100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home

Summary

Korte samenvatting van Pedagogiek en Orthopedagogiek

3 reviews
 76 views  0 purchase
  • Course
  • Institution
  • Book

Hier heb ik een samenvatting van een samenvatting gemaakt. Dit zijn de belangrijkste begrippen (vond ik) die we voor dit vak moeten leren. Dit is handig om naast je gewone samenvatting erbij te hebben.

Preview 10 out of 14  pages

  • No
  • Belangrijke stoffen
  • April 9, 2020
  • 14
  • 2019/2020
  • Summary

3  reviews

review-writer-avatar

By: soo1ah • 4 year ago

review-writer-avatar

By: tobymorsink • 4 year ago

review-writer-avatar

By: acp18 • 4 year ago

avatar-seller
Social Work (1e jaar):



Pedagogiek/Orthopedagogiek
Korte samenvatting van belangrijke stoffen




Angie Edwards

,Hoofdstuk 1: Wat is opvoeding?
Pedagogiek/Opvoedkunde: de wetenschap die als onderwerp heeft het helpen en begeleiden van (jonge) kinderen en adolescenten op weg naar
volwassenheid.

Klinische pedagogiek: richt zich op het onderzoek naar opvoedingsprocessen in het algemeen en naar sociale, culturele en economische factoren die daarop
van invloed zijn.

Orthopedagogiek: richt zich op het onderzoek van de hulpverlening aan kinderen die van het gemiddelde afwijken en de opvoedingssituatie waarin zij
verkeren.

Bij de opvoeding is er sprake van een asymmetrische relatie (ongelijke) tussen de opvoeder en de opvoedeling. Na ongeveer 20 jaar gaat deze over in een
symmetrische relatie (gelijke).

Incongruentie: gebrek aan overeenstemming, denken, voelen en handelen zijn niet in balans.

Pragmatisme: een stroming waarbij de eens primair wordt beschouwd als een denkend of kennend wezen.

Biopsychologen: benadrukken in de opvoeding de mogelijkheden van de opvoeder om de aanleg van de opvoedeling optimaal te ontwikkelen.

Genotype: de aangeboren erfelijke aanleg zonder beïnvloeding van omgeving. Denk aan de kleur van je ogen, lengte etc.

Fenotype: resultaat van de genetische aanleg en de invloed daarop van zijn omgeving. Denk aan haarkleur die geverfd is, littekens etc.

Exploratiedrang: de drang oe de wereld te verkennen of zelf iemand willen zijn.

Accommodatie: het vormen van een nieuw denkschema of het een aanpassen of veranderen van een bestaand denkschema.

Assimilatie: het inpassen van gebeurtenissen of feiten binnen een accommodatie.

Dissonantie: wanneer onze cognitieve schema’s niet meer overeenkomen eet nieuwe ervaringen.

,5 typen ouders:
Conservatieve materialisten Doeners Sociale idealisten Onopvallende conservisten Gematigde hedonisten
vooral behulpzaamheid, vooral primaire deugden deze sturen aan op het deze sturen aan op vooral levensvreugde,
goede banen en goede zoals hoffelijkheid en goede ontwikkelen van sociale eerlijkheid en op de optimisme, humor,
inkomsten voor hun manieren. Willen dat hun eigenschappen, zoals bevordering van gezondheid tolerante en oog hebben
kinderen kinderen goed presteren, altruïsme, goede voor de medemens
dapper en trots zijn en zich communicatie en
weten te handhaven in de verantwoordelijkheid
maatschappij

Pedagogische programma’s:
STEP-programma SESK-programma Triple P-programma
Programma waarbij met rollenspelen worden Programma waarbij de rechten van het kind, met (positive parenting program): een positieve
geoefend. De gelijkwaardigheid tussen de ouder name aan de opvoeding zonder geweld staat pedagogiek met 3 uitgangspunten
en het kind en hun behoefte aan verbondenheid centraal. 1. Het zorgen voor een veilige en
staat centraal. stimulerende omgeving.
Hier wordt er gebruik van ik boodschappen in 2. Het creëren van een positieve
plaats van jij. leeromgeving.
3. Het leren hoe ouders het beste op
ongewenst gedrag kunnen reageren.

Geschiedenis van pedagogiek:
Voor de industriële Verandering door de De 19e eeuw De 20e eeuw Reformpedagogen
revolutie (voor 1800) Industriële revolutie
• Strakke regels & • Trek naar de grote • Meer persoonlijke • Autoritaire opvoeding, • Reactie op onvrijheid
sociale controle (kerk steden, wegvallen vrijheid o.i.v. het strenge regels, door in de 20e eeuw.
en de buurt) sociale controle liberalisme grote invloed van kerk/ Centraal staat de
• Kinderen hadden • Kinderen kosten geld gemeenschap individualiteit of
economisch en uniciteit van kinderen
praktisch nut

,Mensvisie: beïnvloedt de kijk op de opvoeding. Aantal voorbeelden:
Husserl Litt Pedagogische gereformeerd veld
• Fenomenologische benadering: de • Führen: sturen, zonder te kijken naar de • De opvoeding ontstaat uit de omgang met
subjectieve waarneming van de opvoeder eigenheid van het kind. Gehoorzaamheid en de opvoedeling. Het kind kan in deze
staat centraal, niet de fysische, objectieve volgen staat centraal. omgang mensenkennis opdoen.
werkelijkheid; richt zicht op hoe een • Wachsen lassen: minder sturende rol voor • Gezag laten blijken is noodzakelijk bij een
situatie wordt beleefd. de opvoeders. Meer gericht op opvoeding. Hierdoor erkent het kind dat de
ontwikkeling van autonomie van het kind. opvoeder zijn meerdere is en dat het van
deze persoon zaken kan en moet leren.

3 opvoedingsmilieu:
Primaire opvoedingsmilieu Secundaire opvoedingsmilieu Tertiaire opvoedingsmilieu
• Kerngezin (beide ouders aanwezig of • Kinderdagverblijf • Omgeving, straat, buurt/wijk
eenoudergezin) • School • Invloed leeftijdsgenoten
• Extended family (eet twee ouders van - Type (katholieke-, vrijeschool etc.) • Virtuele opvoedingsmilieu (social media,
dezelfde sekse of een gezin eet inwonende - Principes reformscholen internet etc.)
grootouders) • Sportvereniging
• Samengesteld gezin • Schoolopvoeding is ook niet waardevrij
• Opvoeding is niet waardevrij


Verschillende gezinstypen:
• Samenhang vs. onsamenhang: veel communicatie vs. weinig communicatie met elkaar
• Structuur vs. chaos: duidelijke regels en hiërarchie of onduidelijk en geen hiërarchie
• Openheid vs. geslotenheid: open voor bezoeken of vermijden andere mensen buiten het gezin
• Plaats in de kinderrij is ook bepalende factor in de opvoeding:
- Oudste, middelste, jongste
- Enig kind
- Meerling

,Hoofdstuk 2: Opvoedingsdoelen, middelen en uitkomsten

Opvoedingsmiddelen: een trukendoos oe het gewenste gedrag actief en bewust mee aan te leren en te reguleren. Denk aan voordoen, belonen etc.

Reciproque altruïsme: als er iets gedaan wordt, er gelijk iets terugverwacht (bv: ‘Als ik je rug krabt, moet je mijne ook krabben.’).

Dissonante ervaringen: ervaringen die het zelfbeeld bedreigen; geeft van onzekerheid, onbehagen of angst.

Consonante ervaringen: ondersteunen het zelfbeeld; geeft zelfvertrouwen.

Aangeleerde hulpeloosheid: overtuiging of het gevoel hebben de eigen situatie niet te kunnen beïnvloeden en de oorzaak daarvan bij zichzelf leggen.

Matriarchaal/Female-headed: de moeder heeft hierbij het grootste stempel in de opvoeding.

Patriarchaal/Male-headed: de vader heeft hierbij het grootste stempel in de opvoeding.

2 opvoedingsdoelen: Korte en lange termijndoelen zijn beide gebaseerd op waarden en normen.
Lange termijndoelen Korte termijndoelen
• leren aanpassen aan een veranderende samenleving, het verwerven • Korte termijndoelen zijn afgeleid van lange termijndoelen
van zelfstandigheid, rekening houden met anderen. • Zijn concreter
• Vaak vaardigheden
Voorbeelden:
- Leren eten met mes en vork
Beleefd zijn
- Straf en beloning

3 opvoedingsstijlen:
Autoritaire stijl Laisser-faire stijl Democratische stijl
• Gezag; • Nauwelijks gezag; • Vertrouwen en gezag;
• Dominante ouder(s). • Vrij los. • Ruimte voor eigen mening.

,Copingsmechanisme
− een consistente en stabiele voorkeur van een individu voor een bepaalde probleemoplossing.
− Twee soorten:
1. Probleemgerichte coping betekent dat iemand het probleem werkelijk probeert op te lossen.
2. Emotiegerichte coping daarentegen betekent dat alleen de gevolgen van de problemen worden verzacht door lichamelijke en emotionele
reacties te reguleren.
− Er zijn zeven coping stijlen en alleen de eerste is gezond:
1. Actief en doelgericht aanpakken van het probleem: Actief en doelgericht aanpakken lukt niet als je geremd bent en twijfelt aan je eigen kunnen.
Kinderen zijn uit zichzelf niet geremd maar hebben geleerd zich aan te passen en bv geen rommel te maken. Ook zijn ze misschien te vaak gestraft
voor hun zelfgekozen gedrag en dat maakt dat ze afleren zelf keuzes te maken waardoor hulpeloosheid ontstaat. Opvoeders hebben de taak
kinderen vertrouwen te geven zodat ze durven fouten te maken.
2. Afleiding zoeken: je prettiger voelen door bv te roken/drinken
3. Vermijden: afwachten en de situatie uit de weg gaan
4. Sociale steun zoeken: om begrip te krijgen
5. Piekerend tot niets komen: zich laten troosten
6. Expressie van emoties door ergernis of kwaadheid te laten blijken
7. Geruststellende gedachten: door bijvoorbeeld te denken dat anderen het nog moeilijker hebben

Vormen van mishandeling:
• Psychische mishandeling en verwaarlozing
• Fysieke mishandeling en verwaarlozing
• Münchhausen-by-proxsyndroom (MBPS): door de ouder opzettelijk toedienen van middelen of verwonden van het kind
• Seksuele kindermishandeling

Meldcode stappen:
1. In kaart brengen van de signalen
2. Collegiale consultatie
3. Gesprek met ouders/ betrokkenen
4. Analyseren van de mishandeling
5. Beslissen: zelf hulpverlenen of melding maken AMHK

,Hoofdstuk 3: Milieus, stijlen en communicatie in de opvoeding

Parentificatie: de rol van de ontbrekende ouder overnemen. Het leidt ertoe dat het kind zichzelf als persoon wegcijfert, door altijd voor anderen te zorgen
heeft het kind zichzelf steeds een beetje opgeofferd.

Inhoudsniveau: heeft betrekking op wat er gezegd wordt, de informatie, de inhoud van het bericht.

Betrekkingsniveau: heeft betrekking op hoe het gezegd wordt; gaat over de manier waarop de boodschap moet worden opgevat.

Gezinstypen:
Harmonieus Los zand Nog meer soorten
• Saamhorigheid • Weinig cohesie • Gezond gezin
• Relatief weinig spanningen en conflicten • Wij-gevoel ontbreekt • Traditionele gezin
• Veel communicatie • Ieder gaat zijn eigen gang • Eenoudergezin
• Veel steun • Vaker bij personele rollenpatroon • Co-ouderschap gezin
Risico’s: Risico: • Stiefgezin
- zelfstandigheid verloopt niet of moeizaam - moeite met hechting en aanpassingsvermogen • Pleeggezin
(autonomie in het gedrang) • Leefgroepen
- Te harmonieus: kluwengezin

Opvoedingsstijlen:
Koele vs. Warme Dominante vs. Permissiviteit Democratische vs. Autoritatieve Verwaarlozende Virtuele
opvoedingsstijl opvoedingsstijl opvoedingsstijl opvoedingsstijl opvoedingsstijl
Koel: Dominant: - Lijken erg op elkaar - Weinig tot geen eisen - Moderne opvoeders
Oppervlakkig, onverschillig, Regels, beperkingen, - Gelijkwaardigheid staat hoog in - Weinig aandacht, stimulatie - Altijd bereikbaar
niet stimulerend, afwijzend bemoeizucht het vaandel en ondersteuning
en vijandig - Gezag wordt uitgeoefend, wel - te vergelijken met de
Permissief: onder warme betrokkenheid Laissez – faire
Warm: Zelf uitzoeken, weinig eisen, opvoedingsstijl
Intensief, betrokken, warm, communiceren veel,
accepterend, liefdevol en weinig grenzen
steunend

,Hoofdstuk 4: Opvoeding, stagnatie versus ontwikkeling

Risicofactoren: factoren in de persoon of zijn omgeving, die de kans vergroten dat er een belemmering in de opvoeding/ontwikkeling ontstaat (in moeilijke
omstandigheden of stressvolle situaties).

Beschermingsfactoren: factoren in de persoon of zijn omgeving die zorgen voor veerkracht en een verhoogde kans op een goed verlopende ontwikkeling.

Psychosociaal moratorium: adolescenten bevindt zich in het psychosociaal moratorium wanneer ze nog niet weten wie ze zijn en wat ze willen worden.

Conservatieve stroming: legt het accent op aanpassing aan de maatschappelijke normen.

Progressieve stroming: ziet de opvoeder meer als een coach, een begeleider in het proces van individualisatie.

Pedagogische preventie: is het voorkomen van psychosociale problemen door maatregelen voor te stellen ten behoeve van kinderen die risico’s op
ontwikkelingsschade lopen en het bijdragen aan een positieve ontwikkeling van deze kinderen.

3 soorten (pedagogische) preventies:
Primair Secundair Tertiair
Voorkomen van risico’s zonder dat ze er al zijn. Vroegtijdig herkennen en maatregelen nemen Is eigenlijk al een vorm van behandeling (curatie)
om erger te voorkomen. Versterken van Aanpakken van verschillende problemen tegelijk.
beschermingsfactoren.

Modellen van preventie:
Descriptieve en Prescriptieve model Algemene en Toegepaste model Statusmodel en Longitudinale model
Descriptieve model: beschrijvende model; schetst Algemene model: geeft globale richtlijnen, zoals Statusmodel: geeft de status quo van sociale
de actuele situatie. een diagnose en daarbij mogelijke interventies. probleem en de pedagogische interventie weer.

Prescriptieve model: voorschrijvende model; Toegepaste model: geeft concrete invulling, zoals Longitudinale model: geeft een schets van het
schetst de wenselijke situatie. risicogedrag en sociale controle als verloop van de ontwikkeling, met een overzicht
beschermende factor van elkaar opvolgende activiteiten die aan de
orde dienen te komen.

,Hoofdstuk 5: Pedagogiek en orthopedagogiek

Orthopedagogiek: bestudeert de ontwikkeling van kinderen en jongeren met als doel het optimaliseren van de ontwikkelingskansen en begeleiding van
kinderen met een beperking, stoornis of bijvoorbeeld een ontwikkelingsachterstand.

Chiasma opticum/optisch chiasma: op deze plaats in het brein passeren de zenuwbanen van het linker- en rechteroog elkaar.

Mogelijke fouten bij het interpreteren van gedrag:
Selectief waarnemen (vooringenomenheid bij gedragsobservaties)
Primacy-effect (het eerste wat je ziet het best wordt onthouden)
Recency-efect (het laatst wat je ziet het best wordt onthouden)
Logicafout (de neiging om gedragingen die tegelijkertijd optreden als oorzaak-gevolg relaties beschouwen)
Actor-observatorfenomeen (de neiging om externe factoren als veroorzaker van je eigen gedrag te beschouwen en interne factoren als de veroorzaker van
gedrag van een ander)
Availability-effect (je eigen kennis is bepalend voor datgene wat je observeert De ernst die je aan een verschijnsel toekent, word door je eigen informatie
bepaald)
Leniency-effect (de neiging om vrienden en bekenden hoger in te schatten dan onbekenden)
Contrastfout (de neiging oe anderen op een bepaalde eigenschap als tegengesteld aan jezelf te beoordelen)
Halo/Horn-effect (de neiging om alle eigenschappen van een persoon te beoordelen op basis van een algemene indruk)
Stereotypen (het toepassen van ongedifferentieerde denkschema’s die leiden tot een ruwe kenschets van een hele groep, zonder rekening te houden met
individuele verschillen)
Projectie (eigenschappen van jezelf die je aan de ander toekent)
Groepsdruk (de invloed van groepswaarden, normen op de observator)
Tunnelvisie (het hebben van een beperkte visie op het persoonlijke of groepsgebied dat er geen aandacht meer is voor andere denk en gevoelspatronen)

3 componenten aan vooroordelen: ontstaan door gebrekkige informatie
Cognitieve component Affectieve component Gedragscomponent
stereotypen (categoriseren); we lopen allemaal hoewel strikt genomen vooroordelen en Discriminatie; het gaat hier om een schadelijke,
met beelden rond van bijvoorbeeld een vooringenomen ideeën over mensen ongerechtvaardigde of negatieve actie, alleen op
Amsterdammer, blanke musicus etc. gevoelsmatig zowel positief als negatief kunnen basis van het feit dat de ander behoort tot een
zijn, worden ze in de regel negatief gebruikt. bepaalde groep.

, Sensorische beperkingen:
Auditieve beperking Visuele beperking Motorische beperking
Oorzaken doof- of slechthorendheid: o.a. Oorzaken: erfelijkheid, aandoening van het Oorzaken: o.a. Spina bifida, misbouw skelet,
erfelijke aandoeningen, tekort aan zuurstof netvlies, infectieziekte tijdens de zwangerschap, ontstekingen van beenderen en gewrichten,
tijdens de bevalling, ongeluk, verwaarloosde ooginfectie. dwarslaesie.
hersenvliesontsteking.
Heeft impact op: Heeft impact op:
Heeft impact op: - Cognitieve ontwikkeling (o.a. door - Zelfredzaamheid
- Sociale ontwikkeling exploratiegedrag) - Cognitieve ontwikkeling
- Impact op gevoelsleven - Sociale ontwikkeling - Sociale ontwikkeling
- Spraak en taalontwikkeling - Zelfbeeld
- Cognitieve ontwikkeling Vooroordelen: verstandelijk gehandicapt, nog
Vooroordelen: dom, onhandig, doof andere beperkingen
Vooroordelen: sociaal onhandig, niet intelligent

Methoden in de orthopedagogiek:
Psychodynamische Gedragstherapeutische Experiëntele Systeemtheoretische Neurobiologische
stroming benadering ervaringsgerichte benadering benadering
benadering
Inzicht gevende en relatie Waarbij het concrete Waarbij het proces van de Waarbij een al uitgaat dat Deze richt zich op
bevorderende strategie Het observeerbare gedrag gedragingen en het iemands gedrag zijn veranderingen in de
is erop gericht oe een centraal staat ervaringsleren centraal staat weerslag heef op anderen hersenen die tot een
positief geestelijk klimaat te Probleemgedrag kan volgens Volgens deze visie komen therapie moet duidelijk probleem kunnen leiden
scheppen Het ontwikkelen deze visie worden kinderen door ervaring tot maken hoe de reacties Bijvoorbeeld autisme,
van een zelfbeeld Het is aangeleerd of afgeleerd Een inzicht in hun eigen elkaar beïnvloeden. waarbij de functie voor
belangrijk oe te weten of de specifieke vore is de handelen Hierbij hoort de empathie gedeeltelijk
gevoelens ondersteund cognitieve gedragstherapie, oplossingsgerichte ontbreekt.
moeten worden, of juist het waarbij het kind eerst werkwijze, waarbij zij
gedrag of het inzicht in de inzicht krijgt in zijn situaties leren ervaren
situatie. gedachten en die vervolgens waarin de oplossing zich al
in kaart leert te brengen en voordoet.
te veranderen.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller acp18. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $0.00. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

53340 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
Free
  • (3)