volledige samenvatting van Geschiedenis van Publiekrecht semester 1, alle data en begrippen die je moet kennen, duidelijk volledige samenvatting van alle hoofdstukken voor het eerste semester
HF 2: crisis res publica en opkomst soevereine staat
Val WRR
De val van het west romeinse rijk was in 476. Het centraal gezag viel uiteen.
Het ORR bleef wel bestaan, maar had geen controle over west Europa. Het
Arabisch islamitisch kalifaat breidde snel uit over grote delen van het RR zoals
SP, N-afrika en midden Oosten. Het christelijk west Europa, onder leiding van
Karel de Grote, probeert het RR te herstellen maar zonder succes. Zijn zoon,
Lodewijk de Vrome probeert hetzelfde maar faalt opnieuw.
Het heilig roomse rijk stond onder leiding van Otto de Grote, hij had
koningschap over Duitsland en Italië. Otto was verkozen door Duitse
keurvorsten. Vele latere keizers uit het HRR kwamen uit de Habsburgse
dynastie, die eindigde met Frans II in 1806. (officieel met de abdicatie van
Karel I in 1918).
In de 9de en 10de eeuw zijn er heel wat Viking invasies. Het probleem was dat
dus nu centraal gezag zwak was en er lokale verdediging moest zijn. Dit
leidde tot feodale systemen, omdat de bescherming van een land werd
gedelegeerd aan lokale heren die land en macht kregen van de koning in ruil
voor militaire bescherming. Pas later kwam er gedeeltelijk herstel.
Feodaliteit + Heerlijk stelsel
Feodaliteit is een contract tussen een leenheer en een vazal. De vazal biedt
consilium (raad) en auxilium (hulp). Het heeft een Germaanse oorsprong:
- Commendatio: leenman onderwerpt zich aan leenheer in ruil voor
bescherming
- Beneficium: tijdelijk voordeel aan de vazal
- Feodum: stuk land dat aan de vazal wordt gegeven
Maar stilaan zorgde feodaliteit voor machtsversnippering. Dit kwam door
subinfedatio, het onderverlenen aan een onderleenheer. Verder kwam er
verzakelijking van feodaliteit, dit was omdat het nu erfbaar werd aan bv ook
vrouwen. Feodaliteit was niet langer een uitwisseling van rechten en plichten
tussen de leenheer en vazal. Maar het was nu een manier om patrimoniale
eigenschappen te krijgen en het bezit van land werd de belangrijkste focus.
Het heerlijk stelsel is een systeem van grondexploitatie. In dit systeem heeft
een heer (eigenaar grond) macht over zijn gebied en de mensen die daar
woonden. Hij kon recht spreken over zijn gebied (tenure). De mensen die hier
woonden waren afhankelijk van hem. Die mensen voor hem en krijgen in ruil
bescherming van de heer. Dit grondgebied wordt de heerlijkheid (ook
demesne) genoemd. Het is dus lokaler dan feodaliteit. Er zijn 2 soorten
heerlijkheden.
1
,1) Feodale heerlijkheid
- Gebieden waarvan de eigendom is gebaseerd op een feodale relatie
- Land is dus in leen van een leenheer
- Vrijheid is daarom beperkt
2) Allodiale heerlijkheid
- Gebieden die volledig in eigendom van de eigenaar zijn zonder
verplichting aan hogere autoriteit
- Volledig vrij land te beheren
Judicium parium
Judicium parium betekent letterlijk ‘oordeel van gelijken’. Het verwijst naar
het principe dat iemand alleen mag worden berecht door mensen van gelijke
status. De rol van de heerser van namelijk pax et justicia.
Pauselijke monarchie en canoniek recht
De pauselijke monarchie en het canonieke recht speelden een cruciale rol in
het vormen van eenheid in de middeleeuwse samenleving. Hun oorsprong is
sterk beïnvloed door de tradities van het Romeinse Rijk. In 313 vaardigde
keizer Constantijn het Edict van Milaan uit, dat religieuze tolerantie
garandeerde en het christendom uiteindelijk tot staatsgodsdienst maakte. De
keizer fungeerde als hoofd van de kerk, terwijl de paus optrad als bisschop
van Rome en patriarch.
In de 11e eeuw vonden de Gregoriaanse hervormingen plaats onder
leiding van paus Gregorius 7. Deze hervormingen richtten zich op de
emancipatie van de kerk ten opzichte van wereldlijke vorsten. Zo werd
celibaat (keuze om niet te trouwen) verplicht voor geestelijken, en de
benoeming van bisschoppen (de zogenaamde investituur) kwam onder vuur
te liggen.
Dit leidde tot de Investituurstrijd, een langdurig conflict tussen paus en
keizers. Tegelijkertijd vond in 1054 een breuk plaats met de Grieks-orthodoxe
kerk, wat het schisma tussen het Westen en Oosten bezegelde.
Het verzet tegen de pauselijke macht bleef echter bestaan, zoals blijkt uit de
beroemde uitspraak van Otto von Bismarck: “Nach Canossa gehen wir nicht,”
een weigering om pauselijke autoriteit te erkennen.
De pauselijke monarchie werd gekenmerkt door een strakke hiërarchische
structuur, met de paus aan de top, gevolgd door aartsbisschoppen,
bisschoppen en lokale parochies. De bestuursorganen van de paus, bekend
als de pauselijke Curia, waren goed georganiseerd en ondersteund door een
sterke bureaucratie met vaste regels en procedures.
2
,Daarnaast kende de kerk verschillende niveaus van canonieke rechtbanken,
waarbij de paus fungeerde als hoogste rechter. Om de toenemende
hoeveelheid rechtspraak te beheren, werden juridische taken vaak
gedelegeerd aan gespecialiseerde kerkjuristen.
Het canonieke recht zelf kende een aanzienlijke groei in deze periode. In 1140
werd het Decretum Gratiani opgesteld, een verzameling van kerkelijke
wetten die als basis diende voor verdere ontwikkelingen. Later volgden de
Liber Extra (1234) en de Liber Sextus (1298), die aanvullende regels en
besluiten bevatten. Deze werken werden uiteindelijk samengevoegd tot het
Corpus Iuris Canonici.
De invloed van de paus beperkte zich niet alleen tot religieuze zaken. De kerk
claimde ook jurisdictie in wereldlijke sferen onder het principe van Ratio
Personae, waarbij zij bevoegd was om geestelijken te berechten, en Ratio
Peccati, dat haar toestond om over zonden te oordelen. Deze uitgebreide
macht bevestigde de rol van de kerk als een belangrijke wereldlijke speler
naast haar spirituele functie.
Verweer tegen pauselijke macht
In de 11e eeuw werd het Romeinse recht herontdekt, vooral door de studie
van de Digesten en de Codex Justinianus. Koningen gebruikten deze wetten
om hun eigen beslissingen te nemen over hun land, wat de wereldlijke macht
meer vrijheid gaf, zonder te veel invloed van de paus. Dit werd bekend als
Rex imperator in regno suo.
In de 15e eeuw kwam de Habsburgse dynastie op, die heerser was over
veel Europese landen en claimde de titel Dominus Mundi (heerser van de
wereld) en Monarchie Universalis (heerser over alle landen). Deze claims
werden gebruikt om de absolute monarchie te rechtvaardigen. Het ius
commune (gemeen recht) werd een instrument voor centralisatie, wat leidde
tot meer geconcentreerde macht.
Met de Reformatie van Maarten Luther in 1517 ontstonden er
verschillende stromingen, zoals het lutheranisme, calvinisme en het
anglicanisme, die leidden tot godsdienstoorlogen. Zijn ideeën werden
verdedigd in de Rijksdag der Worms. De Vrede van Augsburg (1555) en
het Concilie van Trente (1545-1563) markeerden het einde van deze
conflicten, wat leidde tot sterker centraal gezag onder één heerser.
De ontdekkingsreizen brachten nieuwe vragen met zich mee, zoals hoe
niet-Christenen konden worden behandeld. Hostiensis beweerde dat niet-
Christenen geen volledige soevereiniteit hadden, wat de rechtvaardiging
vormde voor kolonisatie en onderdrukking. De pauselijke bul Romanus
Pontifex (1455) door Nicolaas 5 gaf Spanje en Portugal het recht om
overzeese gebieden te verkennen en te veroveren, met als doel deze landen
3
, te bekeren tot het christendom, vaak tegen de wil van de inheemse
bevolking. Verder verdeelde de bul Inter Caetera (1493) door Alexander 6,
de nieuwe ontdekte gebieden in Amerika tussen Spanje ne Portugal.
Francisco de Vitoria was een belangrijke tegenstem. Hij stelde dat
inheemse volkeren rechten hadden en het recht op zelfbestuur moesten
behouden. Zijn werk was de Indis. Hij stelde dus vragen bij de inname van
deze landen en vond dat de inheemse bevolking zelf rechten had. Zij mochten
namelijk enkel bekeerd worden als ze dit zelf wilden.
Juridische theorieën ontstonden in deze context: Recuperatio (het recht om
terug te nemen wat ooit door christenen werd ingenomen) en Dilatatio (de
uitbreiding van politieke en juridische macht naar nieuwe gebieden).
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller juliedelcroix16. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $14.42. You're not tied to anything after your purchase.