Psychologie
Hoofstuk 2: Biologisch perspectief
- impact biologische programmatie op gedrag
1. Mensbeeld
Wat is het mensbeeld?
Mens is een biologisch wezen
Gedrag:
Gedrag vindt zijn oorsprong in fysische, chemische en biologische processen in het lichaam
Gedrag is te verklaren vanuit interne lichamelijke factoren.
Wil je de oorzaak van gedrag achterhalen moet je inzicht krijgen in de werking van het
lichaam.
Gedrag kan beïnvloed en veranderd worden door middel van ingrijpen op biologische
aspecten.
Wat speelt een speciale rol?
Structuur en functie van hersenen spelen een centrale rol
implicatie: mens is van bij het begin een “beschreven blad”
eigenschappen van het organisme bepalen gedrag
dus geen tabula rasa (onbeschreven blad)
nature nurture?
Nature nurture
Erfelijkheid Leerprocessen
Groei en rijping Milieu, omgeving
Aangeboren kennis Tabula rasa: “Mens is bij geboorte
onbeschreven blad”
Alles vooraf bepaald Pedagogisch optimisme: opvoeding
allesbepalend
Pedagogie: opvoeding is ondersteunend
Redenering
Context bepaalt mee verschijningsvorm disposities
↓
Begeleider is onderdeel van context cliënt
↓
Speelruimte: context/relaties creëren die bijdragen aan kwaliteit van leven
↓
Invloed op wat ‘verworven’ is, wat niet genetisch is bepaald
2. Hoe is ons genetisch materiaal opgebouwd?
Zygote
volwassene: honderdduizend miljard cellen
1
,basis:
Zygote = bevruchte eicel (eicel + zaadcel)
Kern zygote: geërfd genetisch materiaal (van vader én van moeder)
In de celkern zit ons volledige menselijke genetisch materiaal.
Mitose VERMENIGVULDIGINGSDELING
1 cel brengt het volledig genetisch materiaal in kaart
Opvolgers= cellen kunnen niet eeuwig leven ook wel dochtercellen genoemd
Vermenigvuldigingsdeling (mitose)
cel maakt kopie van zichzelf,…
elke cel maakt opnieuw een kopie van zichzelf,…
elke cel maakt opnieuw een kopie van zichzelf
Consequenties
‘nakomelingen’ zijn genetisch identiek aan de zygote;
het lichaam ‘groeit’
houdt ons als individu in leven: sterven, delen, creëren
Differentiatieproces
info in de cellen is genetisch identiek, maar
de cellen nemen verschillende taken op zich:
Hartfunctie
Longfunctie
Zenuwcel
Huidcel
…
Commando van het differentiatieproces
bouwstenen DNA → genen → chromosomen → genoom → epigenoom
bouwstenen DNA
DNA: 4 bouwstenen: Adenine
Thymine
Cytosine
Guanine
waarbij A en T enerzijds en C en G anderzijds
de vaste koppels zijn.
Vergelijking: letters van een tekst / noten van
een muziekstuk
Een reeks van koppels DNA-bouwstenen vormen een gen.
Genen
een reeks van koppels DNA bouwstenen
geeft gecodeerde instructies om biologische processen in gang te zetten
wat moet een cel doen?
wat is haar functie?
waarvoor wordt ze ingezet?
wat mag ze niet doen?
Chromosomen
Er zijn twee groepen van chromosomen:
• Enerzijds 1 paar geslachtschromosomen of ‘gonosomen’, nl.
chromosomenpaar 23 of m.a.w. chromosomen 45 en 46.
• Anderzijds 22 paar ‘autosomen’.
grote genetische informatiedragers:
groep van honderden genen, sequensen,… miljoenen basenparen met genetische informatie
2
, → inhoud specifiek: mens is genetisch uniek
→ aantal gelijk: 46 (2 x (22 + 1))
soorten: autosomaal en gonosomaal
GENOOM ( geslachtschromosoom)
Vergelijking: hoofdstuk uit een boek
karyogrammen
vrouwen mannen
EPIGENOOM
bestaat uit een ordening van losse geërfde bouwsteentjes die samen genen vormen en die
verdeeld zitten op 46 informatiedragers of chromosomen is zèlf óók nog eens omgeven door
een laagje van receptoren die gevoelig zijn voor omgevingsinvloeden
Het epigenoom is een soort touw dat, als ze strak om chromosomen/genen heengespannen
zit, de werking van het erfelijk materiaal op deze chromosomen/genen uitschakelt;
omgekeerd, als het touw los zit kan kunnen de genetische codes via eiwittenworden
omgezet in biologische processen.
Het epigenoom bedient dus de aan/uit- knop van het genetisch materiaal en is dus
verantwoordelijk voor het commando van het differentiatieproces.
De receptoren waaruit het epigenoom bestaat, zijn erg gevoelig voor omgevingsfactoren.
Afhankelijk van gunstige of ongunstige omgevingsinvloeden kunnen de werking van de genen
positief of negatief beïnvloeden.
Opbouw van een cel
Elke cel is opgebouwd uit grosso modo:
drie gemeenschappelijke onderdelen.
1. Het celmembraan of omhulsel van de
cel: de grens tussen binnen en buiten
2. Het celsap of cytoplasma, met daarin
de mitochondriën (zie verder)
3. De celkern of nucleus, dat het
genetisch geërfde materiaal bevat
3
, 3. Erfelijkheidsprincipe
reductiedeling (meiose)
De helft van het materiaal
Dochtercel is NIET identitiek
Voorplantingscellen
Functie: in stand houden van de soort
Als mensen dus een kind maken zal de helft van de info op elk chromosomenpaar van de
moeder (23 stuks) zich verbinden met de helft van de info op elk chromosomenpaar van
de vader (23 stuks).
SAMENVATTING VERMENIGVULDIGINGSDELING EN
REDUCTIEDELING
Wetten van Mendel
Erfelijkheidseffect
Kinderen vertonen meestal dezelfde kenmerken als hun ouders. Dit verschijnsel noemen wij
erfelijkheid of overerving.
Het erfelijkheidseffect houdt zich bezig met de mate waarin kenmerken (‘gezonde’ en‘ welke
aanleiding kunnen geven tot stoornissen’) overgaan van de ene naar de andere generatie.
De info op elk van deze genen dienen hetzelfde doel of hebben dezelfde taak (voorbeeld: oorlelletjes
vormen en bepalen hoe die eruit zien: los of vast).
Maar de info die daartoe door beide ouders wordt ingebracht, kan verschillen. Wetenschappers
hebben vastgesteld dat de info die de ene ouders inbrengt dominanter (dus sterker) kan zijn dan de
info van de andere ouder.
Een genenpaar wordt een ALLEL genoemd :
Beiden hebben dezelfde TAAK
maar brengen andere/gelijksoortige ‘inhoudelijke INFORMATIE’ binnen.
RECESSIEF / DOMINANT
DOMINANT: meer invloed binnen een allel dan de andere.
RECESSIEF: minder invloed binnen een allel dan de andere.
bv. oorlel: vast recessief (r)
los dominant (D)
dochter losse oorlellen
HOMOZYGOOT vs HETEROZYGOOT
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller lianahaentjens2004. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.56. You're not tied to anything after your purchase.