100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Korrelboom Hoofdstuk 10 Diagnostiek van aangrijpingspunten; de betekenisanalyse $3.18
Add to cart

Summary

Samenvatting Korrelboom Hoofdstuk 10 Diagnostiek van aangrijpingspunten; de betekenisanalyse

 0 view  0 purchase
  • Course
  • Institution
  • Book

Samenvatting Korrelboom Hoofdstuk 10 Diagnostiek van aangrijpingspunten; de betekenisanalyse

Preview 3 out of 18  pages

  • No
  • Hoofdstuk 10
  • December 30, 2024
  • 18
  • 2024/2025
  • Summary
avatar-seller
Korrelboom

Hoofdstuk 10 Diagnostiek van aangrijpingspunten; de betekenisanalyse

10.1 Inleiding

Samen met de FA en de HT vormt de BA de kern van de verklarende hypothese in CGT. De
BA is net als de FA een zoekschema of een sjabloon. Het helpt de therapeut om hypothesen
te formuleren over factoren die de problemen van de cliënt in stand houden. BA’s kunnen
aansluiten op klachten die cliënt presenteert maar ze dienen ook om thema’s nader te
onderzoeken die de therapeut als mogelijk problematisch inschat.

Het BA-schema geeft aan hoe de confrontatie met een bepaalde situatie of gebeurtenis
(CS) zodanig kennis activeert over andere, emotioneel betekenisvolle gebeurtenissen en
situaties (US/UR-representaties), dat deze geactiveerde kennis leidt tot een niet bij de
oorspronkelijke situatie passende, emotionele reactie (CR).

BA = klassieke leerparadigma (conditionering).

Geschiedenis:
Sinds 1993 was het niet gebruikelijk om naast de FA ook een BA te maken. Korrelboom en
Kernkamp vonden dat een BA de diagnostiek van emotionele problemen zou kunnen
verbeteren.


10.2 Het vertrekpunt van de betekenisanalyse

BA start bij de voor de cliënt moeilijke situatie of gebeurtenis of bij problematische emoties
die tijdens specifieke gebeurtenissen kunnen optreden. Voorbeelden:
- Ik word angstig wanneer er veel mensen om mij heen zijn;
- Als mijn hart zo bonkt, denk ik dat ik doodga;
- Mensen die mij uitdagen, maken mij woedend.

Het is niet vanzelfsprekend dat zulke gevoelens in bovenstaande situaties worden ervaren, de
meeste mensen ervaren dergelijke gebeurtenissen anders. Blijkbaar ligt een unieke
betekenisverlening, waarschijnlijk gebaseerd op een specifieke leergeschiedenis, aan de
problematische situaties ten grondslag. Soms benoemt de cliënt niet zelf de problematische
situatie en moet de therapeut dit afleiden uit gedrag:
- `Begon je tegen die man te schelden omdat je zijn gedrag hooghartig vond?`

Dan heeft de therapeut eerst FA’s gemaakt over probleemgedrag (R’en), waarbij een aantal
mogelijke bekrachtigers worden gesuggereerd. De reden waarom deze situaties zo nodig
vermeden of afgeremd moeten worden is nog niet duidelijk, wanneer een FA daar
onvoldoende opheldering over geeft kan in een BA worden nagegaan waarom

,‘hooghartigheid van anderen’ zo lastig is.


10.3 Het schema van de betekenisanalyse
Het basisschema van de BA:
1. Uitlokken stimulusconstellatie of de geconditioneerde (of voorwaardelijke) stimulus = CS
2. Cognitieve representatie van de betekenisvolle situatie (cognitieve representatie van de
ongeconditioneerde of onvoorwaardelijke stimulus en de ongeconditioneerde of
onvoorwaardelijke respons) = US/UR-representatie.
3. Associatie tussen CS en US/UR-representatie: referentieel/sequentieel,
overbetrokken/onderbetrokken, excitatoir/inhibitoir.
4. Emotionele reactie of geconditioneerde (of
voorwaardelijke) respons die een uitdrukking is van deze
associatie = CR.

10.3.1. De CS
CS = situatie of gebeurtenis die door de cliënt wordt
waargenomen. Een situatie of gebeurtenis die zich voordoet
en die oorspronkelijk geen speciale betekenis had. Op een
gegeven moment heeft dit wel een bepaalde betekenis, ten
gevolge van een bepaalde leerervaring.
Voorbeelden:

- Supermarkten (CS) kunnen angst opwekken (CR) omdat je er in paniek kunt raken
(US/UR-representatie)
- Het zien spelen van kinderen (CS) kan verdrietig maken (CR) omdat het doet denken
aan een overleden zusje (US/UR-representatie)

In feite heeft niet de concrete CS een specifieke betekenis gekregen. Ergens in het geheugen
bevindt zich een geheugenspoor van de CS dat wordt geactiveerd wanneer de betreffende
CS daadwerkelijk wordt waargenomen of wanneer iets aan de CS doet denken.
Geheugenspoor: de cognitieve representatie van de CS die een specifieke betekenis heeft
gekregen. In de CS-representatie zitten cognitieve vertekeningen en soorten bias. De CS-
representatie wordt desondanks de CS genoemd.

De waarneming van dergelijke CS’en door de cliënt activeert een associatief netwerk in het
langetermijngeheugen. Een deel van dat geactiveerde netwerk is verantwoordelijk voor de
disfunctionele betekenisverlening die de problematiek van de cliënt bepaalt  US/UR-
representatie.

CS’en kunnen externe gebeurtenissen of situaties zijn (gebouwen, mensen), maar ook
interne gebeurtenissen of situaties (de herinneringen aan een overleden vader, het gevoel
van seksuele opwinding). Soms is het moeilijk te bepalen of gevoelens worden opgeroepen
die normaal gesproken niet passend zijn bij een situatie. Hoe angstig mag je normaal
gesproken zijn voor groep jongens in het donker? Er zijn geen vaste regels; de professionele

, inschatting van de therapeut, de vergelijking met wat gebruikelijk is in de sociale omgeving
van de cliënt en de mate van lijden bepalen het antwoord op zo’n vraag. Vaak moet een CS
uit meerdere elementen bestaan om een specifieke US/UR-representatie te kunnen
activeren = samengestelde of compound CS’en:

- Stimuli die allemaal een directe associatie hebben met de US/UR waarnaar ze
verwijzen.
- Modulerende stimuli die aangeven of binnen een bepaalde context de CS wel of niet
verwijst naar de US/UR.

Occasionsetter/facilitator = buiten die context (of OS) activeert de CS de US/UR-
representatie niet  wanneer een cliënt afwijzing vreest (US/UR-r) zodra hij in een
vergadering (CS1) moet rapporteren (CS2) ten overstaan van onbekende collega’s (CS3),
wanneer die vergadering plaatsvindt in het hoofdkantoor (OS). Het hoofdkantoor op zich
heeft geen directe associatie met afwijzing en is dus de occasionsetter.

- Het onderscheid tussen OS en CS is subtiel.
- Bij het opstellen van BA’s gaat het er om dat de CS de stimuli beschrijft die het meest
van belang is om de activering van de US/UR-r te verklaren, ongeacht of het daarbij
theoretisch gezien om een CS of OS gaat.

Soms is het lastig om te bepalen welke situatie of gebeurtenis in het verhaal van de cliënt als
CS moet worden beschouwd:

- Een gebeurtenis wordt als CS beschouwd als deze zijn betekenis ontleent aan
associaties met andere gebeurtenissen (US/UR). Als de gebeurtenis op zichzelf
betekenisvol is, is het waarschijnlijk een US. Ook wordt gekeken naar hoe intern
ervaren gedragstendensen (UR) door de cliënt worden geïnterpreteerd. Belangrijke
criteria hierbij zijn de culturele context en of de emotionele reactie van de cliënt
afwijkt van wat in zijn omgeving gebruikelijk is.
- Gedragingen als CS in een BA: Normaal worden problematische gedragingen in een
functieanalyse (FA) en problematische situaties in een betekenisanalyse (BA)
geanalyseerd. Gedrag kan echter ook als CS in een BA worden opgenomen, wat kan
helpen bij het begrijpen van diepere betekenislagen en associaties, zoals 'ruziemaken'
dat geassocieerd kan zijn met 'afwijzing' of 'slecht mens zijn'. Dit kan verklaren
waarom iemand bepaalde conflicten vermijdt of bepaalde gedragingen vertoont.

10.3.2. De US/UR-representatie
US/UR-representatie = kennisbestand met een intrinsiek emotioneel betekenisvolle
inhoud.
- We kunnen de US/UR-representaties zelf niet direct waarnemen, we kunnen wel de
gevolgen of uitingen van deze representaties observeren. Deze producten kunnen
zich manifesteren in de vorm van gedragingen, emotionele reacties of andere
waarneembare reacties van de patiënt.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller 614148. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $3.18. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

47561 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 15 years now

Start selling
$3.18
  • (0)
Add to cart
Added