100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Biologische Psychologie (Tilburg Universiteit) $7.64
Add to cart

Summary

Samenvatting Biologische Psychologie (Tilburg Universiteit)

 0 purchase
  • Course
  • Institution

Deze samenvatting bevat alle informatie die je nodig hebt om het tentamen Biologische Psychologie te halen. Ik heb het duidelijk en uitgebreid uitgelegd, met voorbeelden en afbeeldingen. Heel veel succes met het leren en het tentamen!!

Preview 4 out of 54  pages

  • December 15, 2024
  • 54
  • 2024/2025
  • Summary
avatar-seller
Samenvatting Biologische Psychologie
Hoorcollege 1: depressie en genen
Stappen die nodig zijn voor natuurlijke selectie:
1. Variatie
 mot met witte stippen en een andere mot is donker.
2. Erfelijkheid
 Stippen van een mot zijn erfelijk
3. Moeilijkheid om te bestaan
 Omgeving met witte berkenstammetjes is minder gevaarlijk voor een witte
mot
4. Overleving en her productie van kenmerken
 motten die makkelijker overleven zullen eigenschappen eerder doorgeven
De ideeën van Darwin over evolutie waren in strijd met pro-creationisme = het
religieus idee dat de aarde geschapen is door bovennatuurlijke handelingen van
goddelijke schepping.
Verschil natuurlijke selectie, selectieve voortplanting en genetische modificatie:




!! Twee subtypes van overgeërfde eigenschappen/ kenmerken:
1. Kwalitatieve eigenschappen: worden beïnvloed door één enkel gen (bv.
Bloedgroep) en volgen een eenvoudig overervingspatroon. Zonder de
aanwezigheid van het gen zal een persoon de eigenschap niet bezitten.
 Wordt niet beïnvloed door omgevingsfactoren, zoals bij de ziekte van
Huntington.
2. Kwantitatieve eigenschappen: worden beïnvloed door meerdere genen (bv.
Lengte) die samengevoegd worden en je een gemiddelde van krijgt. Deze volgen
geen simpel patroon van erfelijkheid en zijn dus meer variabel en minder
voorspelbaar.
 Voorbeeld is ADHD.
Genen spelen een rol bij het veroorzaken van depressie. Onderzoekers
kijken naar:
- Patronen en ziektes bij familie
- Tweelingsstudies (nature-nurture)
- Depressie genen

,Structuur van DNA:
Een mens heeft 46 chromosomen, waarvan 22 identieke paren en 1 set
geslachtschromosomen (X of Y). Een volledige set chromosomen wordt een
karyotype genoemd en wordt geïllustreerd met een karyogram. Alle genetische
informatie van de mens wordt een genoom genoemd. Tijdens de celdeling
verdubbelt elk chromosoom en bestaat het tijdelijk uit 2 identieke chromatiden.
Binnen het genoom zitten chromosomen die bestaan uit lange draden DNA. Een
telomeer is het uiteinde van de chromosoom, die het DNA beschermd tijdens cel
divisie. Het middelste deel van het DNA, centrometer, bevat geen genetische
informatie maar speelt een rol bij de celverdeling.
Verder wordt een deel van het DNA een gen genoemd, waar de instructie
aanwezig is om proteïne te maken. Een allel is overeenkomstige genen binnen
een chromosomenpaar, die op dezelfde plek op het chromosoom staan.
Overige termen:
- Homozygoot = als beide allelen hetzelfde zijn.
- Heterozygoot = als beide allelen verschillend zijn.
- Mutaties = verandering in de genetische code van een organisme.
- Dominante allel = allel die direct tot uiting komt als het in het DNA aanwezig is.
- Recessief allel = allel die alleen tot uiting komt wanneer er geen dominante allel
aanwezig is.
- Diploïde set chromosomen = een cel of celkern die bestaat uit een complete set
van chromosomen.
- Haploïde set chromosomen = een cel of celkern met een enkele set van
ongepaarde chromosomen.
Genotype = de informatie in het DNA wat zichtbaar is/
genetische eigenschappen.
Fenotype = hetgeen wat uiteindelijk tot uiting komt en wordt
waargenomen.
De werking van het DNA:
DNA bestaat uit 4 nucleotiden: adenine, thymine, cytosine en
guanine. Deze bouwstenen vormen het DNA en worden in paren
gevormd. De nucleotiden paren zijn: A-T en C-G.
Hoe werkt eiwitsynthese?
1. De juiste gensegment koppelt zich los van DNA om zijn basen
bloot te stellen.
2. De blootgestelde nucleotidebasen trekken nucleotiden aan die zich hechten
aan het DNA (paren A-T en C-G).
3. Er wordt een streng mRNA gemaakt die dit deel van het DNA repliceert.
4. De enkelstreng komt los, verlaat de cel en gaat naar het endoplasmatisch
reticulum
= dit proces heet transcriptie (gebeurt in de nucleus).
5. In het endoplasmatisch reticulum passeert het een ribosoom die de genetische
code leest.
6. De mRNA codon (set van 3) bindt zich vast aan een tRNA (transfer) die ervoor
zorgt dat er een aminozuur wordt gemaakt. 3 basen vormen 1 aminozuur. Een
keten van aminozuren heet (poly) peptiden en lange ketens hiervan vormen
eiwitten.
= dit proces heet translatie (gebeurt in de cytoplasma).

,Verschil DNA en mRNA: bij mRNA is enkelstreng + neemt uracil de plaats van
thymine in.
 Na de translatie is er een eiwit. Deze kan in stukken worden geknopt zodat er
nieuwe eiwitten kunnen ontstaan. Van 1 stuk gen, kunnen 5 stukken eiwit
ontstaan.
Enzym = een enzym is een eiwit die dingen kan knippen en/of plakken op
moleculair niveau. Een enzym zou bijvoorbeeld de neurotransmitter serotonine
kunnen maken.
Wat kan er misgaan bij eiwitten en enzymen?
1. Single nucleotide polymorfisme = door 1 nucleotide die anders is, kan er een
andere aminozuur ontstaan die minder goed functioneert en er daardoor een
ziekte kan ontstaan.
 Om SNP te vinden wordt DNA versterkt wat polymerasekettingreactie
wordt genoemd.
Sequenties worden gekopieerd om het zichtbaar te maken (=
elektroforese).
- Tandemherhaling = een herhaalde duplicatie van een korte DNA-sequentie
(GATAGATA).
- Chromosoomafwijking, denk aan het syndroom van Down.
- PKU = vorm van vertraagde cognitieve ontwikkeling dat wordt veroorzaakt door
een recessief allel. Ze missen het enzym fenylalanine dat de afbraak van
aminozuren stimuleert. Dit zorgt ervoor dat er teveel fenylalanine in de hersenen
komen en het de groei belemmert.
Epigenetica = een studie van erfelijke eigenschappen die anders zijn dan wat er
in het DNA zit. Bijv. invloeden van buitenaf (stress, voedsel, roken).
 Denk hierbij aan tweelingstudies, adoptiestudies, nature-nurture debat.

Hoorcollege 2: communicatie en het endocriene
systeem
2.1 Herhaling Hersenen en Gedrag
Onderdeel Aantal Functie
Dendrieten Veel Verzamelen van informatie van andere neuronen (input)
Cellichaam (soma) 1 Integreren van informatie
Axon 1 Informatie versturen (output) vertakkingen aan het eind

Neuronen = neutraal geladen deeltjes die met elkaar communiceren d.m.v.
elektrochemische signalen.
 De meeste neuronen zijn multipolair (veel dendrieten). Er zijn echter ook
bipolaire neuronen (enkele dendriet die vastzit aan cellichaam en een enkel
axon) en unipolaire neuronen (één uitloper die zich opsplitst in een dendriet en
een axon).
Gliacellen = ondersteunende cellen die helpen bij de communicatie van
neuronen. 5 gliacellen:
1. Astrocyten = zijn betrokken bij bloed-hersenbarrière.
2. Microgliacellen = verdedigingscellen, zijn betrokken bij immuunsysteem.
3. Ependymcellen = zorgen voor aanmaak van cerebrospinale vloeistof.

, 4. Oligondendrogliacellen = zorgen voor axon isolatie (myelinisatie) in
centrale zenuwstelsel.
5. Schwann cellen = zorgen voor axon isolatie (myelinisatie) in perifere
zenuwstelsel.
 Knopen van Ranvier zorgen voor snellere geleiding en
communicatie.
Synaps = de verbinding tussen twee neuronen (presynaptisch en
postsynaptisch).
Soorten:
1. Dendri-dentrische synapsen = dendrieten sturen berichten naar elkaar.
2. Axo-somatische synampsen = axon communiceert met cellichaam van ander
neuron.
3. Axo-dendritisch = axon communiceert met dendriet van andere neuron.
4. Axo-synaptisch = axon communiceert met presynaptische terminal van ander
neuron.
5. Axo-axonaal = axon communiceert met axon van ander neuron.
Rustpotentiaal (-70mV) = de elektrische lading in het celmembraan wanneer er
geen sprake is van stimulatie. Er is een potentiaalverschil tussen de intra- en
extracellulaire vloeistof. De lading dient als opslagplek voor potentiële energie
die later eventueel gebruikt kan worden.
 Intracellulair zitten A- en kalium (K+) ionen. Extracellulair zitten chloride
(CI-) en natrium (Na+) ionen. Belangrijk is dat A- niet passief door het
celmembraan kan.
 Het rustpotentiaal wordt in stand gehouden door:
1. Kanalen: zorgen voor K+ influx en efflux om intracellulaire A- te balanceren.
2. Poorten: voorkomen de influx van Na+, de poort is namelijk dicht in
rusttoestand.
3. Natrium-Kalium pomp: pompt Na+ uit de cel en K+ in de cel. Hiervan is de
verhouden 3:2. Het kost energie.
Wanneer een cel gaat stimuleren, zijn er 2 mogelijkheden:
- Negatieve lading toedienen (-inhibitie) = K+ efflux of CI-influx
- Positieve lading toedienen (-excitatie) = Na+ Influx
De actiepotentiaal = een kortdurende en grote alles-of-niets potentiaal die de
polariteit van het celmembraan omkeert. Deze treedt op wanneer het
potentiaalverschil over het celmembraan boven de vuurdrempel komt (-50 mV).
Er zijn 4 stappen die plaatsvinden wanneer de vuurdrempel van -50mV is bereikt:




Absolute refractaire periode = depolarisatie + repolarisatie
- Er kan absoluut geen nieuwe actiepotentiaal worden
gegenereerd.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Evelienneleman. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $7.64. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

66184 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 15 years now

Start selling
$7.64
  • (0)
Add to cart
Added