WEEK 2: ACTIVA (OORZAKEN VAN VERSCHILLEN FISC/VENN)
LIT:
1. Par 4.1 t/m 4.2 Boek herleiding
2. Goodwill (forfaitair 2005)
3. Ijzerenvoorraadstelsel
HR 6 mei 1998 – IJZVS en de lagere basisprijs
HR 13 okt 1999 - IJZVS en waardering surplus
4. Herwaarderen bedrijfsmiddelen
BNB 2015/180 – herwaardering landbouwgrond WEVAB
WFR 2017 – herwaardering bedrijfsmiddelen
5. Arresten wel/niet activeren
Hof 21 aug 1998 – archivering kosten reisgids
HR 21 apr 1995 – activering kosten exploratieboring niet verplicht
HR 19 dec 1990 – mosselkweker + activeren
6. Kampschoer – Fiscaal afschrijven, afboeken, afwaarderen
7. WFR De rol van het matchingbeginsel bij de toerekening van uitgaven
8. WFR De nieuwe IFRS leasingsregels en de fiscale jaarwinstbepaling
9. WFR IFRS 16 lease accounting en fiscale winstberekening
1. Par 4.1 t/m 4.2 Herleiding
Activaposten worden besproken
- Kosten van uitgifte van aandelen:
RJ: activeren en direct tlv agio
IFRS: activeren en direct tlv eigen vermogen
FIS: activeren of tlv de winst conform gkg
- Kosten aantrekken (obligatie)lening
RJ: activeren en onder omstandigheden direct tlv resultaat in het jaar van uitgave
IFRS: in mindering op de lening
FIS: activeren of in mindering brengen op de lening.*
*Anders dan bij een kapitaaluitbreiding, omdat deze kosten een direct aanwijsbaar verband
houden met bepaalde boekjaren en dan brengt gkg met zich dat deze kosten aan die jaren
dienen te worden toegerekend.
- Kosten van onderzoek en ontwikkeling:
RJ: onderzoekskosten direct tlv de winst (verboden om te activeren)
ontwikkelingskosten activeren
immateriële vaste activa mbt ontwikkeling dienen zelfs te worden geactiveerd
onder bepaalde voorwaarden
IFRS: zelfde als hierboven
FIS: activeren of direct tlv de winst
in de onderzoeksfase geen baten: dus direct tlv de winst obv gkg.
- Goodwill:
Twee soorten goodwill: verworven met activa en passiva of met aandelen (laatste wordt
uitgewerkt bij financiële vaste activa)
RJ: activeren (mag niet meer direct tlv de winst). Jaarlijks afschrijven
IFRS: activeren. Niet afschrijven (verboden). Jaarlijkse impairment
FIS: activeren (is goodwill op activa en niet een deelneming!). afschrijvingsbep.
Impairment mag niet teruggenomen worden (tgv het resultaat). De impairment is de
hoogste van de opbrengstwaarde of de bedrijfswaarde. Indien de realiseerbare waarde
van de goodwill niet bepaald kan worden, dient te worden gekeken naar de kasstroom-
genererende eenheid waartoe de goodwill behoort (RJ).
Onder IFRS en RJ is terugname afwaardering goodwill niet toegestaan. Imperatief verschil.
- Materiële vaste activa:
RJ: activeren tegen verkrijgingsprijs / actuele waarde
IFRS: zelfde als hierboven
FIS: activeren tegen kostprijs
, Afschrijvingsmethoden die fiscaal geaccepteerd zijn:
- lineair
- degressief (dalend nut)
- afschrijving naar intensiteit van het gebruik
Fiscale jurisprudentie strenger dan de vennootschappelijke, waardoor facultatieve en pseudo-
facultatieve verschillen kunnen ontstaan, zoals degressief afschrijven van een gebouw (fiscaal niet
geaccepteerd). Daarnaast kan fiscaal op bepaalde bedrijfsmiddelen vervroegd worden afgeschreven
(willekeurige afschrijving). Hierdoor ontstaat een facultatief verschil.
Afschrijvingsbeperkingen: fiscaal max 10 of 20%. Dit is dus geen max 10 jaar regel (let op!). Hierdoor
ontstaat een imperatief verschil indien de vennootschappelijke afschrijving korter is dan de genoemde
percentages. Er wordt dan vennootschappelijk meer toegerekend per jaar.
Vastgoedbeleggingen: onder RJ en IFRS keuze om te waarderen tegen fair value of kostprijs. Fiscaal
alleen kostprijs. Pseudo-facultatief verschil.
Na afwaardering schrijf je onder RJ en IFRS (ex goodwill) af over de nieuwe kostprijs. Fiscaal wordt
niet meer afgeschreven na een afwaardering tot de waarde bereikt is die zou zijn bereikt als er wel
was afgeschreven. Hierdoor ontstaat een imperatief verschil.
- Financiële vaste activa: deelnemingen.
RJ op nettovermogenswaarde. Dit houdt in dat de identificeerbare bezittingen en schulden van de
deelneming worden gewaardeerd tegen reële waarde. Een verschil tussen de kostprijs en de nvw is
goodwill en dit komt apart op de balans te staan.
IFRS equity methode: op kostprijs inclusief goodwill. Jaarlijkse impairment op gw. Pakt veelal gelijk uit
als de nvw.
Goodwill uit hoofde van aandelentransacties: mag niet tlv resultaat gebracht meer worden. Zelfde
regels als hierboven genoemd. Fiscaal wel een verschil: waardering op kostprijs. Afsplitsing van
goodwill en kostprijs deelneming is fiscaal niet toegestaan (indien nvw lager is). Vennootschappelijk
zal dat wel geboden zijn. Hierdoor ontstaat een imperatief verschil.
- Vlottende activa:
Voorraden
RJ/IFRS: waardering op verkrijgingsprijs / vervaardigingsprijs. Actuele waarde alleen
toegestaan voor agrarische voorraden (opbrengstwaarde). Door dit laatste kan een
pseudo-facultatief verschil ontstaan. Fiscaal mag namelijk niet zo gewaardeerd worden.
FIS: kostprijs en kostprijs of lagere marktwaarde. LIFO, FIFO, gemiddelde waarde en
ijzerenvoorraadstelsel zijn allemaal acceptabel.
Verschillen: IJZ niet toegestaan vennootschappelijk. Verder wordt lifo onder RJ afgeraden en
is het onder IFRS niet toegestaan.
Voorraden moeten tegen actuele waarde worden gewaardeerd indien de opbrengstwaarde lager is
dan de verkrijgings-/vervaardigingsprijs. Fiscaal zal een dergelijke afwaardering gevolgd worden,
waardoor weinig verschillen ontstaan. Dit ligt anders als het fiscaal een onwenselijk verlies ontstaan
en gkg niet dwingt tot waardering op lagere marktwaarde (fusiefaciliteiten of art 20a).
Onderhanden werk
RJ: project dat is overeengekomen met een derde inzake constructie van een activa,
waarbij de uitvoering zich gewoonlijk uitstrekt over meer dan één periode. Ze worden
onderscheiden naar aard van de contracten waarop zij zijn gebaseerd.
Waardering moet op aanschaffingskosten (integrale kostprijs). Bepaalde kosten
mogen niet geactiveerd worden.
FIS: integrale kostprijs. Ook constante deel van de algemene kosten wordt hier opgenomen.
Imperatief verschil: fiscaal hoger gewaardeerd.
Percentage of completion: onder RJ en IFRS voorgeschreven om doorlopend winst te nemen. Dit
hoeft alleen niet als dit niet betrouwbaar kan worden bepaald en geldt het niet voor kleine
rechtspersonen. Fiscaal ook ogv art 3.29b. Toe te rekenen vergoeding aan onderhanden werk. In
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller ljp2. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.97. You're not tied to anything after your purchase.