Week 1 Oriëntatie op de chronische zieke, de lichamelijk gehandicapte
en de revaliderende zorgvrager. Chronisch ziek, hoe nu verder?
NU Zorg Chronisch zieken:
1.1 Om hoeveel mensen gaat het eigenlijk?
In Nederland heeft ruim een kwart van de mensen een of meer chronische
ziekten. Absoluut gezien zijn de meeste chronisch zieken echter tussen de 25 en
64 jaar oud. Vrouwen hebben gemiddeld vaker een chronische aandoening dan
mannen. Als verpleegkundige krijg je ongetwijfeld te maken met zorgvragers met
een chronische aandoening. We kunnen ze verdelen in drie groepen:
- Mensen met een chronische ziekte.
- Mensen met een lichamelijke handicap.
- Revaliderende.
Het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) definieert chronisch
zieken als: mensen met een onomkeerbare aandoening, zonder uitzicht op
volledig herstel en met een gemiddeld lange ziekteduur.
Multimorbiditeit: het hebben van meerdere chronische ziekten tegelijkertijd.
Het beleid van het ministerie van VWS heeft ten aanzien van mensen met een
chronische ziekte drie doelen:
- Bevordering van de zorg met betrekking tot chronische ziekten: door
preventie en door maatregelen ter verbetering van de zorg.
- Verbetering van de kwaliteit van het leven van mensen met een
chronische aandoening.
- Verbetering van het maatschappelijk klimaat voor chronisch zieken.
Met dit beleid wil het ministerie van VWS mensen stimuleren zelfstandig te
functioneren. Ze moeten zoveel mogelijk gebruikmaken van algemene
voorzieningen en midden in de maatschappijn staan, natuurlijk met de zorg en
ondersteuning die daarvoor nodig is.
Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo): deze wet heeft als doel dat
iedereen kan deelnemen aan de samenleving. Vrijwilligers en mantelzorgers
spelen een belangrijke rol in de Wmo. De Wmo geeft vrijwilligers en
mantelzorgers voor het eerst een wettelijke basis.
Chronische aandoeningen hebben bepaalde kenmerken waardoor we ze kunnen
onderscheiden van ‘gewone’ ziekten:
- Een chronische ziekte is niet te genezen: iemand is er zijn hele verdere
leven aan gebonden.
- Een chronische ziekte is langdurig of blijvend. Dat betekend dat dezelfde
ziekte minstens drie maanden duurt of meer dan drie ziekteperioden per
jaar heeft.
- Het gaat om ziekten waar mensen niet direct of snel aan doodgaan.
- Het gaat om ziekten waarbij een langdurig beroep op e zorg wordt gedaan.
- Een chronische ziekte is moeilijk te behandelen; er zullen bijna altijd
vervelende bij- effecten optreden. Soms helpt de behandeling op een
gegeven moment zelfs helemaal niet meer.
- De ziekten worden gekenmerkt door perioden van terugval en herstel. In
principe is er geen genezing mogelijk, maar er kunnen wel perioden van
tijdelijke verbetering zijn.
, - Het gaat (meestal om ziekten met een progressief verloop: de ziekte
neemt geleidelijk aan in ernst toe. De schade en de ziektelast worden
steeds groter. Het gevolg hiervan is dat mensen steeds meer rekening
moeten houden met de beperkingen die de ziekte veroorzaakt. De
zorgbehoefte en zorgvraag nemen toe en worden complexer.
- Het gaat om ziekten die vaak in samenhang met elkaar voorkomen. Dit
verschijnsel noem je multimorbiditeit.
1.2 Het verloop van chronische ziekten.
In het verloop van de chronische ziekten kun je zeven fasen onderscheiden, die je
als een cyclus kunt zien. Een aantal perioden van deze cyclus kunnen elkaar
geregeld afwisselen. Tijdens de zeven fasen staan verschillende lichamelijke,
psychische en sociale problemen op de voorgrond. Deze vragen ook om
verschillende vormen van professionele zorgverlening.
De zeven fasen van een chronische ziekte:
1. De prodromale fase (prodromaal betekent ‘voorafgaand’) wordt
gekenmerkt door de voorverschijnselen en het ontbreken van een
diagnose.
2. De diagnostische fase sluit aan op de vorige fase en kan zeer verschillend
verlopen. Als de diagnose moeilijk te stellen is, kan deze fase lang duren.
Naast het zoeken naar de oorzaak wordt tegelijk bepaald waaruit de
behandeling moet bestaan om zo veel mogelijk functieverlies te
voorkomen.
3. De initiële fase betreft de eerste weken en maanden na het optreden van
de ziekte. De diagnostiek en de eerste behandeling vallen in deze fase.
4. De behandelfase duurt lang, soms een leven lang. Neveneffecten van de
behandeling, bijkomende en meestal ongewenste effecten, spelen een
belangrijke rol.
5. De herstelfase is een periode van verbetering na een behandeling of
verbetering na een acute fase van de ziekte. Het is nooit duidelijk hoe lang
deze herstelperiode duurt en of er weer een terugval kan plaatsvinden.
6. De chronische fase treedt na enkele maanden of jaren in. Deze fase wordt
gekenmerkt door aanpassing. Er ontstaan nieuwe routines en er komt weer
rust en regelmaat. Meestal is deze regelmaat van een andere orde dan die
vóór de ziekte bestond.
7. De eindfase (van het leven) – chronisch zieke mensen bereiken deze in het
algemeen eerder dan gezonde mensen.
1.3 Chronisch zieken, lichamelijk gehandicapten en revaliderende.
Zorgvragers met een chronische ziekte hebben te maken met langdurig
voorkomende of regelmatig terugkerende gezondheidsklachten. De lichamelijke
beperkingen, de angst en de pijn staan vaak op de voorgrond. Chronische ziekten
zijn vaak progressief. De pijn kan ondraaglijk worden en medicijnen helpen soms
niet meer. De aandoening heeft niet alleen gevolgen voor de gezondheid, maar
ook voor het dagelijks leven en voor het functioneren als individu. Wanneer de
beperkingen toenemen zal de zorgvrager steeds afhankelijker van zorg worden.
Een chronische ziekte is vaak aan de buitenkant niet zichtbaar. Bij een
lichamelijke handicap is dat dikwijls wel het geval. Daarom reageert de
buitenwereld vaak anders op iemand met een chronische ziekte, dan op iemand
met een lichamelijke handicap.
,Een lichamelijke handicap beperkt de zorgvrager vaak in zijn doen en laten. Ook
het begrip lichamelijke handicap is een verzamelnaam. Lichamelijke handicaps
zijn onder te verdelen in:
- Zintuiglijke handicaps, bijv. slechtziendheid.
- Motorische handicaps, bijv. verlamming van armen of benen.
- Orgaanhandicaps, bijv. diabetes.
Zorgvragers met een lichamelijke handicap zijn onder te verdelen in twee
groepen:
- Mensen die door een trauma een (blijvende) handicap hebben opgelopen.
Bij deze groep bestaat de revalidatie niet alleen uit de noodzakelijke
behandeling. Ook het (opnieuw) opbouwen van het leven staat centraal.
Veel revaliderende ervaren namelijk een scherpe tegenstelling tussen het
leven voor het trauma en dat erna.
- Mensen die vanaf hun geboorte (voeggehandicapten) of als sinds langere
tijd gehandicapt zijn. Meestal hebben mensen uit deze categorie de
handicap een plaats in hun leven kunnen geven. Over het algemeen
kennen ze hun beperking en weten ze daar goed mee om te gaan. Vaak
streven ze ernaar zo gelijkwaardig mogelijk te leven in een maatschappij,
die echter nog steeds niet goed is ingesteld op mensen met een handicap.
Zorgvragers met een lichamelijke handicap kunnen een goede gezondheid
hebben. In principe is hun lichamelijke conditie stabiel.
Iemand die revalideert heet een revaliderende. In het revalidatieproces leert de
revaliderende (opnieuw) de activiteiten van het dagelijks leven met zo min
mogelijk hulp uit te voeren. Revalidatie is een langdurig proces met ups en
downs.
Revalidatie kan nodig zijn na een ziekte, ongeval of operatie. Het is de bedoeling
dat de zorgvrager na de revalidatie weer zoveel mogelijk dingen op lichamelijk,
psychisch en sociaal gebied zelf kan doen. Revaliderende volgen een
revalidatieprogramma. Er wordt vaak een revalidatiecontract opgemaakt. Door
het contract kunnen de zorgvragers, zijn naasten en alle betrokken hulpverleners
zien welke afspraken gemaakt zijn. Bij de zorg voor de revaliderende zijn altijd
meerdere disciplines betrokken.
De revalidatie start zo snel mogelijk. Zorgvragers zitten aan het begin van het
revalidatieproces vaak nog midden in het verwerkingsproces. Voor een goed
verloop van het revalidatieproces moet de zorgvrager het revalidatieprogramma
lichamelijk en psychisch wel aankunnen. Als iemand niet in staat is om nieuwe
vaardigheden aan te leren, zal het accent liggen op reactiveren. Reactiveren is
een belangrijk onderdeel van het revalidatieproces, waarbij vooral de ADL wordt
getraind. Hierbij spelen hulpmiddelen en het sociale netwerk van de zorgvrager
vaak een grote rol. Revalidatie vindt vooral plaats in gespecialiseerde
revalidatieafdelingen en revalidatiecentra, maar ook in niet – gespecialiseerde
verpleeg- en ziekenhuizen. De revalidatiecentra werken veel samen met
ziekenhuizen, verpleeghuizen, huisartsen, eerste lijn en thuiszorg.
2.2 Woonvoorzieningen.
De meeste mensen met een handicap wonen zelfstandig: alleen, met partner of
familie. Ze redden zichzelf, terwijl ze bij enkele activiteiten assistentie nodig
hebben van hun huisgenoten of van vrienden en buren. Als het nodig is, wordt de
, woning aangepast. Verder is er geen sprake van extra (professionele) hulp of
verzorging.
Daarnaast is er een groep die in een aangepaste woning zelfstandig woont en
hulp en verzorging krijgt van een instelling voor thuiszorg.
Aan het einde van de jaren zeventig zijn op particulier initiatief organisaties
ontstaan voor praktische thuishulp: de hulp voor gezinnen met een huisgenoot
met een handicap. Voorbeelden van praktische thuishulp zijn: hulp bij de
verzorging en de huishouding, bezigheidsbegeleiding, actieve/passieve oppas,
praktische pedagogische hulp, hulp bij het maken van aanpassingen,
vakantiehulp, hulp bij vervoer.
Steeds meer mensen met een handicap zijn gebruik gaan maken van
georganiseerde woonmogelijkheden. Ze willen niet meer compleet verzorgd
worden, maar hun huishouding en verzorging zo veel mogelijk zelf regelen, om
daarmee hun zelfstandigheid te vergroten. Zelfstandig wonen met hulp kan bijv.
in:
- Woonzorgzones, ook wel aanleunen op afstand, servicezone of zorgbuurt.
Mensen kunnen in een woonzorgzone dag en nacht zorg krijgen van een
zorgsteunpunt. Het zorgsteunpunt is een centraal huis met een huisarts,
een apotheek, een organisatie voor thuiszorg en een fysiotherapeut.
- Kleinschalige woonprojecten waarin mensen met een handicap zelf
woonruimte en zorg regelen.
Binnen de georganiseerde woonmogelijkheden voor mensen met een lichamelijke
handicap onderscheiden we twee typen woningen:
- Fokuswoningen of ADL- clusterwoningen (aangepaste woningen verspreid
over een wijk). Clusterwoningen bieden de zorgvrager de mogelijkheid om
zelfstandig te wonen. Zo’n Fokusproject heeft een centraal servicepunt
waar bewoners 24 uur per dag hulp kunnen krijgen bij de ADL.
- Gemeenschappelijke woningen (de zogenaamde kleine en grote
woonvormen).
Meestal beschikken de bewoners over een eigen kamer en kunnen ze
gebruikmaken van gemeenschappelijke voorzieningen. Als mensen geen
werk buitenshuis hebben, kunnen ze de dag doorbrengen in de instelling of
in een activiteitencentrum.
In grote woonvormen wonen mensen met een lichamelijke handicap of
chronische ziekte. Aan deze woonvormen zijn uitgebreide voorzieningen
verbonden en de verzorging vind ook meestal binnen de woonvorm plaats.
Kleine woonvormen zijn groepswoningen voor volwassenen met een
lichamelijke handicap. In de meeste kleine woonvormen wonen zes of
zeven bewoners samen in een huis. Bewoners hebben een eigen
woonruimte en delen vaak de keuken en huiskamer. Ze regelen zo veel
mogelijk zelf. De kleine woonvorm geeft ze hierbij de ondersteuning die ze
nodig hebben. Kleine woonvormen liggen in gewone woonwijken.
In een revalidatiecentrum worden mensen met een lichamelijke handicap of
chronische ziekte behandeld. Revalidatiecentra maken voor hun behandeling een
onderscheid naar leeftijd. Aan sommige revalidatiecentra waar men kinderen
behandeld, is ook een school verbonden. Je kan revalideren volgens een klinische
behandeling (opname) in een revalidatiecentrum, daarnaast kan men ook
revalideren via een dagbehandeling (niet-klinisch) in revalidatiecentra en
revalidatieafdelingen van ziekenhuizen of verpleeghuizen.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller stentonjes. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.74. You're not tied to anything after your purchase.