Voorbeeldexamenvragen - VUB Micro economie voor bedrijfskunde (011710)
200 voorbeelexamenvragen om te testen of je de leerstof beheert.
Het examen bestaat uit meerkeuze vragen, dus dit is de beste manier om te herhalen of je de leerstof effectief beheerst.
(Zelf gemaakt!)
Voorbeeld examenvragen - Micro-economie voor bedrijfskunde -
011710
Vragen deel 1:
1. Wat is de definitie van economie volgens de tekst?
A. De studie van menselijke gedragingen in relatie tot schaarse middelen
B. De studie van politieke systemen en hun impact op de economie
C. De studie van financiële markten en investeringen
D. De studie van consumentengedrag en marketingstrategieën
2. Wat betekent 'beperkte rationaliteit' in de context van economische
beslissingen?
A. De onmogelijkheid om alle beschikbare informatie te verwerken
B. De neiging om altijd de beste keuze te maken
C. De invloed van externe factoren op beslissingen
D. De voorkeur voor snelle beslissingen boven weloverwogen keuzes
3. Wat zijn instituties volgens de tekst?
A. De economische theorieën van verschillende scholen
B. Regels en gewoontes vastgesteld door organisaties
C. De persoonlijke voorkeuren van individuen
D. De marktkrachten die vraag en aanbod bepalen
4. Wat is een kenmerk van een 'merit good'?
A. De betalingsbereidheid is laag
B. Het verhoogt de welvaart van de consument
C. Het verlaagt de welvaart van de consument en de maatschappij
D. Het is altijd gratis
5. Wat beïnvloedt de levensstandaard van een land?
A. De mate van productie van goederen en diensten
,B. De hoeveelheid geld in omloop
C. De politieke stabiliteit
D. De geografische ligging
6. Wat gebeurt er als de overheid te veel geld drukt?
A. De output van goederen en diensten verandert niet
B. De prijzen dalen
C. De waarde van het geld stijgt
D. De werkloosheid neemt af
7. Wat is een belangrijk kenmerk van economie als sociale wetenschap?
A. Het heeft betrekking op de maatschappij
B. Het kan experimenten uitvoeren zoals in de natuurkunde
C. Het is een exacte wetenschap
D. Het bestudeert alleen bedrijven
8. Wat visualiseert de economische kringloop?
A. De productiecapaciteit van een land
B. De stroom van goederen en diensten tussen bedrijven en gezinnen
C. De interactie tussen overheid en buitenland
D. De inflatie en werkloosheid in de economie
9. Wat is het verschil tussen micro-economie en macro-economie?
A. Macro-economie richt zich op specifieke markten
B. Micro-economie bestudeert beslissingen van gezinnen en bedrijven
C. Micro-economie bestudeert de gehele economie
D. Macro-economie is alleen gericht op werkloosheid
10. Wat is een kenmerk van een monopolie?
,A. Er zijn veel aanbieders
B. De goederen zijn homogeen
C. Er is één bedrijf
D. De prijs wordt bepaald door de markt
11. Wat betekent 'volkomen concurrentie' in de context van markten?
A. Er zijn geen regels
B. Er is perfecte informatie
C. Er zijn weinig aanbieders
D. Er is slechts één koper
12. Wat is een voorbeeld van een sterk gereguleerde markt?
A. De landbouwmarkt
B. De markt voor roomijs
C. De technologie markt
D. De kledingmarkt
13. Wat gebeurt er met de gevraagde hoeveelheid als de prijs stijgt
volgens de wet van de vraag?
A. De gevraagde hoeveelheid daalt
B. De gevraagde hoeveelheid stijgt
C. De gevraagde hoeveelheid blijft gelijk
D. De gevraagde hoeveelheid fluctueert
14. Wat is de inverse vraagfunctie?
A. Een functie die de totale vraag in de markt weergeeft
B. Een functie die de prijs als functie van de gevraagde hoeveelheid
weergeeft
C. Een functie die de gevraagde hoeveelheid als functie van de prijs
weergeeft
, D. Een functie die de kosten van productie weergeeft
15. Wat is het effect van een hogere prijs op de koopkracht van
consumenten?
A. De koopkracht blijft gelijk
B. De koopkracht daalt
C. De koopkracht stijgt
D. De koopkracht fluctueert
16. Wat is de marktvraag?
A. De totale vraag van alle consumenten bij verschillende prijzen
B. De vraag van één individuele consument
C. De vraag naar een goed in een specifieke winkel
D. De vraag naar een goed in een andere regio
17. Wat gebeurt er met de vraag naar een normaal goed als het inkomen
stijgt?
A. De vraag daalt
B. De vraag stijgt
C. De vraag blijft gelijk
D. De vraag fluctueert zonder duidelijke trend
18. Wat is een voorbeeld van een substitutiegoed?
A. Broeken en kousen
B. Printer en inkt
C. Appelen en peren
D. Bus en trein
19. Wat gebeurt er met de vraagcurve als de prijs van een goed
verandert?
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller leersviktor. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $10.91. You're not tied to anything after your purchase.