MODULE 4: INSTITUTIONALISATIE EN SOCIALISATIE
1.1. INSTITUTIONALISME
1.1.1. OMSCHRIJVING
Institutie/ instelling = een samenstelling van rollen en posities (sociale structuur), die het gedrag van de gemeenschapsleden
reguleert op grond van de waarden (cultuur) van de gemeenschap en dit om bepaalde behoeften te voldoen. (Vb. Gezin)
- = Gelijke procedures om dingen te doen, keuzes die we als samenleving maken.
- Dwingend en normatief (je kan er niet om heen; je volgt ze)
- Instituties zijn door de samenleving ontworpen en opgelegde handelingspatronen. Ze vullen essentiële functies van het
georganiseerde samenleven in.
Institutionaliseringsproces: houdt in dat de normatieve aspecten van de cultuur betrokken worden op bepaalde sociaal-
structurele componenten.
Wereldopenheid = de mens als species is niet gebonden aan een specifieke habitat, maar kan in verschillende klimatologische
en geografische omstandigheden overleven (voordeel voor mensen).
Handelingsplasticiteit = een kenmerk van het menselijk handelen dat bestaat uit het feit dat op een stimulus geen vaste respons
ligt.
De wereldopenheid is niet enkel een voordeel maar ook een nadeel. Door de openheid van hun instincten worden mensen
overstroomd met zintuiglijke prikkels en informatie. Om de aangeboden informatie te kunnen selecteren, moet er ergens een
ontlastingsmechanisme in werking treden. Dat mechanisme ontstaat door institutionalisatie.
Instituties regelen een aantal universele aspecten van het menselijk samenleven, door het opleggen van passende
interactiepatronen op het gebied van voortplanting; seksueel contact; zorg voor de kinderen; socialisatie; opvoeding; zingeving;
verdeling van de macht; productie, distributie en consumptie van goederen en sociale controle.
Een institutie duidt via algemene richtlijnen aan op welke manier essentiële taken uitgevoerd en behoeften bevredigd moeten
worden (dus op een maatschappelijk voorgeschreven manier).
Als de instellingen die de institutie bewaken (bv. politie) wegvallen ontstaat er chaos (= gebrek aan orde).
- Ontstaan op een bepaald ogenblik en kennen een wisselende continuïteit (= historische constructies).
- Ze verschillen naar ontstaanscontext.
1
, - Het zijn ook menselijke constructies aangezien mensen instituties ontwikkelen als antwoord op de eisen die het in stand
houden van de menselijke soort stelt; de aanpassing aan externe omgeving stelt en het in stand houden van die aanpassing
stelt.
Onderscheid tussen PRIMAIRE en SECUNDAIRE instituties (Malinowski):
• PRIMAIRE INSTITUTIES: instituties die de basisbehoeften bevredigen op het individuele niveau, zoals eten, voortplanting,
lichamelijk comfort, veiligheid, ontspanning en beweging en groei van het organisme
Vb. huwelijk, gezin, familie, onderwijs
• SECUNDAIRE INSTITUTIES: instituties die primaire instituties organiseren. Leiden tot de integratie van de primaire instituties
zodat via regels en sancties er sociale controle kan uitgevoerd worden
Vb. politiek
Vb. Het onderwijs is een primaire institutie. Welke opleiding leden van een gemeenschap precies krijgen, wordt politiek bepaald:
de politiek is een secundaire institutie.
Institutionalisering omvat 2 op elkaar ingrijpende deelprocessen
1) De ontwikkeling van waarden en normen, of de cultuurvorming.
2) De ontwikkeling van een rollenpatroon, de structuurvorming.
à Waarden beïnvloeden de rolinhoud maar ook omgekeerd, ze kunnen dus niet los van elkaar gezien worden
KENMERKEN instituties:
1) Instituties bepalen de doelen en de wijze waarop die kunnen worden gerealiseerd
2) Instituties bepalen wie wat doet en wat de onderlinge verhoudingen tussen actoren zijn
3) Instituties scheppen (rol)verwachtingen ten aanzien van de mensen met wie men samen doelen
probeert te realiseren.
4) Doordat mensen samen doelen op een voorgeschreven wijze realiseren, ontstaan er netwerken tussen
mensen die de kern van een groep uitmaken.
5) Wie afwijkt van de regels wordt gesanctioneerd.
à De bovenstaande kenmerken leiden ertoe dat instituties op hun beurt aan de basis liggen van het ontstaan van organisaties
met elk een eigen structuur en cultuur.
DE HISTORICITEIT VAN VOORTPLANTING EN FAMILIE
- Gezin: personen die een wooneenheid delen.
- Nucleair gezin: de echtgenoten en de kinderen.
- Uitgebreid gezin: het nucleaire gezin en andere verwanten die samenleven.
- Oriëntatiegezin: de familie waarin een persoon opgroeit.
- Procreatiegezin: ontstaat wanneer een koppel zijn eerste kind krijgt.
- Huwelijk: door een sociale groep aanvaarde regeling voor paring, gewoonlijk gekenmerkt door een of ander ritueel.
à Het gezin regelt: de partnerkeuze; de afstamming; erfenissen; autoriteit
Partnerkeuze
Exogamie: mensen kiezen een partner buiten de eigen sociale groep.
Endogamie: mensen kiezen partners uit de eigen groep.
Monogamie: elke vrouw of man mag slechts één partner hebben
Polyandrie: één vrouw heeft meerdere mannen.
2
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller deprilfrann. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.36. You're not tied to anything after your purchase.