Ga je binnenkort de cursus Wft Basis 2024 doen? Met deze samenvatting wordt de inhoud van het boek 'Wft Basis' (235 pagina's) naar 60 pagina's teruggebracht (excl. voorblad, begrippenlijst, afkortingenlijst en voorbeeldberekeningen). Alle 12 hoofdstukken zijn beknopt samengevat en bevatten de meest...
,Hoofdstuk 1: Financiële dienstverlening
Definitie financiële dienstverlening: Het adviseren van het verlenen van diensten aan consumenten in
financiële zaken zoals betalen, sparen, beleggen, lenen en/of verzekeren. Dit gebeurt door financieel
dienstverleners.
Figuur 1. De definitie van financiële dienstverlening schematisch weergeven.
Type financiële zaken Wat kan de klant hiermee?
Betaalproducten Klant kan hiermee betalingen verrichten.
Bijvoorbeeld een betaalrekening.
Spaar- en beleggingsproducten Klant kan hiermee geld rendabel maken en
rendement ontvangen (bij beleggen ook negatieve
rendement krijgen).
Consumptieve kredieten Klant kan hiermee een dienst of product
financieren: bijv. een auto of reis.
Hypothecaire kredieten Klant kan hiermee bijvoorbeeld een woning of
bedrijfspand meefinancieren.
Schadeverzekeringen Klant kan hiermee schade verzekeren. De schade
wordt vergoed bij een gebeurtenis die op de polis is
verzekerd.
Levensverzekeringen en pensioenen Klant verzekert zich voor een bepaald moment in
zijn levensfase of als de klant overlijdt. Een
levensverzekering keert dan pas uit als de
verzekerde periode plaatsvindt.
Drie typen financieel dienstverleners
1. Aanbieders: zij ontwikkelen producten zoals banken, verzekeraars en pensioenfondsen.
2. Bemiddelaars: zij verkopen producten en zorgen ervoor dat er een overeenkomst tot stand komt
tussen een consument en aanbieder. Bijvoorbeeld assurantiepersonen.
3. Adviseurs: een adviseur doet een aanbeveling op basis van de wensen, doelstellingen en
risicobereidheid van de klant.
Figuur 2. De economische kringloop
1
, Onderdelen van de kringloop Functie
Consument De consument is eindgebruiker van goederen en diensten. Binnen de financiële
dienstverlening is de consument een eindgebruiker van financiële diensten zoals
betalen, sparen, beleggen, lenen en/of verzekeren.
Overheid De overheid int en besteedt belastinggelden en zorgt voor regelgeving en toezicht.
Ondernemingen De ondernemingen noemen we ook wel bedrijven of producenten. De bedrijven
maken producten en/of leveren diensten.
Financiële instellingen Deze instellingen zijn de schakel tussen sectoren die geld over hebben (sparen) en
sectoren die geld tekort hebben (lenen). Financiële instellingen zorgen ook voor
verzekeringsproducten.
Productiefactoren Onderverdeeld in:
• Arbeid: iemand ontvangt voor het verrichten van arbeid loon of winst.
• Kapitaal: kapitaalgoederen zijn nodig om te kunnen produceren. Bijv.
machines en vrachtauto’s. Kapitaal ontstaat ook door aandelen die
consumenten kopen van een onderneming.
• Grond: Dit gaat om natuurlijke hulpbronnen om producten te kunnen
produceren. Het ontvangen van huur of pacht valt hier ook onder.
De kringloop kort toegelicht
Consumenten leveren productiefactoren en ontvangen hiervoor inkomen. Over het inkomen wordt belasting
geheven van de overheid. Het geld dat overblijft, wordt met name besteed aan het kopen van goederen en
diensten. Geld dat overblijft wordt gespaard of belegt bij financieel dienstverleners. Daarnaast kan
overgehouden geld ook besteed worden aan het verzekeren. Financieel dienstverleners lenen spaargeld van
consumenten uit aan ondernemingen. Ondernemingen investeren het geld dat zij lenen van financiële
instellingen. Ze investeren weer in productiefactoren die consumenten leveren en waardoor consumenten
inkomsten krijgen.
Financiële huishouding van de consument (klant)
Bij de verkoop van financiële producten wordt gekeken naar het huishouden van de klant. Aspecten waarnaar
gekeken wordt:
,Banken
Banken voeren verschillende activiteiten uit:
• Het aantrekken en uitzetten van geld: het uitlenen van geld aan ondernemers en het aantrekken van
spaarders die geld bij de bank onderbrengen.
• Zorgen voor betalingsverkeer: de bank zet giraal geld om naar contact geld en andersom. Dit wordt
substitutie genoemd.
• Bij elkaar brengen van geldaanbieders en – vragers: de bank trekt geld aan (funding) door spaarders
en zet deze om in kredieten die passen bij de wensen van de geldvragers. Dit wordt de
transformatiefunctie van de bank genoemd. Het verschil tussen ontvangen rente en de betaalde rente
wordt de rentemarge genoemd.
• Bemiddelingsactiviteiten: de bank stelt haar kennis, netwerk en administratie in dienst van de klant.
In ruil hiervoor ontvangt de bank een vergoeding.
• Geven van advies: de bank geeft rechtstreeks of via bemiddelaars/adviseurs advies over financiële
zaken.
Banken hebben te maken met risico’s:
• Kredietrisico (debiteurenrisico): het risico dat een geldlener het geleende bedrag niet terugbetaalt.
• Renterisico: het risico dat de rente stijgt en de rentemarge hierdoor kleiner wordt. Het uitzetten van
gelden voor een langere periode aan geldvragen kent een vast rentepercentage, terwijl de gelden voor
een korte periode aan spaarders een variabele rentepercentage heeft. Wanneer het rentepercentage
stijgt aan spaarders en de vaste rente aan geldvragers gelijk blijft, dan wordt de rentemarge kleiner.
• Valutarisico: de bank kan risico lopen met het verstrekken van kredieten in verschillende valuta’s. De
bank leent geld in een andere valuta uit en wisselt de euro tegen een bepaalde koers van de valuta.
Later ontvangt de bank het geleende geld (de gekochte valuta) terug en verkoopt de valuta tegen de
koers die op dat moment geld naar euro’s. Is de koers dan lager geworden dan voorheen. Dan maakt
de bank verlies.
• Liquiditeitsrisico: het risico dat de bank een tekort krijgt aan financiële middelen wanneer spaarders
relatief gezien veel geld van hun rekening halen en het uitgezet krediet niet teruggevorderd kan
worden. Bij een tekort kan de bank lenen bij De Nederlandsche Bank (DNB). De bank moet daardoor
een buffer ‘liquide middelen’ hebben om spaarders direct uit te kunnen betalen.
• Marktrisico: de bank koopt effecten met spaargeld. Het risico ontstaat dat effecten in waarde kan
delen. Wanneer de verkoopprijs lager ligt dan de aankoopprijs, dan is er sprake van verlies.
Verzekeraars
Figuur 4. De basis van verzekeren.
Klanten sluiten een verzekering af tegen een bepaald onzeker voorval, zoals brand, ziekte of overlijden. Een
onzeker voorval is een gebeurtenis waarvan niet zeker is of het zich voordoet.
Systematiek van verzekeren
De volgende zaken spelen een rol:
• De wet van de grote aantallen: dit betekent dat de totale hoogte van de te verwachten
verzekeringsuitkeringen steeds zekerder wordt, naarmate de groep die zich verzekert groter wordt.
Een verzekeraar berekent dus hoe groot de kans op schade is en hoe groot de gemiddelde
schadeomvang is.
3
, • Herverzekeren: de verzekeraar verzekert dan een deel van de door hem geaccepteerde risico’s bij een
andere verzekeraar.
• Reserveren: de omvang van de uit te keren schadebedragen zal van jaar tot jaar fluctueren. Een
verzekeraar bouwt reserves op om fluctuaties op te kunnen vangen.
Samenwerkingsverbanden
Verzekeraars kunnen verschillende samenwerkingsverbanden hebben, zoals:
• Co-assurantie: het spreiden van risico’s over meerdere verzekeraars.
• Pools: bij een poolverband werken verzekeraars samen om bepaalde grote risico’s te verzekeren of
om risico’s te verzekeren die verzekeraars om tactische redenen zelf liever niet verzekeren.
o Bij een pool is er geen rechtstreekse relatie tussen de klant en de verzekeraar, de klant
verzekert zich via de pool.
o Verzekeraars kunnen aandelen via deze constructie niet herverzekeren.
• Concernvorming: een concern is een groep van vennootschappen die onder een gezamenlijke leiding
staat en als eenheid optreedt. De moedermaatschappij staat hierboven. Daaronder staan de
dochtermaatschappijen of werkmaatschappijen (de vennootschappen). Deze constructie biedt
voordelen:
o Spreiding van de risico’s: iedere vennootschap is alleen aansprakelijk voor haar eigen
schulden. Een faillissement bij een dochtermaatschappij leidt niet automatisch tot ondergang
van de hele groep.
o Schaalvoordelen: productieontwikkeling, marketing, verkoop en distributie op grote schaal
zijn per verkochte verzekering goedkoper.
Pensioenfondsen
Figuur 5. De werking van een pensioenfonds.
Pensioenfondsen zorgen voor het financieel product ‘pensioen’. Deelnemers zijn ex-werknemers of
werknemers die recht hebben op pensioen. Werkgevers die pensioen toezeggen, moeten de pensioengelden
onderbrengen bij een pensioenfonds of verzekeraar volgens de Pensioenwet (PW). Dit wordt de
onderbrengingsplicht genoemd.
Taken van een pensioenfonds
Deze zijn als volgt:
• Innen van pensioenpremies bij werkgevers: de werkgever betaalt of de volledige pensioenpremie of
een gedeelte van de pensioenpremie. In dat laatste geval geldt een eigen bijdrage vanuit de
werknemer.
• Beheren van pensioenpremies: het pensioenfonds beheert de premies en belegt dit om ervoor te
zorgen dat er meer geld komt voor het uitkeren van pensioen.
• Uitkeren van pensioenpremies.
4
, Typen pensioenfondsen Doelgroep Voorbeelden
Bedrijfstakpensioenfonds Specifieke branche • Algemeen Burgerlijk
Pensioenfonds (overheid en
onderwijs)
• Pensioenfonds Zorg en Welzijn
(zorgsector)
• Bedrijfspensioenfonds voor de
Bouwnijverheid (bouwsector)
Ondernemingspensioenfonds Specifieke onderneming • Shell
• Unilever
• Ahold
Beroepspensioenfonds Bepaalde beroepsbeoefenaren • Medisch specialisten
van een vrij beroep • Notarissen
• Advocaten
• Huisartsen
Algemeen pensioenfonds (APF) Iedereen m.u.v.
verplichtgestelde
bedrijfstakpensioenfondsen
Pensioenverzekeraars en pensioeninstellingen
Pensioenverzekeraars worden vaak in deze situaties benaderd:
• Wanneer er geen pensioenfonds is voor een desbetreffende bedrijf.
• Wanneer een extra pensioenvoorziening gewenst is boven op de verplichte regeling van het
pensioenfonds.
Tot slot mogen pensioeninstellingen grensoverschrijdend werken. Er wordt niets verzekerd, maar alleen
pensioengeld geïnd en belegd.
Distributie van financiële producten
Aan de klant kan een product of dienst op twee manieren verkocht worden:
1. Rechtstreekse verkoop/directe distributie: De aanbieder verkoopt het product zelf aan de klant. Dit
kan via het kantorennet of via direct writing.
• Kantorennet: banken en verzekeraars hebben fysieke kantoren waar advies gegeven kan
worden en financiële producten verkocht kunnen worden.
• Direct writing: telefonisch, schriftelijk of elektronisch worden klanten benaderd voor verkoop
van producten en diensten.
2. Verkoop via bemiddeling/indirecte distributie: de verkoop verloopt via een
tussenpersoon/intermediair.
Wanneer beide manieren gebruikt worden spreken we van multichannel distributie.
Distributie van banken
Altijd rechtstreekse verkoop als het gaat om betalen en sparen.
Distributie van verzekeringen
Rechtstreekse verkoop verloopt via loondienstagenten. Verkoop via bemiddeling verloopt via deze wegen:
• Assurantietussenpersonen (atp’s): zij helpen de klant bij het maken van een keuze voor de meest
geschikte verzekering na inventarisatie van de verzekeringsbehoefte, een risicoanalyse en een
productvergelijking.
5
, • Gevolmachtigd agenten: zij geven geen advies. Zij hebben meer bevoegdheden dan een
assurantietussenpersoon, namelijk: verzekeringen accepteren, verzekeringen onder eigen label
uitbrengen, polissen opmaken en schades afwikkelen.
Distributie van consumptieve kredieten
Rechtstreekse verkoop:
• Banken en creditcardmaatschappijen: via kantorennetwerk of via direct writing.
• Financieringsmaatschappijen: dit zijn commerciële instellingen die zich toeleggen op
kredietverstrekking aan klanten en bedrijven. Voorbeelden zijn autofabrikanten, postorderbedrijven of
warenhuizen.
• Verzekeraars: levensverzekeraar verstrekken kredieten. Er wordt krediet verstrekt met als
onderliggende zekerheid de levensverzekeringspolis.
• Overheid: de Gemeentelijke Kredietbanken (GKB’s) zorgen voor het verstrekken van kredieten
namens de overheid.
Verkoop via bemiddeling. Vier soorten bemiddelaars:
1. professionele kredietbemiddelaars
2. assurantietussenpersonen
3. leveranciers van duurzame consumptiegoederen
4. warenhuizen, winkelketens en postorderbedrijven
Distributie van hypothecaire geldleningen
Rechtstreekse verkoop vindt plaats via een bank, verzekeraar of pensioenfonds. Daarnaast is indirect
hypothecair krediet aanbieden via deze bemiddelaars en tussenpersonen mogelijk:
• makelaars in ontroerend goed
• assurantietussenpersonen
• onafhankelijke hypotheekadviseurs
Distributie van beleggingen
Dit verloopt via een broker (bank of commissionair). Hiervoor zijn diverse bedieningsconcepten zoals de
execution only, advies en vermogensbeheer.
Toezichthouders op de financieel dienstverleners
De overheid houdt toezicht op financieel dienstverleners. Hun taken staan beschreven in wetgeving:
• Functioneel toezicht: de controle op het functioneren van het financiële stelsel. Hieronder valt
gedragstoezicht, prudentieel toezicht en systeemtoezicht.
• Strafrechtelijk toezicht: de controle op strafrechtelijke feiten.
Figuur 6. De functionele controle op het financiële stelsel.
6
,Gedragstoezicht
De AFM is gedragstoezichthouder op de financiële markten. De belangrijkste taken zijn als volgt:
• Toezicht op de financiële dienstverlening: financieel dienstverleners moeten handelen in het belang
van hun klant. Dit betekent juiste, begrijpelijke en niet-misleidende informatie geven aan de klant.
• Toezicht op de handel in effecten: de AFM controleert bij de handel in effecten of iemand niet
handelt met voorkennis en controleert of bedrijven aan de opgestelde regels houden.
Prudentieel toezicht (bedrijfseconomisch toezicht)
Het prudentieel/bedrijfseconomisch toezicht houdt in dat gecontroleerd wordt of de financieel dienstverlener
de afgesproken betalingsverplichtingen kan nakomen. De controle moet ervoor zorgen dat het risico van
faillissement wordt verkleind. Onder het prudentieel toezicht vallen: kredietinstellingen, verzekeraars,
pensioenfondsen, effecten- en beleggingsinstellingen en grenswisselkantoren. Zelfstandige adviseurs en
bemiddelaars zijn hiervan uitgesloten. Als zij failliet gaan, is er geen gevolg voor de klant.
Systeemtoezicht
Het systeemtoezicht is nauw verwerven met prudentieel toezicht. Het doel van systeemtoezicht is het
voorkomen van zogeheten systeemrisico’s. Dit zijn problemen binnen een financiële instelling of markt die
leiden tot economisch verlies of tot het verlies van vertrouwen in het financiële stelsel. Het systeemtoezicht
moet ook voorkomen dat er geen ketenreactie aan financiële problemen ontstaat binnen het netwerk van
banken, verzekeraars, pensioenfondsen en beleggingsinstellingen.
Depositogarantiestelsel (DPS)
De klant wil zijn spaargeld niet kwijtraken als een bank ‘omvalt’ ofwel ‘failliet’ gaat. Als de bank niet meer aan
zijn betalingsverplichtingen kan voldoen, treedt deze regeling in werken. Maximale uitkering is € 100.000 euro
per rekeninghouder. Bij hoge spaartegoeden wordt daarom vaak geadviseerd om het geld te spreiden over
diverse banken.
De volgende producten vallen onder het DGS:
• lopende (betaal)rekeningen
• spaarrekeningen
• bijzondere spaarrekeningen zoals een termijndeposito
• levensloopverzekeringen
De producten onder het DGS kunnen gebruikt worden door:
• minderjarige en meerderjarige privépersonen
• kleine ondernemers
• grootzakelijke depositohouders (BV’s, NV’s, stichtingen en verenigingen)
• bestuurders van de failliete bank
• aandeelhouders van de failliete bank
Strafrechtelijk toezicht
Het Openbaar Ministerie en de opsporingsdienst van de Belastingdienst (FIOD-ECD) zijn de strafrechtelijke
toezichthouders. Voorbeelden van strafbare feiten: fraude en het witwassen van geld.
Hoe wordt door de DNB geconstateerde overtreding afgehandeld?
• Sanctie DNB -> binnen zes weken bezwaar indienen -> beroep via bestuursrechter Rotterdam -> hoger
beroep daarna mogelijk via College van Beroep voor het bedrijfsleven.
• Sanctie via OM -> beroep via het gerechtshof -> in cassatie bij de Hoge Raad.
Hoe wordt een gegeven sanctie van de AFM afgehandeld?
• Sanctie AFM -> bezwaar indienen -> beroep via de rechter.
7
,Informatiebronnen voor de klant
In beginsel moeten financieel dienstverleners de klant zorgvuldig informeren voordat zij een financieel product
verkopen. Daarnaast zijn er ook andere partijen die informeren over financiële producten:
• Autoriteit Financiële Markten (AFM): AFM geeft informatie over de rechten van een consument,
financiële producten en over de rol van de AFM.
• Nationaal Instituut voor Budgetvoorlichting (Nibud): het Nibud informeert en adviseert over
financiën van huishoudens en is een onafhankelijke stichting.
• Consumentenbond: de Consumentenbond is een vereniging in Nederland die opkomt voor de
belangen van consumenten en geeft ook informatie over financiële producten.
• Brancheorganisaties: verenigingen of stichtingen die collectieve belangen behartigen van aangesloten
leden. Bekende brancheorganisaties zijn:
o Nederlandse vereniging van Banken (NVB)
o Dutch Securities Institute (DSI)
o Verbond van Verzekeraars
o Adviseurs in Financiële Zekerheid (Adfiz)
Klachten over de financiële dienstverlening
De wet schrijft twee eisen voor bij het afhandelen van klachten over een financieel dienstverlener of een
financieel product:
• Interne klachtenprocedure (IKP): financieel dienstverlener moet dit hebben en klachten juist en op
tijd afhandelen. Het informeren van het bestaan hiervan en de klachtenprocedure schriftelijk
vastleggen zijn verplicht.
• Erkend klachteninstituut: financieel dienstverlener moet aangesloten zijn bij een erkend
klachteninstituut. Twee hiervan zijn erkend:
o Stichting Klachten en Geschillen Zorgverzekeringen (SKGZ)
o Klachteninstituut Financiële Dienstverlening (Kifid)
Het benaderen van een klachteninstituut in plaats van een rechtbank heeft als voordelen dat er een snellere
afhandeling plaatsvindt en de kosten lager zijn dan bij een rechtbank. Wordt de klacht via deze weg niet naar
tevredenheid afgehandeld, dan kan een civiele procedure bij de burgerlijke rechter worden aangevraagd.
Figuur 7. Het verloop van een klacht bij het Kifid.
Proces van Kifid
• Stap 1: Klacht eerst indienen bij financiële dienstverlener. Biedt dit geen uitkomst, dan kan het Kifid
benaderd worden. Binnen 3 maanden na het besluit van de financiële dienstverlener moet de klacht
bij het Kifid ingediend zijn. Heeft de dienstverlener na 8 weken niet gereageerd, dan kan de klant zich
ook wenden tot het Kifid.
• Stap 2: Binnen 1 week besluit het Kifid of de klacht in behandeling wordt genomen of niet.
• Stap 3: Binnen 2 weken neemt de jurist contact op met de klant. Besloten wordt of financiële
Ombudsman de klacht verder oppakt of de Geschillencommissie de zaak verder in behandeling neemt.
• Stap 4: Klant kan zich wenden tot de Geschillencommissie wanneer de klant niet tevreden is met het
oordeel van de Ombudsman. Dit moet binnen 3 maanden gebeuren.
8
, • Stap 5: Klant kan zich binnen 6 weken wenden tot de Commissie van Beroep wanneer de klant het niet
eens is met de bindende beslissing van de Geschillencommissie.
o Klanten en financieel dienstverleners kunnen een klacht indienen bij de Commissie van
Beroep wanneer het bedrag bij een klant minimaal € 25.000 bedraag en bij een financieel
dienstverleners minstens € 5.000.000.
• Stap 6: Klant kan zich ook wenden tot de rechter bij een bindend of niet-bindende beslissing. Bij een
bindende beslissing kijkt de rechter of alle procedures juist zijn toegepast en de beslissing voldoende is
gemotiveerd. Bij een niet-bindend advies kan het geschil wel inhoudelijk aan de rechter worden
voorgelegd.
Tuchtraad Financiële Dienstverlening (TFD)
Naast het Kifid kunnen klachten over verzekeraars ook voorgelegd worden aan de Tuchtraad Financiële
Dienstverlening. Consumenten kunnen niet zelf rechtstreeks een klacht indienen bij de TFD. Dit kan op twee
manieren:
1. Via verwijzing van het Kifid, de Ombudsman Pensioenen of de Letselschaderaad.
2. Via belanghebbenden zoals overheden, expertisebureaus, schaderegelingskantoren, een
tussenpersoon of advocaat.
De TFD is verbonden aan het Kifid en in 2008 opgericht door het Verbond van Verzekeraars om klachten over
overtreding van de bindende zelfregulerende afspraken onder verzekeraars in behandeling te nemen en
onafhankelijke te toetsen. Het gaat hier om gedragscodes die zijn ontwikkeld door de verzekeraars zelf.
Stichting Klachten en Geschillen Zorgverzekeraars (SKGZ)
Klachten over de zorgverzekering kunnen alleen via dit orgaan ingediend worden. Voor deze regeling geldt ook
dat de klacht eerst ingediend moet zijn bij de zorgverzekeraar. De SKGZ kent twee organen:
1. Ombudsman Zorgverzekeringen: de Ombudsman probeert een oplossing te zoeken voor de klacht van
de klant, dat gemiddeld 8 weken duurt. Als bemiddeling niet mogelijk is of de bemiddeling niet slaagt,
dan kan de klacht zich wenden tot de Geschillencommissie Zorgverzekeringen.
2. Geschillencommissie Zorgverzekeringen: de commissie vraagt de zorgverzekeraar om op de klacht te
reageren. Vervolgens stuurt de commissie een kopie van de reactie naar de klant. Klant dient dan te
reageren en de reactie op te sturen naar de commissie. Bij klachten over de dekking vanuit de
zorgverzekering kan de commissie om advies vragen bij Zorginstituut Nederland (ZiN).
Tuchtrecht banken
Bankmedewerkers dienen aan de volgende gedragsregels te houden:
1. De bankmedewerker werkt integer en zorgvuldig.
2. De bankmedewerker maakt een zorgvuldige afweging van belangen.
3. De bankmedewerker stelt de belangen van de klant centraal.
4. De bankmedewerker houdt zich aan de wet en andere regels die voor het werk bij de bank gelden.
5. De bankmedewerker houdt vertrouwelijke informatie geheim.
6. De bankmedewerker is open en eerlijk over zijn of haar gedrag en kent zijn of haar
verantwoordelijkheid voor de samenleving.
7. De bankmedewerker draagt bij aan het vertrouwen van de samenleving in de bank.
Als een klant vindt dat een bankmedewerker zich niet heeft gehouden aan één of meerdere gedragscodes, dan
kan de klant een melding maken via www.tuchtrechtbanken.nl. De melding komt dan terecht bij Stichting
Tuchtrecht Banken.
9
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller guidotuin. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.49. You're not tied to anything after your purchase.