o 1 van de ouders is meestal aangetast (cave ‘de novo mutatie’ of onvolledige penetrantie)
o Beide geslachten: even grote kans op aantasting en aandoening door te geven
o Risico op overerving = 50%
o → 1 mutatie veroorzaakt aandoening
o Bv. Marfan, Huntington, HBOC (hereditair borst en ovariumcarcinoom syndroom), Lynch
syndroom, achondroplasia, NF type 1
• AUTOSOMAAL RECESSIEF
o Horizontaal patroon van overerving (verschillende broers en zussen aangetast, maar
ouders en andere kinderen niet aangetast) !!! cave: vaak slechts 1 persoon aangetast
▪ → typisch aantasting in 1 generatie
o Beide ouders zijn drager maar vertonen geen ziektetekenen → afwijking op 1 allel
o Aangetaste kinderen: soms door consanguine ouders (in families met meerdere
consanguine koppels kan aandoening soms in meerdere generaties voorkomen)
o Risico op overerving = 25%
o → Overerving van 2 mutaties (paterneel en materneel)
o Bv. Mucoviscidose, phenylketonurie (stofwisselingsziekten), spinale musculaire atrofie
(SMA)
• X-gebonden RECESSIEF (geslachtsgebonden)
o Aangetaste individuen zijn doorgaans jongens (vrouwen kunnen gezonde drager zijn)
o Aangetaste jongens → via maternele lijn met elkaar verwant
o Nooit overerving van vader op zoon
o Ouders en kinderen van aangetaste individuën zijn doorgaans gezond
3
, o Broers van aangetaste jongen: 50% kans om aangetast te zijn
o Zussen van aangetaste jongen: 50% kans om drager te zijn
o → overerving van 1 mutatie op het X-chromosoom (recessief)
o Bv. Ziekte van Duchenne, Hemofilie
• X- gebonden DOMINANT (geslachtsgebonden)
o Zeer gelijkaardig aan AD, behalve dat alle dochters, en geen zonen van aangetaste man
aandoening zullen hebben
o Aandoening vaak milder en meer variabel in vrouwen dan mannen (mannen: vaak lethaal)
o !!! ‘de novo’ mutaties zijn ook hier mogelijk (negatieve FA)
o → overerving van 1 mutatie op het X-chromosoom (dominant)
o Bv. Rett syndroom, syndroom van Alport
• Mitochondriale overerving
o Mitochondriën erf je via eicel (mitochondriën vader zitten in staart zaadcel: blijven bij
bevruchting buiten eicel)
o Allen moeder kan mutatie in DNA mitochondriën doorgeven aan kind
o Jongens EN meisjes kunnen mitochondriële ziekte hebben
o Niet vaak voorkomend want niet veel mitochondriale genen
▪ Circulair DNA, 37 genen
• 2 genen coderen voor rRNA
• 22 genen coderen voor tRNA
• 13 eiwitten (eiwitten zijn onderdeel van enzymen en zijn belangrijk:
oxidatieve fosforylatie)
o Homoplasmie: situatie waar enkel identieke mtDNA-kopieën aanwezig zijn in
mitochondrion
o Heteroplasmie: aanwezigheid van niet-identieke mtDNA-kopieën
o ➔ van belang bij al dan niet tot uiting komen van overgeërfde mitochondriale
aandoeningen (elke cel: 100 – 1000 mitochondriën en die bevatten elk veel mtDNA-
moleculen)
▪ Alle mitochondriën in 1 cel hetzelfde DNA (homoplasmie) → gemuteerd/ normaal
▪ mitochondriën: mengeling van normaal en gemuteerd mtDNA (heteroplasmie)
• Kan onderling verschillen binnen verschillende weefsels bv. lever/
hersenen
▪ Het PERCENTAGE aanwezig mutant mtDNA bepaalt mate van expressie van de
aandoening
o Verticaal patroon van overerving
o Kinderen van aangetaste mannen: nooit aangetast
o ALLE kinderen van aangetaste vrouwen: allemaal aangetast maar zeer grote
variabiliteit (tgv verschillende graad van heteroplasmie)
o → overerving van 1 mutatie in mitochondriaal DNA
o Bij defecten aanwezig in mtDNA → vooral organen getroffen die grote energiebehoefte
hebben (hersenen, spieren, ogen, oren, nieren, hartspier)
o Kenmerken
▪ Onvolledige penetrantie
▪ Variabele expressie
▪ Pleiotropie (~ weefseldistributie)
o Bv. Leber Hereditaire Opticus Atrofie, MELAS (Mitochondriale encephalopathie,
lactaatacidose en Stroke-like episodes)
o Typisch voor mitochondriaal: gastroparese, vermoeidheid, spierzwakte, constipatie,
epilepsie
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller StudentinUZGent. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.74. You're not tied to anything after your purchase.