Beginselen van de Democratische Rechtsstaat (21013006)
All documents for this subject (28)
Seller
Follow
asozd
Content preview
Beginselen van de democratische rechtsstaat
Jurisprudentiebundel – alleen arceren en onderstrepen
Staat er het woord ‘altijd’ in een stelling? Dan is het bijna onmogelijk dat dat antwoord juist is.
Komt er een vraag in het TEN over of EVRM doorwerkt in de Nederlandse rechtsorde? Zeg Ja, dat
werkt door op grond van art 93 en 94 GW, en zie ook het Arrest Rookverbod. (alle artikelen EVRM
zijn een ieder verbindend)
Neem beide wettenbundels en jurisprudentiebundel mee naar het tentamen.
Let op verschil tussen Raad van Europa en Europese Unie. EVRM heeft niets te maken met EU recht,
EVRM werkt door op basis van Art. 93 en 94 GW. -> hoort bij arrest rookverbod. EU recht werkt door
op basis van arresten costa enel en van gend en loos.
Evrm komt van raad van Europa.
Op het tentamen zie je ergens een referentie naar de EU? Dan gaat het om EU- recht verwijs dan
naar de juisten arresten.
Week 1 Literatuur
De verhoudingen tussen burger en overheid worden geregeld door het constitutioneel recht.
Constitutioneel recht is een ander woord voor staatsrecht.
Niet alle rechtsregels staan geschreven in de grondwet, er bestaat ook buitengrondwettelijk/
ongeschreven constitutioneel recht. Zo zeggen bijvoorbeeld bepaalde grondwetten dat een
wet nader uitgewerkt moet worden. Dan zie je dat er in andere wetten gehoor wordt
gegeven aan deze opdrachten in de grondwet.
Ook komt ongeschreven constitutioneel recht voor in de vorm van gewoonterecht,
staatsrechtelijke gewoonten of gebruiken. Hier zijn wel voorwaarden aan verbonden. A. er
moet sprake zijn van een gewoonte in de vorm van regelmatig terugkerend gedrag
(consuetudo genoemd) en B. Er moet een algemene rechtsovertuiging bestaan bij de meeste
rechtstreekse betrokkenen dat dat gedrag juridisch ook echt is vereist/dat die gedragsregel
noodzakelijkerwijs als recht verbindt. (opinio iuris sive necessitatis)
Andere ongeschreven constitutionele recht -> jurisprudentie
Het staatsrecht omvat ook politieke besluitvormingsprocessen, omdat het gaat over de
organisatie van de staat.
Drie soorten staatsvormen: eenheidsstaat, federatie en confederatie.
De eenheidsstaat/ unitaire staat: de hoogste macht ligt bij de centrale overheid. Bepaalde
onderdelen van het overheidsmacht kunnen uiteraard uitbesteed zijn; bijv. onderverdeeld in
provincies, gemeenten etc. (decentralisatie) Nederland is hier een voorbeeld van.
De federatie: De macht is verdeeld onder staten. De staten samen vormen wel een unie Bijv
Duitsland.
,De confederatie: De macht is verdeeld onder staten. Geen unie. De staten zijn soeverein.
Tegenwoordig zijn er geen goede voorbeelden meer van een confederatie.
Presidentieel stelsel: Burgers stemmen direct voor hun leider.
Parlementair stelsel: Burgers stemmen voor parlementariërs die hen vertegenwoordigen.
Een klassiek-liberale rechtsstaat= nachtwakersstaat, zo min mogelijk bemoeienis met de
burgers.
Theocratie - > het idee dat een groep mensen direct door een goddelijk wezen worden
bestuurd, al dan niet bemiddeld door een ‘vergoddelijkte’ leider.
Juridisch humanisme-> Neemt de mens als uitgangspunt voor recht en bestuur.
Drie nieuwe ideeën in de tijden van verlichting:
- De gedachte van territoriale autonomie en zelfbeschikking
- Het denkbeeld van het sociaal contract – Dat de overheid burgers beschermt en
vrijheden garandeert in ruil voor loyaliteit.
- Idee van individualiteit – zelfstandig denkend mens
Wij wonen in een rechtsstaat en die is gebaseerd op:
- Het legaliteitsbeginsel: elk overheidsoptreden moet een wettelijke basis hebben.
- Machtenscheiding: de wetgevende macht, de uitvoerende macht en de
rechtsprekende macht zijn apart.
- Grondrechten: sociale grondrechten (effort van overheid nodig) en klassieke
grondrechten (overheid mag niet bemoeien)
- Rechtsbescherming: rechter ziet toe op andere organen. Wel is er een
toetsingsverbod van toepassing. Hij mag geen wetten in formele zin toetsen aan de
grondwet. Hij mag lagere wetten wel toetsen aan de grondwet. Of wetten in formele
zin aan eenieder verbindende bepalingen uit een verdrag.
LEC 1
Staatsrecht= Regels over de organisatie van de overheid en fundamentele normen over de
verhouding met de overheid.
Functies van het staatsrecht:
- Constitueren -> bepalen dat iets zo is
- Attribueren -> bevoegdheden toekennen aan ambtenaren.
- Reguleren -> van het uitoefenen van deze bevoegdheid. Een kamerlid mag
bijvoorbeeld geen lid zijn van beide kamers.
,Kenmerken van een staat:
- Territoir Grondgebied met grenzen
- Natie Bevolking met een zekere eenheid bijv. cultuur/taal etc. / duurzaam leven
samen.
- Interne soevereiniteit Effectief gezag over de gemeenschap
- Externe soevereiniteit Erkenning door buurstaten
Dwang= de mogelijkheid om anderen te dwingen, is iets feitelijks.
Gezag= gelegitimeerde dwang. De dwang die wordt geaccepteerd door degenen over wie
het wordt uitgeoefend. Er is ook wettelijke bevoegdheid voor. (legaliteitsbeginsel) Het
staatsrechtelijke legaliteitsbeginsel Art.89:2 GW. Hiertegenover staat wel, dat de staat de
rechten van burgers altijd zal respecteren. Dit gezag gaat op basis van aanvaardbaarheid.
Waarom worst gezag geaccepteerd? Max Weber had er de volgende 3 verklaringen voor.
- Traditie= iets is aanvaardbaar omdat het altijd al zo was.
- Charisma= koning etc. overtuigingskracht
- ‘het werkt’ -> Het beschermt onze vrijheden het beste.
Fragile states: Staten zonder interne soevereiniteit. bijv. Somalië. Ze hebben geen grip meer.
De terroristische groep al shabab heeft vooral de leiding.
Staten zoals Noord-Korea zijn geen fragile states. Er is namelijk juist wel interne
soevereiniteit. Men accepteert dit vanwege angst.
Autonomen: mensen die zich willen onttrekken van de Nederlandse staat. Argument 1:
verschil tussen mens van vlees en bloed en personen. Personen zijn gedwongen subjecten
van de staat met een bsn nummer. Argument 2: Wij hebben een contract met de staat.
Argument 3: De wetten na mei 1940 zouden niet geldig zijn dus de Nederlandse staat zou
niet bestaan.
Materiele constitutie= Het geheel van regels over de organisatie van de overheid en de
verhouding van de burger met de overheid.
Een goede formele constitutie betekent dus niet per definitie een goede materiele
constitutie.
Door de jaren heen is het koningschap van heerser en vader des vaderlands als militair
uitgegroeid tot een kantoorfunctie. In de afgelopen 200 jaar is het helemaal omgedraaid, de
koning bepaalt de grondwet niet. De grondwet bepaalt of hij koning is of niet. Willem de
, eerste en de tweede waren nog heldhaftige koningen, bij Willem de 3 e werd het al een soort
kantoorfunctie. Daarna koningin Juliana, zij was al helemaal ingekaderd in haar
administratieve rol. Daarna koningin Beatrix en koning Willem Alexander.
formele constitutie voor koninkrijk der nederlanden: Het statuut (voor de koninkrijk der
Nederlanden) en de grondwet.
Rechtsstaat bestaat uit:
- Legaliteit -> geen bevoegdheid zonder grondslag in wet of grondwet.
- Machtenscheiding -> wetgevende, uitvoerende en rechterlijke macht gescheiden.
- Grondrechten -> minimale basis dat de staat nooit mag schenden
- Rechtsbescherming -> U kunt uw recht halen bij de rechter.
Trias politica
Scheiding in functies: wetgeven, besturen en rechtspreken.
Scheiding in instituties: wetgever, bestuur, rechterlijke macht.
Scheiding in personen: Kamerleden, ministers, rechters.
Het doel is om met minimale macht, maximaal gezag te organiseren.
- Territorium
- Gezag
- Bevolking
- Interne en externe soevereiniteit
Eurostaete – een microstaat – Gerard Beukeveld wilde de sloot tussen Nederland en
Duitsland opeisen. Deze sloot werd niet opgeëist door Duitsland of Nederland. Hij voldeed
eigenlijk aan alle eisen van een staat, behalve externe soevereiniteit.
De gemeente wilde daar werkzaamheden doen ten behoeve van Nederland. Gerard wilde
toen al die leidingen lek steken. Hierna heeft de Nederlandse overheid de Eurostaete
geruimd met bulldozers. Hierbij is zijn poging mislukt, gezien er niet werd voldaan aan
externe soevereiniteit.
Vier beginselen van week 1:
1 – staat heeft gezag, maffia heeft dwang
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller asozd. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.15. You're not tied to anything after your purchase.