Samenvatting - Bedrijfseconomische advisering (FIvBO.BA.01) (Studiemeister en Grip op Accounting)
1 view 0 purchase
Course
Bedrijfseconomische advisering (FIVBO.BA.01)
Institution
Hogeschool Windesheim (HW)
Samenvatting Bedrijfseconomische advisering. Samenvatting afkomstig uit de Studiemeistermodule "Bedrijfseconomisch advisering" en de Grip op Accounting module "deel 2". Alle informatie uit de studiemeistermodule is meegenomen in de samenvatting. Voor de Grip op Accounting is alleen de toetsstof mee...
Management Accounting
Week 1 – Kostenstructuur
Variabele kosten: Kosten die toe- of afnemen als gevolg van toe- of
afname van de productieomvang.
Vaste kosten: Kosten die in een productieperiode onafhankelijk zijn van
de productieomvang, maar verband houden met de aanwezigheid van een
bepaalde capaciteit.
Afschrijvingskosten zijn veelal vaste kosten omdat de afschrijvingswaarde
vooraf wordt bepaald. Bij productiemiddelen die vooral ‘slijten’ door
gebruik, zijn de afschrijvingskosten variabel. Dat is bijvoorbeeld het geval
is bij een olieveld, waarbij elke gewonnen barrel olie de resterende
capaciteit van het veld verkleint.
Handelsbedrijven hebben relatief veel variabele kosten, omdat de inkoop
van de goederen variabele kosten oplevert. Productiebedrijven hebben
een groter percentage vaste kosten, omdat productielijnen vaak vaste
kosten opleveren. Bij dienstverlenende bedrijven zijn de vaste kosten vaak
overheersend: er is weinig inkoop en de duurzame productiemiddelen
(bijvoorbeeld bij een transportbedrijf) of de werknemers (bijvoorbeeld bij
een bank) zorgen normaliter voor vaste kosten.
Soorten variabele kosten
Proportioneel variabele kosten: Kosten die in totaal recht evenredig
variëren met een productieomvang. In de praktijk hebben variabele
kosten meestal een proportioneel verloop, omdat per eenheid product
steeds dezelfde kosten worden gemaakt.
Degressief variabele kosten: De kosten memen verhoudingsgewijs
minder sterk toe dan de productie. In het algemeen is dit het geval als bij
een relatief laag niveau de productie wordt opgevoerd
Progessief variabele kosten: Kosten die in totaal meer dan evenredig
stijgen met de productieomvang. Dit kunnen bijvoorbeeld extra kosten zijn
bij overwerk of het moeten inhuren van (duurdere) uitzendkrachten
Vaste kosten zijn kosten die in de betreffende periode niet veranderen
als de productiehoeveelheid wijzigt. De vaste kosten kunnen wel door
andere oorzaken veranderen, bijvoorbeeld: als halverwege het jaar de
huur van het bedrijfspand verhoogd wordt, levert dat hogere vaste kosten
op. In de praktijk blijkt dat variabele kosten binnen de relevante productie-
interval vaak een proportioneel verloop hebben. In dat geval mogen we
,uitgaan van een lineair verband tussen productieomvang en kosten en is
er sprake van de volgende kostenfunctie:
Totale kosten = Vaste kosten + (aantal eenheden * variabele kosten
per eenheid)
Bij deze methode kan je de hoog-laag methode inzetten om op
eenvoudige wijze inzicht te krijgen in de kostenstructuur. Bij deze
methode worden van kostengegevens uit het verleden de kosten van de
periode met de laagste productieomvang vergeleken met die met de
hoogste productieomvang. Het verschil in kosten wordt geacht
veroorzaakt te zijn door proportioneel variabele kosten.
Voorbeeld hoog-laag methode
Hoogste productieaantal is 5.000
200.000 = CK + (5.000 * VK)
Laagste productieaantal is 1.500
95.000 = CK = (1.500 * VK)
-
105.000 = 3.500 * VK
=
105..500 = 30 euro VK
CK= TK – (eenheden * VK)
CK = 200.000 – (5.000 * 30) = 50.000 euro
Break-evenpunt: De afzet of omzet waarbij de totale opbrengst gelijk is
aan de totale kosten, waardoor winst noch verlies wordt gemaakt. Het
onderzoek naar de relatie van omzet, totale kosten en winst met de
productieomvang/afzet en het bepalen van het break-evenpunt heet
break-evenanalyse.
Voor de break-evenafzet geldt:
Totale opbrengst = Totale kosten
Afzet × Verkoopprijs = Vaste kosten + (Afzet * Variabele kosten per
eenheid)
Afzet × Verkoopprijs – Afzet × Variabele kosten per eenheid = Vaste
kosten
Afzet × (Verkoopprijs – Variabele kosten per eenheid) = Vaste kosten
Afzet = Vaste kosten / (Verkoopprijs – Variabele kosten per eenheid)
= Vaste kosten / Dekkingsbijdrage
Dekkingsbijdrage = Omzet – Variabele kosten
Procentuele dekkingsbijdrage = Dekkingsbijdrage / Verkoopprijs
Het break-evenpunt kan ook uitgedrukt worden als de omzet waarbij de
winst nul is. In dat geval worden de vaste kosten gedeeld door de
procentuele dekkingsbijdrage.
Veiligheidsmarge
,De voor een onderneming meest wenselijke situatie is uiteraard dat de
afzet c.q. omzet hoger is dan het break-evenpunt. De afstand tussen de
huidige afzet en de break-evenafzet is de veiligheidsmarge. De
veiligheidsmarge geeft het percentage aan dat de afzet maximaal mag
afnemen om niet onder het break-evenniveau te komen.
Veiligheidsmarge = (Huidige afzet – Break-evenafzet) / Huidige afzet
Als zich niet-lineariteit van kosten en opbrengsten voordoet, zal de
grafische weergave van die grootheden er bijvoorbeeld uit kunnen zien als
in onderstaand figuur.
In dit geval zijn er twee break-
evenpunten; het eerste bij een
betrekkelijk geringe afzet, het
tweede bij een hoge afzet,
waarbij de prijsconcessies die
gedaan dienen te worden om de
afzet te verhogen,
gecombineerd met de
progressiviteit van de variabele
kosten, ervoor zorgen dat we
van een winsituatie in een
verliessituatie terechtkomen. Bij
niet-lineariteit dient de wiskunde
ingezet te worden om de break-
evenpunten te berekenen.
Oefening:
Stel een supermarkt bepaalt de verkoopprijs van deze artikelen door de
inkoopprijs met 25% te verhogen. Dit jaar bedraagt de omzet naar
verwachting €400.000. De totale bijkomende kosten (naast de
inkoopprijzen van de producten) worden geraamd op €60.000, waarvan
€44.000 vaste kosten; het resterend deel van deze bijkomende kosten is
proportioneel variabel. De inkoopprijs is gemiddeld 80% (100/125) van de
omzet. Uit de brutomarge van 20% (25/125) moeten eerst de bijkomende
kosten goedgemaakt worden. Wat er vervolgens van deze marge
overblijft, is dan winst. Dus:
Brutomarge 20% * 400.000 = €80.000
Bijkomende kosten = €60.000 -
Te verwachte winst = €20.000
Uitgedrukt in een percentage van de omzet zijn de bijkomende variabele
kosten:
(€60.000 - €44.000) / €400.000 × 100% = 4%
, Van de brutomarge resteert dan nog 16% (20% – 4%) van de omzet voor
dekking van de bijkomende vaste kosten en voor de winst. Bij de break-
evenomzet is er winst noch verlies. Dit betekent dat de resterende 16%
marge dan precies gelijk is aan de totale vaste kosten:
0,16 × break-evenomzet = €44.000 Break-evenomzet
= €44.,16 = €275.000
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller timstoop2003. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.03. You're not tied to anything after your purchase.