HET DOMEIN VAN DE SOCIALE WETGEVING
Sociale wetgeving: twee delen
Arbeidsrecht: geheel van rechtsregels die tot doel hebben de verhoudingen tussen werkgevers en werknemers te
regelen
Socialezekerheidsrecht: alle maatregelen waardoor aan werknemer, zelfstandige of lid van overheidspersoneel de
mogelijkheid wordt geboden om in alle omstandigheden in zijn levensonderhoud te voorzien indien hij daar zelf niet of
niet meer toe in staat is. Inhoud:
Inhoud sociaal recht:
- Wetten die wederzijdse rechten en plichten van werkgever en werknemer bepalen
- Wetten die de samenwerking regelen tussen werkgevers en werknemers
- Wetten die de werknemer tijdens het werk beschermen
- Wetten ter bescherming van de werknemer die niet kan werken
- Het sociaal recht voor zelfstandigen
- De sociale bijstand
Inhoud socialezekerheidsrecht:
- Wetten ter bescherming van de werknemer die niet kan werken
- Sociaal recht voor zelfstandigen
- Sociale bijstand
1
,2. HISTORIEK BELGISCHE SOCIALE ZEKERHEID
Huidige sociale zekerheid = resultaat van 150 jaar evolutie:
Beginperiode:
o Eerste industriële evolutie en ontstaan kapitalisme
o Armoede werd gezien als een samenlevingsprobleem
o Er ontstonden “Burgerlijke Godshuizen” en “Burelen van Weldadigheid” (nu: OCMW ‘s)
o Industriële revolutie: nieuwe risico’s:
Ziekte, arbeidsongeschiktheid, werkloosheid, …
Om zich daartegen te verzekeren gingen de arbeiders zelf “Maatschappijen voor Onderlinge Bijstand”
oprichten
Er werd voorzien in uitkering in geval van werkloosheid of arbeidsongeschiktheid van de kostwinner
als die te oud werd om te werken enz.
o Plaatselijke maatschappijen voor onderlinge bijstand werden omgevormd tot mutualiteiten + christelijk
geïnspireerde werkgevers ging kinderbijslagkassen oprichten (voor arbeiders met kinderen) --> allemaal
privéinitiatieven
Enorme crisis --> nationale stakingen van 1886:
o Overheidsinterventie was nodig
o Vanaf 1891 gaat de overheid de mutualiteiten subsidiëren: financieel + structureel
o Verscheidene plaatselijke mutualiteiten werden gegroepeerd en kregen hierdoor een efficiënter beheerd -->
ontstaan van landsbonden
o Verzekering bleef op vrijwillige basis
Eerste verplichte verzekering: 1903
o Verzekering tegen arbeidsongevallen
o Tussen de twee oorlogen is zijn de verplichte verzekeringen uitgebreid + de eerste wet op gewaarborgd
inkomen voor gehandicapten kwam tot stand
o Werknemers waren voortaan verplicht zich te verzekeren voor: rust- en overlevingspensioenen,
beroepsziekten, gezinsbijslag, betaald verlof
o Zelfstandigen waren enkel voor gezinsbijslag verplicht verzekerd vanaf 1937
o “sociale risico’s” bleven in de gesubsidieerde privésfeer van mutualiteiten en syndicaten
Tijdens WOII:
o Afgevaardigden werknemerssyndicaten, werkgeversorganisaties en hoge functionarissen kwamen samen om
een “Ontwerp van Overeenkomst tot Sociale Solidariteit” op te stellen voor na de oorlog
o 1944: sociaal pakt werd door drie partijen ondertekend
o Sociaal pakt --> 2 grote pijlers:
Sociale vrede tussen de werknemers- en werkgeversorganisaties
Solidariteitsgedachte
o Sociaal pakt heeft belangrijke vernieuwingen met zich meegebracht:
Alle sociale verzekeringen werden voor alle werknemers verplicht
Uitkeringen gingen omhoog
Rijksdienst voor Maatschappelijke Zekerheid (later: RSZ) werd opgericht als centraal orgaan om
bijdragen te innen
Sociale zekerheid werd paritair beheerd, door werknemers en werkgevers samen
Zelfstandigen:
o 1937: verplichte kinderbijslagregeling voor zelfstandigen
o 1956: verplichte pensioensverzekering en later pas verplichte verzekering tegen de grote risico’s binnen de
geneeskundige verzorging
o 1967: “sociaal statuut van de zelfstandigen”, overkoepelde alle bestaande regelingen
o 1971: verzekering voor uitkeringen in geval van arbeidsongeschiktheid
Naoorlogse periode:
2
, o Economische expansie
o Uitbreiding socialezekerheidssysteem
o Bestaande prestaties ondergingen positieve veranderingen
o Wijzigingen in de financieringswijze: de inbreng van de overheid nam toe
o Evolutie naar een waarborg voor bestaanszekerheid voor iedereen
o 1974: wet inzake bestaansminimum
Crisis 1975:
o Gevolgen voor sociale zekerheid
o Enorme stijging werkloosheid, toename aantal rechthebbenden, moeilijkheden om de kosten van de sociale
zekerheid onder controle te houden --> financiële problemen
o Enige oplossing: inkomsten moesten stijgen en sociale uitkeringen dalen
o 1982: crisisbeleid --> verschillende categorieën werden ingevoerd in de werkloosheidsregelingen
o Om concurrentievermogen van de ondernemingen te verhogen, werden de laatste jaren werkgeversbijdragen
voor de sociale zekerheid verlaagd en gedeeltelijk vervangen door “alternatieve financieringsbronnen”
o Minimumpensioenen werden onlangs opgetrokken en werden de wetgevingen over het leefloon en
inkomensgarantie voor ouderen gewijzigd
Ideologische achtergrond:
2 belangrijke grondleggers:
o Otto Von Bismarck:
Bismarckmodel:
Duitse kanselier
Werkte eind 19e eeuw een sociale zekerheidssysteem uit gefinancierd door werkgevers, -
nemers met staatsbijdrage voor pensioenen
Streven naar behoud van levensstandaard bij bepaalde risico’s dus uitgaven gekoppeld aan
loon
Solidariteit tussen werkenden
Model gebaseerd op behoeften en onafhankelijk van de grootte van de bijdragen
Gefinancierd door percentage loon
o Lord Beveridge:
Beveridgemodel:
Vond dat de gehele bevolking recht had op bestaanszekerheid
Voorzag eenzelfde forfaitaire uitkering voor elke burger via belastingen, ongeacht type
tewerkstelling
Uitkering bij werkloosheid, ziekte, pensionering
Model gebaseerd op solidariteit
Voorziet uitkering voor iedereen
Onder rechtstreeks beheerd van de overheid
Belgische situatie:
Compromis tussen professionele solidariteit (Bismarck) en universele Engels systeem (Beveridge)
Verschillende sociale-zekerheidsmodellen van onze buurlanden vaak terug te brengen tot 1 van de 2 modellen
België als verzorgingsstaat: publiek stelsel dat bedoeld is om inkomen en/of verzorging te garanderen voor personen ten
tijde van pensioen, ziekte, arbeidsongeschiktheid, overlijden of werkloosheid
3
, 1. DE SOCIALE ZEKERHEID IN HET ALGEMEEN
1.1. INLEIDING
2 luiken in ons sociale beschermingssysteem:
KLASSIEKE SOCIALE ZEKERHEID RESIDUAIRE REGELINGEN OF SOCIALE BIJSTAND
Rust- en overlevingspensioenen Leefloon
Werkloosheid Inkomensgarantie voor ouderen (IGO)
Arbeidsongevallenverzekering Gewaarborgde gezinsbijslag
Beroepsziekteverzekering Tegemoetkoming aan gehandicapten
Gezinsbijslagen
Ziekte- en invaliditeitsverzekering
Jaarlijkse vakantie
Stelsel steunt op twee pijlers:
1. De verzekeringsgedachte
2. De solidariteitsgedachte:
o Werkenden betalen bijdrage in verhouding tot hun loon
o Financiering gebeurt grotendeels door gemeenschap = alle burgers
o Vakbonden, ziekenfondsen en werkgeversorganisaties beslissen samen over het systeem
Dekt 2 soorten risico’s:
Loonverlies: gebeurtenissen kunnen iemand beletten normale beroepsinkomsten te hebben: ziekte, invaliditeit,
ouderdrom, …
Ontoereikend loon: gebeurtenissen kunnen iemands levensstandaard verlagen: ziektekosten, gezinslast, …
Concreet zorgt de sociale zekerheid voor 3 zaken:
1. Bij loonverlies ontvang je een vervangingsinkomen
2. Als je bepaalde “sociale lasten” zoals het opvoeden van kinderen of ziektelkosten, moet dragen, ontvang je een
aanvulling op het inkomen
3. Als je onvrijwillig niet over een beroepsinkomen beschikt dan ontvang je bijstandsuitkeringen
3 socialezekerheidsstelsels:
Werknemers:
o Grootste
o RSZ is overkoepelende instelling
o Int werknemers- en werkgeversbijdragen
o Uitbetaling door bevoegde instellingen:
RVP = federale pensioen dienst
RVA = rijksdienst voor arbeidsvoorziening
Betaalt niet rechtstreeks de werkloosheidsuitkering
FAO en FBZ bestaan niet meer, nu samen federaal agentschap voor beroepsrisico’s = Fedris
RKW: famifed nu regionale overheidsdiensten inzake kinderbijslag
RIZIV = rijksinstituut voor ziekte en invaliditeitsverzekering
RJV = rijksdienst voor jaarlijkse vakantie
o Schijnzelfstandige = werknemers (tewerkstelling van zelfstandige werknemers is goedkoper voor de
werkgever)
Zelfstandigen:
o Verzekerd voor 5 taken:
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller fienwouters. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $7.48. You're not tied to anything after your purchase.