Deze uitgebreide samenvatting voor het vak Inleiding Onderwijswetenschappen biedt een overzicht van de zes hoofdthema's, uitgewerkt op basis van de leerdoelen. Elk thema wordt grondig behandeld, met integratie van de vereiste literatuur en een focus op kernconcepten en theorieën. De samenvatting v...
Startcollege
Studenten kunnen uitleggen wat het vakgebied van de onderwijswetenschappen inhoudt en welke
deelterreinen het bevat.
Wetenschap die zich bezighoudt met het bestuderen van onderwijs en leren, met het doel deze te
verbeteren.
Ø Bestuderen: beschrijven, begrijpen en verklaren
Ø Onderwijs & leren: niet alleen op school, maar ook andere contexten formele, non-formele
en informele contexten.
Ø Verbeteren: praktijkgerichte wetenschap; kennisontwikkeling en praktijkverbetering.
Onderwijswetenschappen is interdisciplinair: verbinding met bijvoorbeeld psychologie en sociologie.
Studenten kunnen de drie niveaus beschrijven waarop onderwijswetenschappers vraagstukken
analyseren (micro-, meso- en macroniveau) en van een specifiek vraagstuk aangeven op welk niveau
dit primair betrekking heeft.
Microniveau: Dit niveau richt zich op het kleinste en meest directe niveau binnen het onderwijs,
namelijk de interacties en processen die zich in de klas en rond de individuele leerling afspelen.
• Leerervaring van de individuele student
• Didactische vormgeving
• Lesinhoud
• De relatie tussen leerling en docent
Voorbeelden:
- Hoe beïnvloeden verschillende instructiemethoden de leerresultaten van leerlingen?
- Welke rol speelt motivatie bij het leren van wiskunde op de basisschool?
- Hoe kan feedback van de leraar de prestaties van individuele studenten verbeteren?
- Hoe kunnen inclusie en diversiteit in internationale klaslokalen het beste worden bevorderd?
- Wat zijn de effecten van het inzeKen van een meertalige aanpak op de sociaal-affecLeve en
cogniLeve ontwikkeling van leerlingen in het basisonderwijs?
Mesoniveau: Het richt zich op processen en interacLes die groepen leerlingen of een hele
schoolorganisaLe omvaKen. Op dit niveau kijken onderzoekers naar de bredere omgeving binnen
school of onderwijsinstelling, zoals;
• Het beleid, leerklimaat
• De organisaLecultuur
• Samenverwerkingsverbanden binnen en tussen scholen
• De rol van ouders en gemeenschappen
• Professionalisering
Voorbeelden:
- Welke invloed heeO het schoolbeleid op het welzijn van docenten?
- Welke schoolkenmerken bevorderen de duurzame implementaLe van een digitale
leesintervenLe op school?
- Op welke wijze kunnen managers de frequenLe en kwaliteit van het geven en ontvangen van
feedback tussen medewerkers binnen de organisaLe verhogen?
- Wat zijn de professionele ontwikkelingsbehoeOen van universitaire docenten en hoe
verschillen deze behoeOen tussen verschillende groepen docenten?
- Hoe kunnen scholen veerkrachLg reageren op onverwachte (crisis)situaLes?
,Macroniveau: Dit niveau richt zich op het onderwijs op naLonaal of zelfs internaLonaal niveau. De
analyses op dit niveau richten zich vaak op grote systemen, beleidsveranderingen, en
maatschappelijke vraagstukken.
• InrichLng naLonaal onderwijsstelsel
• Beleid op internaLonaal, landelijk of gemeentelijk niveau
• Curriculumontwikkeling door overheid
• Sociale trends
Voorbeelden:
- Wat moeten leerlingen leren in een diverse, democraLsche samenleving waarin digitalisering
een steeds belangrijker rol speelt?
- Hoe beïnvloedt de invoering van nieuwe landelijke toetsnormen de gemiddelde
leerprestaLes van leerlingen?
Macro > meso & micro: Beslissingen op beleidsniveau hebben invloed op organisaLe/infrastructuur
van scholen en leren van leerlingen.
(Andersom)Meso & micro > macro: ervaren dilemma’s onderwijsprakLjk zijn vaak aanleiding voor
beleidsveranderingen.
Micro > meso & macro: Beslissingen op microniveau hebben effect op scholen en bredere
arbeidsmarkt en samenleving.
(Andersom) Meso & macro > micro: Niet alleen school, maar ook samenleving, arbeidsmarkt, ouders
en wetenschappers hebben invloed op leerprocessen in de klas.
Thema 1: Onderwijssociologie
Studenten hebben kennis van de volgende onderwijssociologische begrippen, en kunnen deze
relateren aan kansengelijkheid: (onthouden en begrijpen)
a. Meritocratie en meritocratisch ideaal;
b. Reproductietheorie incl. verschillende kapitaaltypen (Bourdieu);
c. Pygmalion effect.
d. Deficietbenadering (vs. learning perspective).
Onderwijssociologie: is een vakgebied binnen de sociologie dat zich richt op het bestuderen van de
relaLes tussen onderwijs en de samenleving.
Er zijn drie algemene functies van het onderwijs;
- Kwalificatie: Het ligt in het aanreiken van de kennis, vaardigheden en het begrip en vaak ook
in het aanreiken van de disposities en oordeelsvormen die hen in staat stellen 'iets te doen'
- Socialisatie: De socialisatiefunctie heeft te maken met de vele manieren waarop we via
opvoeding lid worden van en deel gaan uitmaken van bepaalde sociale, culturele en politieke
'ordes'.
- Subjectificatie: Door zijn socialiserende functie plaatst het onderwijs het individu in de
bestaande manieren van doen en zijn en speelt het daardoor een belangrijke rol in de
voortzetting van cultuur en traditie – zowel wat betreft de wenselijke als de ongewenste
aspecten ervan. (wie ben ik, wat kan ik en wie wil ik zijn?)
Selectie & allocatie: toewijzing aan arbeidsmarkt en maatschappelijke positie.
,Emancipatie: het proces waarbij individuen of groepen in staat worden gesteld om hun positie in de
samenleving te verbeteren door middel van onderwijs.
Reproductie (Bourdieu): het proces waarbij bestaande sociale ongelijkheden en machtsstructuren
worden voortgezet door middel van het onderwijs. (Onderwijs als mechanisme dat ongelijkheden in
stand houdt). Sociale reproductie: het proces waarbij sociale ongelijkheden van de ene generatie op
de volgende worden overgedragen via instellingen zoals het onderwijs.
Meritocratie: Een systeem waarin je positie of succes wordt bepaald door je talenten, prestaties en
inspanningen. Het gaat hierbij niet om de aanleg dien men heeft, maar wat men met die aanleg doet.
(Meritocratie> sleutelmacht van onderwijs)
Sociale mobiliteit: bewegen op de maatschappelijke ladder. Meestal uitgedrukt in intergenerationele
mobiliteit: vergelijking met de status van de ouders.
Gevolgen van meritocratie:
- Maatschappelijke solidariteit komt onder druk te staan
- Nadruk op individuele verantwoordelijkheid, verharding
- Nieuwe vormen van tweedeling: niet naar de achtergrond, maar naar intelligentie.
Pygmalion-effect: is een psychologisch fenomeen dat in de onderwijscontext verwijst naar hoe de
verwachtingen van een leraar ten opzichte van een leerling invloed kunnen hebben op het leerproces
en de prestaties van die leerling.
Deficitbenadering: Het idee dat sommige leerlingen falen omdat ze te kort hebben in hun
capaciteiten of achtergrond. (Probleem ligt bij de leerling)
Learning perspective: Het leerperspectief benadrukt dat elke leerling kan leren en zich kan
ontwikkelen als de juiste ondersteuning, aanpak en middelen worden geboden. (Onderwijs moet zich
aanpassen aan de leerling)
Het gelijke kansen-ideaal
Kansengelijkheid: onderwijsstelsel waarin schoolprestaties van een leerling een reflectie zin van de
inzet en talent van een leerling en niet van diens sociaal milieu.
- Leerlingen krijgen dezelfde kansen, ongeacht hun sociale herkomst, sekse of etniciteit.
- Elke kind heft recht op optimale ontwikkelingsmogelijkheden, gegeven diens aanleg en
talenten.
- Het is onrechtvaardig als kinderen met gelijke aanleg verschillende mogelijkheden hebben op
een succesvolle schoolcarrière vanwege de achtergrondkenmerken van het gezin van
herkomst of hun geslacht.
Studenten hebben kennis van de verschillende kenmerken van onderwijsstelsels (differentiatie,
flexibiliteit, beroepsgerichtheid en standaardisering) en kunnen deze relateren aan kansengelijkheid
(onthouden en begrijpen)
Vier kenmerken die centraal staan in het onderwijsstelsel:
- De mate van differentiatie: de mate waarin verschillende onderwijsstromen naast elkaar
bestaan en de leeftijd waarop leerlingen worden verdeeld over verschillende
onderwijsstromen.
Hoe minder differentiatie, hoe gelijker de kansen.
Hoe later de differentiatie, hoe gelijker de kansen.
- De mate van flexibiliteit: de mate waarin er sprake is van overstapmogelijkheden tissen
verschillende onderwijsstromen.
Hoe flexibeler het onderwijsstelsel, hoe gelijker de kansen.
, - De mate van beroepsoriëntatie: de mate waarin het onderwijs specifiek is ingericht op een
bepaald beroep of specifieke arbeidsmarktsector.
Hoe meer differentiatie, hoe ongelijker de kansen
Maar: een onderwijsstelsel met weinig differentiatie EN ontbreken beroepsoriëntatie?
Dus: mate van beroepsoriëntatie niet afzonderlijk interpreteren, maar samen met de mate van
differentiatie
- De mate van de standaardisering van een onderwijsstelsel: de mate waarin scholen zich
moeten verhouden tot centraal vastgestelde standaarden m.b.t. de manier waarop het
onderwijs is georganiseerd. (Bijv. gelijkstellen curriculum, centrale eindexamens)
Hoe meer standaardisering in het onderwijsstelsel, hoe gelijker kansen.
Outputstandaardistatie: Outputstandaardisatie richt zich op het vaststellen van uniforme, meetbare
resultaten die leerlingen aan het einde van een onderwijsproces moeten bereiken. Doel: Garanderen
dat alle leerlingen, ongeacht school of locatie, aan dezelfde normen voldoen.
Inputstandaardisatie: Inputstandaardisatie gaat over het uniformeren van de middelen en
voorwaarden die nodig zijn om onderwijs te bieden. Doel: gelijkwaardigheid in financiering of
lesmethoden om ongelijkheden te verminderen.
Belangrijke conclusie Mijs & Van de Werfhorst (2016): kenmerken van het onderwijsstelsel in
samenhang beschouwen
- Onderwijsdifferentiatie zorgt voor ongelijke kansen, maar de mate waarin hangt af van…
… de mate van beroepsoriëntatie
… en de mate van standaardisering
Wat zijn belangrijke ‘knoppen’ om aan te draaien voor gelijkere kansen in het onderwijs?
- Differentiatie: bijv. selectiemoment op latere leeftijd
- Beroepsoriëntatie versterken
- Standaardisering versterken
Studenten kunnen verschillende onderwijsstelsels, waaronder het Nederlandse onderwijsstelsel,
beschrijven in termen van bovengenoemde stelselkenmerken. (toepassen)
Differentiatie: Het niveau van differentiatie verwijst naar hoe vroeg leerlingen worden gescheiden in
verschillende onderwijsrichtingen of niveaus. In Nederland gebeurt dit al in de vroege fase van het
voortgezet onderwijs (bijvoorbeeld vmbo, havo, vwo), wat het stelsel minder flexibel maakt dan
systemen waar leerlingen langer bij elkaar blijven, zoals in de VS.
Flexibiliteit: Dit betreft de mate waarin het mogelijk is om over te stappen tussen onderwijsniveaus.
In sterk gedifferentieerde stelsels, zoals in Nederland, is de flexibiliteit beperkter, hoewel er wel
overstapmogelijkheden bestaan (bijvoorbeeld van vmbo naar havo).
Standaardisatie: De mate waarin het curriculum en de examens gestandaardiseerd zijn. Nederland
heeft een hoog niveau van standaardisatie door centrale examens en een uniforme toetsing.
Selectie: Dit verwijst naar het moment waarop leerlingen worden gesorteerd op basis van prestaties.
In Nederland gebeurt dit vroeg, wat kan leiden tot grotere verschillen in kansen, afhankelijk van
sociale herkomst.
Toepassing op Nederland en andere systemen
• Nederland: Het Nederlandse onderwijsstelsel wordt gekarakteriseerd door een vroege
selectie (rond 12 jaar), een sterke differentiatie en een hoog niveau van standaardisatie.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller feyzacekic1. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $10.15. You're not tied to anything after your purchase.