100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Les notities media ecomomie (Tim Raats) $10.78
Add to cart

Summary

Samenvatting Les notities media ecomomie (Tim Raats)

 2 views  0 purchase
  • Course
  • Institution

Lessen van prof.Tim Raats begin bij Digitalisering en convergentie

Preview 4 out of 70  pages

  • December 23, 2024
  • 70
  • 2024/2025
  • Summary
avatar-seller
Kenmerken van mediaproducten
 Economische kenmerken:
o Hoge vaste kosten en lage marginale kosten:
 Voorbeeld: Het maken van een film kost veel, maar het opnieuw
afspelen is bijna kosteloos.
o Non-exclusief en non-rivalrous:
 Na consumptie blijft het product beschikbaar voor anderen (bv. een
krant of film).
o Slecht functionerend prijsmechanisme:
 Geen directe correlatie tussen kost en verkoopprijs (bv. blockbuster vs.
low-budgetfilm).
 Complexiteit van media-economie:
o Tweezeidige markten: Media bedienen zowel consumenten (lezers, kijkers) als
adverteerders.
o Concentratie in markten:
 Verticale concentratie: Overname van verschillende stappen in de
waardeketen (bv. Telenet en Woestijnvis).
 Horizontale concentratie: Overname van concurrenten binnen
dezelfde sector (bv. fusie van kranten).
 Diagonale concentratie: Investeringen in aanverwante sectoren (bv.
productiehuizen in streamingplatforms).
 Sterk affhankelijk van waar je technologische dragers te zien zijn. Evoluties binnen
business model.

Impact van digitalisering
 Wat is digitalisering?
o Overgang van analoog naar digitaal in productie, consumptie en distributie.
o Paradigmashift: Media wordt 'trance label', oftewel bewerkbaar en vrij van
traditionele distributiemiddelen.
 Evolutie van distributie:
o Analoog tijdperk:
 Beperkte capaciteit (ether, kabel, satellietdistributies (frankrijk).
 Monopolies vanwege schaarste (bv. BBC ( eerste publieke omroep ter
wereld) als publieke omroep).
o Jaren 80 ( satelliet en kabel ) nog steeds zeer beperkt)
o Digitale revolutie:
 Vanaf jaren ’90/2000: audiovisuele content digitaal beschikbaar.
 Flexibiliteit in distributie, bv. bioscopen met digitale projectie.
 Revolutionair



1

,1920: Eerste experimenten met digitalisering
Al in de jaren 1920 vinden de eerste experimenten plaats die de basis leggen voor digitale
technologie.
1950: Eerste ideeën over communicatie en computing
In de jaren 1950 ontstaan de eerste concepten rond de integratie van communicatie en
computing. Deze ideeën vormen de basis voor latere ontwikkelingen, zoals e-mail.
1970: Eerste microprocessoren
De introductie van microprocessoren in de jaren 1970 is een cruciale technologische
vooruitgang die de mogelijkheden voor digitale apparaten en netwerken vergroot.
1980: Eerste experimenten met IP-adressen
De jaren 1980 markeren het begin van de experimenten met Internet Protocol (IP)-adressen,
een fundamentele bouwsteen van het internet zoals we dat nu kennen.
1995: Opkomst van het World Wide Web (WWW)
Het World Wide Web wordt rond 1995 breed toegankelijk en wordt vaak geassocieerd met
Tim Berners-Lee, de bedenker ervan. Berners-Lee speelt nog steeds een belangrijke rol in de
verdere ontwikkeling en "heruitvinding" van het web.
2000s: Convergentie
Vanaf de jaren 2000 zien we een toenemende convergentie van technologieën, waarbij
verschillende digitale platformen, media en netwerken samenkomen.

 Convergentie van technologieën:
o Versmelting van computertoepassingen, telecommunicatie en audiovisueel.
o Voorbeelden:
o  Smartphones: Gebruikt voor alles behalve bellen, zoals muziek, video's,
nieuws, sociale media, en streamingdiensten.
o  Spelconsoles: Evolueren van alleen spellen spelen naar toegang tot online
content en diensten zoals Netflix.
o  Smart-tv’s: Zijn verbonden met allerlei contentaanbieders en stellen
gebruikers in staat om on-demand inhoud te bekijken.Economische effecten
van digitalisering

 Versnippering van inkomstenmodellen:
o Dalende advertentie-inkomsten voor traditionele media:
 Minder lineaire tv-kijkers; reclame wordt doorgespoeld.
 Grote advertentieplatformen (Google, Facebook, YouTube) nemen een
aanzienlijk deel van de inkomsten weg.
o Kranten en omroepen hebben zich moeten heruitvinden door digitale
platforms te omarmen.
Kranten: De overgang van fysieke kranten naar digitale abonnementen is moeilijk,
vooral ineen wereld waar veel content gratis beschikbaar is.


2

,  Adverteerders betalen minder omdat online advertenties afhankelijk zijn van kliks en
bezoekers, wat vaak minder rendabel is dan traditionele advertenties in kranten.
Televisieomroepen: Dalende inkomsten door verschuiving naar digitale platforms.
 Minder lineair tv-kijken en reclame doorspoelen via digitale opnamefuncties leiden
tot dalende advertentie-inkomsten.
 Smart-tv’s bevoordelen grote spelers zoals Netflix en YouTube door zichtbaarheid via
exclusieve deals, terwijl lokale apps (zoals VTM Go) vaak minder prominent
aanwezig zijn.
Advertentie-uitgaven en concurrentie
 Grote spelers domineren: Platforms zoals Facebook, Instagram, YouTube en
TikTok nemen meer dan 40% van de Belgische advertentie-uitgaven voor hun
rekening.
 Gevolg voor lokale content: Deze uitgaven worden niet herinvesteerd in lokale
content, wat een negatieve impact heeft op het audiovisuele ecosysteem.



 Paradigmashifts in de economie:
o Van materieel naar immaterieel
o Van schaarste naar overvloed:
 Overvloed aan digitale content maakt aandacht van gebruikers de
nieuwe schaarse bron.
o Schaarste van attentie
o Nieuwe economische structuren:
 Transformatie van waardeketens naar waardenetwerken.


Het Bangemann-rapport
 Achtergrond: Het rapport, opgesteld in de jaren '90 door Martin Bangemann in
opdracht van Jacques Delors (destijds voorzitter van de Europese Commissie),
markeerde een keerpunt in het denken over de kenniseconomie in Europa.
 Belangrijkste boodschap: Om economisch vooruitgang te boeken, moest de EU
volop inzetten op de kennissamenleving en informatiesamenleving.
o Informatie als nieuwe grondstof: Net zoals grondstoffen vroeger de basis
vormden voor economische groei, werd informatie gezien als het fundament
voor de moderne economie.
o Focus op hoogopgeleide functies: Er werd gepleit voor banen die
kenniswerkers in Europa houden.

Manuel Castells:
 Introduceerde het concept van de Network Economy, waarin economieën door het
internet met elkaar verbonden zijn.

3

,  Hij benadrukt de verschuiving van een industriële naar een informatiesamenleving.
Technologie en maatschappij:
 Tijdens deze transitie heerste er veel optimisme en technologisch determinisme:
technologie werd gezien als de belangrijkste motor voor maatschappelijke
verandering.
 Castells waarschuwt echter dat maatschappelijke veranderingen complexer zijn dan
alleen technologie.
Blijvende ongelijkheden:
 Hoewel de interneteconomie veelbelovend leek, blijven sommige structuren en
ongelijkheden bestaan, zoals verschillen tussen de "haves" en "have-nots".
 Online bedrijven concentreren macht, vergelijkbaar met traditionele economische
structuren.
Investeringen en verwachtingen:
 De opkomst van internetbedrijven leidde tot grote verwachtingen en massale
investeringen, met het geloof dat internet fundamentele veranderingen zou brengen in
de economie en samenleving.



Netwerkeconomie
 Nieuwe fase binnen kapitalisme:
o Geen fundamenteel ander economisch systeem, maar wel een nieuwe
dynamiek.
o Voorbeelden:
 Dotcom-bubbel (2000): overschatting van waarde digitale bedrijven
leidde tot een crash.
 E-commerce: pas echt versneld door COVID-19.
 Kondratieff-cycli:
o Innovatiegolven van 50 jaar (bv. stoommachine, informatietechnologie).-->
enorme productiviteitsgroei
o AI (kunstmatige intelligentie) wordt gezien als start van een nieuwe
innovatiegolf. ( 6de golf)

 Van waardeketen naar waardenetwerk:
o Samenwerkingen tussen meerdere spelers binnen complexe systemen.
o Voorbeeld: Digitale platforms verbinden consumenten, adverteerders en
contentmakers.
Belangrijke namen en theorieën
 Manuel Castells:
o Beschreef de transformatie naar een informatiemaatschappij en
netwerkeconomie.

4

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller JanFrancis. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $10.78. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

53022 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$10.78
  • (0)
Add to cart
Added