Volledige samenvatting vennootschappen, verenigingen en stichtingen - AJ 2024-25 - prof. Houben
45 views 1 purchase
Course
Vennootschappen verenigingen en stichtingen
Institution
Universiteit Antwerpen (UA)
Deze samenvatting is gemaakt op basis van de kennisclips en het handboek van het vak vennootschappen, verenigingen en stichtingen, gedoceerd in AJ door prof. Houben. Exclusief oefencolleges.
INHOUDSTAFEL AAN EINDE DOCUMENT prof. Houben
AJ 2024-25
Vennootschappen, verenigingen en stichtingen
Examen:
• Mondeling
• 120 casussen, de oefeningen die we gaan doen zijn daarvoor representatief
• 15 minuten voorbereidingstijd
• Die vraag staat op 5 punten
• Andere 15 punten zonder voorbereiding (3 extra vragen)
• Cruciaal dat je met je wetboek werkt en studeert: weten wat waar staat
• Elk jaar wordt deze vraag gesteld: wat is de verjaringstermijn voor de vernietiging van besluiten?
→ antwoord: 6 maanden, maar stukje in wetboek Boek 2 over besluiten en het antwoord staat daar niet in, het staat
op het einde van Boek 2
• Onmiddellijk feedback, maar als je het niet wil weten zeg het dan op tijd
• Extra wetten mogen afgedrukt worden
DEEL 1: VENNOOTSCHAP, VERENIGING EN ANDERE RECHTSFIGUREN
HOOFDSTUK 1: HET BEGRIP VENNOOTSCHAP – ONDERSCHEID MET ANDERE RECHTSFIGUREN
AFDELING 1: HET BEGRIP VENNOOTSCHAP
Vennootschap = de rechtsfiguur die ontstaat door de rechtshandeling van één of meer personen (vennoten) die
een inbreng doen (art. 1:1 WVV)
• Een vermogen
• De uitoefening van één of meer welbepaalde activiteiten als voorwerp
• Eén van haar doelen: aan vennoten een rechtstreeks of onrechtstreeks vermogensvoordeel uitkeren of
bezorgen
à uit die definitie kunnen een aantal constitutieve kenmerken van de vennootschap worden afgeleid:
1. De vennootschap ontstaat uit een rechtshandeling van één of meer personen:
o Één persoon: NV en BV
o Twee of meer personen: alle andere vennootschappen (coöperatieve vennootschap – 3)
2. De vennoten brengen iets in gemeenschap en onderwerpen het aan het vennootschapsrisico (=
inbreng): bv. geld, in natura, nijverheid (= toekomstige inspanningen)
3. Het voorwerp = één of meer nauwkeurig omschreven activiteiten:
o “voorwerp” ≠ “winstverdelingsdoel”
§ Voorwerp = wat je concreet gaat doen binnen je vennootschap via welke activiteiten
§ Winstverdelingsdoel = het einddoel, hetgeen de vennootschap finaal tracht te
verwezenlijken
o Bv. de NV Ski zal een skipiste uitbaten
4. Als één van haar doelen heeft de vennootschap het uitkeren of bezorgen van een rechtstreeks of
onrechtstreeks vermogensvoordeel aan de vennoten:
o Dus niet verijst dat je effectief winst maakt om geldige vennootschap te hebben, maar je moet
het wel minstens nastreven
o Naast het winstverdelingsdoel kunnen er nog een of meerdere doelen zijn
o Het klassieke onderscheid tussen wettelijk doel en statutair voorwerp van de vennootschap, en
vooral de onderscheiden sanctionering bij overschrijding, vervaagd is
§ Wettelijk doel = winstverdelingsdoel en één of meer andere doelen
§ Statutair voorwerp = hetgeen je concreet gaat doen zoals ingeschreven in de statuten
1
, § Het winstverdelingsdoel is generiek, alle vennootschappen hebben dat, maar de andere
doelen moeten bepaald worden op het niveau van de vennootschap. Dat doe je door de
andere doelen in te schrijven in de statuten. Zowel de andere doelen als het statutair
voorwerp zijn in de statuten opgenomen en in die optiek staan die op gelijke voet en
daarom moet een overtreding ook op gelijke voet worden gesanctioneerd
§ In het verleden werden de overtredingen anders gesanctioneerd:
• Wettelijk doel: de door de vennootschap gestelde handeling is nietig
•
Statutair voorwerp:
o Eigen vermogen vennootschappen (NV, BV, CV): ze waren gewoon
gebonden
o Personenvennootschappen: optreden buiten het statutair voorwerp is
niet-tegenwerpelijk aan de vennootschap
à die tweedeling is verleden tijd: een overtreding van het wettelijk doel, alsook een
overtreding van het statutair voorwerp wordt op dezelfde manier gesanctioneerd
à dwz dat de handelingen die in strijd met het winstverdelingsdoel niet langer nietig
zullen kunnen worden verklaard, maar de vennootschap gewoon zullen verbinden (eigen
vermogensvennootschap), dan wel de vennootschap niet zullen verbinden (personen-
vennootschap), behoudens toepassing van de verbintenisrechtelijke vertrouwensleer
à wel zal de nietigheidsanctie nog gepast zijn wanneer de vennootschap optreedt in
strijdt met haar vennootschapsbelang
5. De vennootschap heeft een vermogen
Is het een vereiste dat de vennootschap in het gemeenschappelijk belang van de partijen moet worden
aangegaan? Daar bestaat sinds het WVV betwisting over, maar de opinie dat het vereiste van het algemeen
belang van toepassing is, is te verkiezen
à dwz dat vennoten elkaar gelijk moeten behandelen
à veronderstelt ook het inmengings- en controlerecht tov elkaar
Verbod op leeuwenbeding = overeenkomsten of bepalingen die aan één van de vennoten de gehele winst
toekennen, of aan één of meerdere vennoten enige deelname in de winst ontzeggen, zijn ongeldig
à art. 4:2 WVV (maatschap), art. 5:14 WVV (BV), art. 6:15 WVV (CV), art. 7:16 WVV (NV)
Grondslag van de vennootschap: rechtshandeling
Het voordeel van de kwalificatie van een vennootschap op grond van een rechtshandeling is dat voor de
oplossing van vele vragen gesteund kan worden op het gemene recht (bv. principe dat verbintenissen ter goeder
trouw moeten worden uitgevoerd)
AFDELING 2: ONDERSCHEID MET VERWANTE RECHTSFIGUREN
1. Vereniging
We hebben het hier over de vereniging in de enge zin. De vereniging in de ruime zin gaat over de grondwettelijke verenigingsvrijheid waar
de vennootschap en de vereniging toebehoren.
Vereniging in enge zin = entiteit die wordt opgericht bij overeenkomst tussen twee of meer personen, leden, die
een belangloos doel nastreven in het kader van één of meer welbepaalde activiteiten die zij tot voorwerp heeft
en die noch rechtstreeks, noch onrechtstreeks enig vermogensvoordeel mag uitkeren of bezorgen aan de
oprichters, leden, bestuurders of enig ander persoon, behalve voor het in de statuten bepaald belangeloos doel
(art. 1:2 WVV)
2
,Onderscheidend criterium: winstverdelingsdoel
• Een vennootschap heeft verplicht een winstverdelingsdoel
• Een vereniging in enge zin mag geen winstverdelingsdoel hebben (= uitkeringsverbod)
o Rechtstreekse uitkeringen: iedereen €5000 euro
o Onrechtstreekse uitkeringen: soms moeilijker in te schatten
§ Bv. ik ben lid van vzw en ik neem foto’s op de feestjes van de vzw om die daarna op de
website te zetten, ik neem één uur foto’s en ik stuur de factuur naar de vzw: 20.000 euro.
€20.000 voor een uur fotograferen is duur betaald, dus het gaat niet over een markt-
conforme vergoeding. €500 zou een meer realistische prijs zijn, maar dan heb ik nog
steeds €19.500 te veel gekregen. In belope van die €19.500 gaat het over een
onrechtstreekse uitkering, nl. daar staat geen dienst tegenover.
o Uitzondering: wanneer bepaalde kortingen worden toegestaan of wanneer er beperkte
uitkeringen zijn die kunnen geplaatst worden in teken van het belangeloos doel van de vzw
o Het verbod betreft enkel uitkeringen, d.w.z. dat het niet verboden is om vermogensvoordelen na
te streven en winst te maken
Types van verenigingen (art. 1:6 WVV):
• Feitelijke vereniging: geen rechtspersoonlijkheid
à dwz dat de vereniging samenvalt met de leden en dat er dus ook geen schild is tegen aansprakelijkheid
• Vereniging zonder winstoogmerk (VZW): rechtspersoonlijkheid
• Internationale vereniging zonder winstoogmerk (IVZW): rechtspersoonlijkheid
2. Onderneming
Een vennootschap is een rechtsorganisatievorm die een onderneming kan aannemen (de onderneming is de
activiteit)
Voor de doeleinden van het ondernemingsrecht bevat art. I, 1, 1° WER een definitie van de onderneming = iedere
rechtspersoon en iedere andere organisatie zonder rechtspersoonlijkheid
à dwz dat alle vennootschappen noodzakelijk ondernemingen zijn
3. Stichting
Stichting = de rechtspersoon zonder leden opgericht bij rechtshandeling door één of meer personen, stichters.
Haar vermogen wordt bestemd om een belangeloos doel na te streven in het kader van één of meer welbepaalde
activiteiten die zij tot voorwerp heeft. Zij mag noch rechtstreeks noch onrechtstreeks enig vermogensvoordeel
uitkeren of bezorgen aan de stichters, de bestuurders of enig ander persoon, behalve voor het in de staturen
bepaald belangeloos doel (art. 1:3 WVV)
4. Rechtspersoon
De vennootschap valt niet samen met het begrip ‘rechtspersoon’: een vennootschap kan een rechtspersoon
zijn, maar hoeft dat niet te zijn (bv. maatschap), er zijn ook rechtspersonen die geen vennootschap zijn (bv. vzw)
5. Mede-eigendom
Mede-eigendom en de vennootschap kennen verwantschap: meerdere partijen oefenen tav dezelfde goederen
of het geheel van goederen rechten uit (aanspraak van meerdere personen op een goed)
3
, Onderscheidend criterium is het doel: indien de partijen niet enkel de bedoeling hebben om op passieve wijze
de goederen te bewaren of te behouden, maar zij die voor vermogensdoeleinden wensen in te zetten, dan
spreekt men over een vennootschap
à rijst in de praktijk vaak bij een overlijden van een ondernemer en de handelszaak wordt overgeërfd door de
erfgenamen die de handelszaak voortzetten. Men neemt aan dat in de aanvangsfase het vereffeningsmotief
primeert (dat men dus voortzet om te beëindigen en dat het dus niet gaat om een vennootschap), maar indien
die situatie voortduurt en het gaat om meerdere personen, dan zou het kunnen dat er een gezamenlijk
winstmotief ontstaat en dat het dus wel gaat over een vennootschap
à is dus vnl. een feitenkwestie, je moet dus kijken naar het gezamenlijk doel
6. Winstdeelnemende en andere overeenkomsten
Winstdeelnemende overeenkomst = geval wanneer de ene partij bij een overeenkomst deelt in de winsten van
de andere partij (typevoorbeeld: winstdelende geldlening, ik leen u €10.000 voor uw onderneming en als u winst
maakt, dan wil ik naast mijn interest nog een stukje van de winst krijgen)
à de winstdelende overeenkomst lijdt op zichzelf niet tot de kwalificatie van vennootschap (in beginsel
ontneemt de enkele clausule van deelname in de winst de geldschieter hierbij niet de hoedanigheid van
schuldeiser), maar indien die schuldeiser controlerecht gaat hebben op de bedrijvigheid van de schuldenaar en
evt. ook deelt in het verlies, dan zijn er bijkomende kenmerken die wijzen op de kwalificatie van vennootschap
à dus hier ook feitenkwestie, je moet dus kijken naar het gezamenlijk doel
HOOFDSTUK 2: RECHTSPERSOONLIJKHEID
Geen algemeen aanvaarde definitie, maar gezaghebbende definitie van W. Van Gerven:
Rechtspersoonlijkheid = juridische entiteit waarvan het vermogen, dat is gekoppeld aan een duurzaam en
nagestreefd afgescheiden belang dat bescherming behoeft, geheel of gedeeltelijk is afgezonderd van andere
vermogens ten behoeve van de schuldeisers en/of de inbrengers van dat vermogen
à voorbeeld afscheiding die bestaat ten voordele van de inbrengers van het vermogen heb je in de BV en de NV:
als je zo’n vennootschapsvorm opricht, dan betekent dat dat de aandeelhouders van zo’n vennootschap maar
gehouden zijn voor de vennootschapsschulden ten belope van hun inbreng en daar stopt het
à voorbeeld afscheiding die bestaat ten voordele van de schuldeisers is de VOF (vennootschap onder firma):
VOF wordt gekenmerkt door een afgescheiden vermogen, maar het vermogen van de vennoten is ook ter
beschikking van de vennootschapsschuldeisers
Rechtspersoonlijkheid bestaat maar naarmate die is toegekend door de wetgever (niet contractueel creëren)
• Merk op in het Belgisch recht kennen groepen van vennootschappen geen rechtspersoonlijkheid
• Enkel de vennootschap zelf, het individueel onderdeel, kent rechtspersoonlijkheid
Rechtsgevolgen van de rechtspersoonlijkheid
1. Bestaan van een afgescheiden vermogen te onderscheiden van de vermogen van vennoten of aandeel-
houders en ook van het vermogen van andere rechtspersonen die in dezelfde groep zouden zitten
Bv. Vennootschap Cola waaronder Cola België zit, Cola Nederland, etc. Cola België heeft problemen met
de leidingen en neemt daarvoor een loodgieter aan. Cola België kan de factuur niet betalen, de loodgieter
denkt dat hij zijn geld kan krijgen bij Cola Nederland. Dat kan niet want hij heeft gecontracteerd met Cola
België, de andere rechtspersonen binnen dezelfde groep zijn niet gehouden om die schuld te betalen
(afgescheiden vermogens).
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller hannedejong. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $10.73. You're not tied to anything after your purchase.