100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Politicologie $8.82
Add to cart

Summary

Samenvatting Politicologie

 0 view  0 purchase
  • Course
  • Institution

Samenvatting van alle lessen politicologie, opgemaakt uit PowerPoint presentaties en eigen notities.

Preview 6 out of 52  pages

  • December 18, 2024
  • 52
  • 2024/2025
  • Summary
avatar-seller
POLITICOLOGIE
HOOFDSTUK 1: POLITIEK EN POLITICOLOGIE

INTRODUCTIE


BELANG VAN POLITIEK
Voorbeeld: invoeren van autogordel in 1975  Veel verzet (privézaak) (‘wat moet de overheid doen?’,
waar moeten ze zich met bezig houden?)  Groot gevolg: geschat 30.000 doden minder (B en NL)

o Politiek heeft impact, er is een verschil tussen linkse en rechtse partijen (links wil meer bepalen,
rechts is minder een voorstander om dit te doen. Bv. wapenwet in VS: standpunt Democraat vs.
Republikein)
o Beperkte ‘maakbaarheid’ van de samenleving (economie, mentaliteit…)(vb.
transmigrantencrisis, vluchtelingencrisis, radicalisering, corona  politieke controle, energie)
 Politiek loopt de werkelijkheid achterna, onder meer door de invloed van media. Bv. hoe
gaan we om met AI, wordt pas bedacht nadat we merken dat AI onze samenleving
beïnvloedt.
o Nationale politiek verliest zijn greep (Luc Huyse, maakbaarheid van de politiek op de
samenleving neemt af in tijd, media heeft meer invloed op een samenleving)
o Begrijpen van geschiedenis: waar komt werkloosheidsuitkering vandaan? (vakbonden besturen
nu ook mee de sociale zekerheid)
o Actor = groepen die in de politiek zitten


COMPARATIVE POLITICS
= belangrijke tak in de politieke wetenschappen (naast bestuurskunde, internationale politiek en
politieke filosofie)

o ‘If you only know one country, you do not know any country at all’ (Lipset)
o België (Nederland) voortdurend gaan vergelijken met andere landen. Om andere landen en
bepaalde zaken betere te gaan begrijpen.
o Voorbeeld: sterkte van rechts-populistische partijen (vgl. met Franstalig België). Waarom is er
een verschil tussen Vlaanderen (meer rechts) en Wallonië (meer links). De extremen spelen
beide in op de ontevredenheid van mensen (PVDA vs. Vlaams Belang)

POLITIEK EN POLITIEKE WETENSCHAP

o Politiek is het sturen van de (een) samenleving
 Afspraken als mensen iets samen willen doen
 Grotere groep = meer afspraken = formeel (het opschrijven van regels, wetten maken)
 Politika = dat wat met de staat (polis) te maken heeft. Ook conflicten over sturen van de
samenleving, gaan vaak over meningsverschillen.
 Brede definitie (politiek is overal)
– Overal waar er regels bestaan
– Ook in verenigingen en organisaties (die een leerschool van de ‘grote’ politiek
zijn). Verenigingen leren mensen aan politiek doen, het leer je samenwerken en
afspraken maken (sportvereniging of jeugdbeweging)


VARIATIES IN POLITIEK

TERRITORIUM
o Iedereen die op een bepaald grondgebied woont moet zich houden aan die politieke regels, je
kan er niet uit stappen. Je kan verhuizen maar ontsnapt niet aan politieke regels.

, o ‘Staten’ hebben grondgebied (katholieke kerk; wilde ook ‘sturen’) en zijn daar soeverein
(territorium gebonden systeem waar geen macht boven is; definitie van een ‘staat’) (vb.
Russische referenda in Oekraïens gebied)
 Europa is geen staat omdat je kan beslissen als land om er uit te stappen.
o Religie is een politiek systeem zonder territorium, behalve bij sharia’s. in de meeste Westerse
landen is er een scheiding van kerk en staat.
o Niet alleen staten hebben grondgebied (decentralisatie en internationalisering)

CULTUREEL
o Verschillende opvattingen over mate waarin regels mogen ingrijpen (reikwijdte)
o Verschuivende opvattingen
 19de -eeuwse ‘nachtwakersstaat’ (alleen ordehandhaving, defensie, belastingen)
 Steeds meer vragen om domeinen ‘politiek’ te regelen (vb. arbeidersbeweging en sociale
bescherming; en veel later milieu en klimaat)
 Enorme explosie van politiek ingrijpen (vb. homohuwelijk en adoptie)
 Politieke cultuur wijzigt: grenzen tussen privé en publiek verschuiven (vb. verplicht
aanwerven van mensen met een migratieachtergrond door werkgevers; praktijktesten;
roken in bijzijn van kinderen; verplaatsingsverbod (corona)…)

VORMEN
o Welke vorm neemt de sturing van de (territoriale) samenleving aan?
o Niet tussen politieke systemen (‘regimes’)

CLASSIFICATIES
 Democratische vs. autoritaire regimes: macht = tijdelijk, gespreid, via verkozen
vertegenwoordigers, fundamentele rechten
 Unitaire vs. federale staten: bestuur vanuit één punt of niet
 Variaties in instellingen en procedures: verkiezingen, partijen, parlement, grondwet,
staatshoofd…


WAT DOET EEN POLITICOLOOG?
DOEL

Regelmaat ontdekken in fenomenen en complexe fenomenen vereenvoudigen

o Sociale werkelijkheid = complex (reflexief) (vb. peiling, kan het stemgedrag beïnvloeden)
o Werkelijkheid ‘formaliseren’ in variabelen/ analytisch
o Structuren: posities en rollen determineren gedrag (niet alleen persoonlijkheden; maar Georges-
Louis Bouchez)
o Patronen zie je door te vergelijken, twee manieren:
 Veel waarnemingen (grote N)
 Goed gekozen waarnemingen (kleine N)
o Bv. vrouwen stemmen meer links en mannen meer rechts, op zoek naar een patroon daarin.


POLITIEKE WETENSCHAP
o Veel groepen praten over politiek
o Burgers, journalisten, kunstenaars…
o Politieke wetenschappers willen politieke gebeurtenissen en instellingen beschrijven, begrijpen
en verklaren (journalisten ook) en NIET beoordelen

REGEL 1 INTELLECTUELE DISTANTIE:
o Doel is niet in de eerste plaats te zeggen hoe het moet en om zelf deel te nemen
o Maar neutraliteit bestaat niet (voorkeuren, belangen, interesses…) (= essentie van sociale
wetenschappen, mensen bepaald door hun omgeving)

, o Keuze van onderwerpen (vb. groene vs. rechts-populistische partijen, terrorisme, vrouwen en
politiek…)
o Politicoloog doet verslag van zijn bevindingen (kan dan gebruikt worden door anderen)




REGEL 2 WETENSCHAPPELIJKE METHODE
o Vele, bewust ingezamelde waarnemingen
 Systematische inzameling van gegevens (vs. ad hoc)
 Gebeurtenis duiden als fenomeen dat uiting is van een bredere categorie (algemeen
verschijnsel)(vb. Belgisch confederalisme)
 Vergelijking, bewust zoeken naar gelijkaardige en verschillende cases
o Keuze van onderzoekstechnieken
 Hoe data analyseren?
 Kwantitatief of kwalitatief (vb. vrouwen in parlement)
o Open rapporteren over wat en waarom
 Repliceerbaarheid (het rapport kan opnieuw gedaan worden, in de journalistiek is het
omgekeerd. Hier wordt de bron geheim gehouden, terwijl bij politieke wetenschappers
transparant moeten zijn en open moeten staan voor kritiek)
o Controleren en verfijnen (cumulatief)

INSTRUMENTEN VAN POLITIEKE WETENSCHAP
Eigen ‘taal’ van politieke wetenschappen: orde brengen in de chaos, complexiteit. Instrumenten van die
taal zijn concepten, modellen en theorieën.

CONCEPTEN

o Een begrip of algemene categorie dat een verschijnsel precies afbakent (vb. gender vs.
geslacht) (vb. politieke partijen, particratie)
o Zonder concepten kunnen we niet over politiek spreken (casuïstiek)
o Hoofd- en bijzaken van elkaar onderscheiden - essentie
o Concept = ideaaltype (essentiële kenmerken: hoofd- en bijzaken) – werkelijkheid is nooit
perfect (vb. polyarchie)

MODELLEN

o Bepaalde vereenvoudigde voorstelling van de realiteit (vb. wegenkaart)
o Statistische modellen bevatten slechts bepaalde variabelen (vb. deelname aan protest) –
‘verklaarde variantie’
o Meer dan een concept: ook relaties tussen concepten (variabelen) worden beschreven
o Voorbeeld: politieke kringloop van David Easton
 Eisen, gate keepers, steun (actief en passief), output, feedbackloop

THEORIEËN

o Beschrijven hoe en waarom politieke verschijnselen met elkaar in verband staan
(=verhaal over causaliteit)
o Voorbeelden:
 Waarom hebben mensen in sommige landen meer vertrouwen in de overheid dan
in andere?
 Wat bepaalt de samenstellingen van regeringen?
 Waarom dienen oppositieleden wetsvoorstellen in als ze nooit aanvaard worden?
o Resultaat van waarnemingen en onderzoek, maar theorieën sturen ook waarnemingen en
onderzoek (deductief vs. inductief)
o Cruciale link tussen theorie en onderzoek = hypothese (voorspelling waarvan nagegaan
kan worden of ze klopt)

,HOOFDSTUK 2: STAAT EN MACHT

BINDENDE REGELS

o Eigenheid van de regels van een staat: bindend
o Ook als we er niet mee eens zijn, moeten we regels volgen (burgerlijke ongehoorzaamheid)(vb.
betaalstaking)
o We volgen de regels zonder na te denken (geïnternaliseerd; vb. drinken en rijden; gordel; rechts
rijden; rookverbod; mondmasker)
o Staat kan geweld gebruiken om regels af te dwingen (arsenaal dwangmiddelen)(vb. Catalaans
referendum)
o Definitie staat = human community that successfully claims the monopoly of the legitimate use
of physical force within a given territory (Max Weber)
o Monopolie op legitiem geweld (alleen staat mag regels met geweld afdwingen; geen privétaak)
(vb. wettelijke zelfverdediging)
 Privatisering van de ordehandhaving (vb. gated communities; winkelcentra,
festivals…)
 Staatsgeweld moet ‘proportioneel’ zijn (vb. politieoptreden tegen betogers)
 Alleen geweld dat nodig is voor doel (vb. foltering)

GRONDWET


EERSTE EN BELANGRIJKSTE ‘REGEL’ VAN LAND
o Zegt hoe (andere) regels gemaakt moeten worden (en dus hoe regels kunnen wijzigen)
o Bevat de basisregels van het functioneren van politiek systeem (bevoegdheidsverdeling)(vb.
pariteit van de regering)
o Bevat ‘grondrechten’ van burgers (bescherming van burgers tegen almachtige staat)

WAT?

o Grondwet is algemeen en werkelijke politiek staat er ver van af (vb. ‘politieke partijen’ staan
niet in de grondwet)
o Bijzondere regels om de Grondwet te veranderen: extra voorwaarden in België
 Op voorhand aankondigen welke artikels men wil wijzigen (na verkiezingen is parlement
een ‘constituante’)
 2/3de meerderheid nodig (in de VS +75% van de staten)
 Dus: heel moeilijk wijzigbaar (staatshervorming bij ons)  lange onderhandelingen
 België: communautair polariseren heeft weinig zin, in beide taalgroepen moet er steun
zijn (geen steun van de meerderheid in beide taalgroepen nodig) en dus partners zoeken
aan de andere kant
 (in België niet alleen Grondwet wijzigen extra moeilijk – ook vele andere wetten)
o Twee belangrijke voorbeelden: USA en Frankrijk (beide eind 18de eeuw) – ook België had
bijzondere (vrije) grondwet. (heel liberaal)
o Niet alleen functioneren maar ook basisrechten en –vrijheden (liberale democratie)
 Vrijheid van meningsuiting, vereniging, pers, godsdienst… (= voorwaarde voor vrije
verkiezingen en democratie)
o Meer en meer: ook moderne socio-economische rechten (vb. onderwijs, arbeid, gezonde
leefomgeving) – gaat samen met uitbreiding van de staat
 MAAR: deze rechten zijn niet individueel afdwingbaar (intentieverklaring, ‘voorwerp
van zorg’)
 Wat met de Klimaatzaak?

, o Grondwet is niet steeds neergeschreven:
 Groot-Brittannië: historisch gegroeid geheel van teksten en gewoonte – Magna Carta
1215
 Rule of law (regel van de heerser) en Supremacy of Parliament
 Geen grondwettelijk hof om beslissingen van parlement aan te vechten (zwakkere
positie van burgers)
o Poging tot EU-grondwet: doelstellingen Unie en basisrechten burgers
 Mislukt: negatieve referenda in Frankrijk en Nederland (2005)
 Gecontesteerd: Superstaat? Christelijke waarden benadrukken? (= identiteit en grenzen
aan Unie)
 Vervangen door Verdrag van Lissabon 2007




VRIJ WAPENBEZIT USA
Het tweede amendement van de Grondwet van de Verenigde Staten is een onderdeel van de Bill of
Rights, dat op 15 december 1791 werd toegevoegd aan de grondwet. The right of the people to keep
and bear arms shall not be infringed.

MACHT

o Bindende regels opleggen en afdwingen = macht
o Er valt niet aan de staatsmacht te ontkomen (vb. Waziristan)
o Democratie
 = bewindsvoeders krijgen macht van volk (‘Alle machten gaan uit van de natie’)
 = als macht is afgestaan, dan gehoorzamen (contract)

Macht is de mogelijkheid van A om te zorgen dat B een handeling stelt die B anders niet zou stellen

o Niet ‘in overeenstemming met wat A wil’ (onbedoelde effecten)
o Machtsmiddelen (wat de anderen willen)
 Afhankelijkheid (belangrijkheid en asymmetrie) - onzekerheid
 Gehoorzaamheid ruilen tegen machtsmiddel
 Steeds wederzijds (relationeel; ook in dictatuur)
 vb. regeringsonderhandelingen
o Machtsbronnen (vb. verkiezingen, formele positie, olie…)
o Macht ≠ gezag: gelegitimeerde, aanvaarde macht
o Niet alleen politici oefenen macht uit (vb. journalisten; vb. virologen ten tijde van corona; vb. Luc
Huyse en de emigratie van politieke macht)
o Macht aantonen en bewijzen is moeilijk
 Veel machtsuitoefening is onzichtbaar
 Macht zit in een machtsstrijd tussen actoren
 Anticipatie op machtsuitoefening
 Causaliteit van macht vaststellen is bijzonder lastig (vb. politieke agendasetting)
 Macht van één actor isoleren is problematisch (vb. partijen in een coalitieregering)
 Macht is vaak alleen negatief (veto player, besluiten tegenhouden)


SOORTEN GEZAG (WEBER):
o Traditioneel gezag: traditie en gewoonte (erfopvolging)
o Charismatisch gezag: persoonlijke eigenschappen van gezagsdrager
o Rationeel-legalistisch gezag: uit respect voor de regels
 Evolutie type 1 naar 3 doorheen geschiedenis? (vb. partijvoorzitters)

Brede definitie van Amartya Sen: ongelijkheid is ook vorm van macht (onderdrukking) waardoor
mensen niet al hun mogelijkheden ontwikkelen

, DRIE DIMENSIES VAN MACHT
o Beslissen, bevelen, afdwingen = ‘naakte’ macht (vb. maximumsnelheid)
o Agendasetting: positief en negatief (verschil tussen belang en ‘richting’ van thema) iets op de
agenda zetten of er af halen.
o Macht als hegemonie: bepalen ‘wat gedacht wordt’ (bestaande orde niet ter discussie)(vb.
‘politieke correctheid’ als hegemonie)

AGENDA-SETTINGMACHT
Hoe vaak slagen de volgende actoren er in om een nieuw probleem bovenaan de politieke agenda
te krijgen?




MACHT VAN OVERHEID
o Overheid concentreert veel macht (welvaartstaat)
 ±50% van BBP
 Op alle domeinen van het leven (op welke niet?)
 Discussie tussen links en rechts (overheid als vrijheidsbeperker of gelijkmaker)

NATIESTAAT IS LANGZAAM GEGROEID

o Concentratie van machtsmiddelen (geld, organisatie, expertise)
 Concurrenten (vb. adel, kerk…)
o Verwerven van legitimiteit (aanvaard)
o Depersonalisatie van gezag (vervanging eerste leider/stichter; vb. Josip Tito; Kemal
Ataturk)
o Homogenisering (zelfde regels op geheel grondgebied)
 Moderne ‘natiestaat’ (bevolking, taal, staat en cultuur vallen samen)

OORSPRONG VAN POLITIEK EN STAAT
o Steeds politiek waar mensen samenleven, nood aan afspraken
 Ook in primitieve samenlevingen
– Traditioneel gezag, weinig roldifferentiatie (politiek=religie=militair), weinig
regels, geen formele regels, recht van de sterkste
 Normatief: waar haalt staat recht om in te grijpen in mijn leven?  Grondvraag van
politieke filosofie

PLATO

o Beschrijft ideale staat in “De Staat”
 Arbeidsspecialisatie en organisch geheel
 Strakke staat: individu ondergeschikt aan staat
 Traditie en gezag staan centraal
 Speciaal opgeleide klasse van politici (Koning-wijsgeer), politieke niet overlaten aan de
gewone mensen (minder democratisch).
 Elite volgt ook regels: onbaatzuchtigheid

ARISTOTELES

o Meer democratisch, gewone mensen moeten betrokken worden.
o Volwaardig leven kan alleen in een politieke gemeenschap (politiek dier)
o Ook zonder enig ingrijpen, ontwikkelen mensen spontaan een politiek systeem (organisch)
o ‘Goede leven’ = ontwikkelen van al onze capaciteiten (dus ook overleggen en zich bezig houden
met publieke zaak)(alleen voor vrije, mannelijke burgers)
o Politiek ≠ beperkend maar geeft kansen op ontwikkeling
 Ontsnappen aan beperkingen van louter privé-leven

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Veya86. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $8.82. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

56326 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$8.82
  • (0)
Add to cart
Added