Leerdoelen molbio tentamen 2
Inhoud
H9 cel signalering ....................................................................................................................1
H12 mitose ........................................................................................................................... 10
H16 Nucleïnezuren en erfelijkheid. ......................................................................................... 16
H17 genexpressie .................................................................................................................. 24
H18 controle van genexpressie .............................................................................................. 35
H9 cel signalering
- Je kan aangeven hoe cellen kunnen
communiceren en hoe cellen een respons
geven op bepaalde signalen.
- je weet dat communicatie tussen cellen op lokale afstand kan plaatsvinden
maar ook over grote afstanden.
- Je kan de drie stadia van cel signalering aangeven ( receptie, transductie, en
respons )
, - Je kan aangeven dat een signaal molecuul bindt aan een specifiek
receptoreiwit wat leidt tot een conformatieverandering in de receptor.
De binding van het signaalmolecuul veroorzaakt een verandering in de vorm van de receptor.
Deze vormverandering is vaak de eerste stap in de signaaltransductie.
Dit kan leiden tot directe activering van de receptor of tot de aggregatie van meerdere
receptorproteïnen.
- Je weet wat het verschil tussen een hydrofoob signaalmolecuul en een
hydrofiel signaal molecuul is.
Hydrofobe Signaalmoleculen:
• Eigenschappen:
• Hebben geen affiniteit voor water (waterafstotend).
• Kunnen gemakkelijk door de hydrophobe binnenkant van een celmembraan
passeren.
• Voorbeeld:
• Zuurstof (O2) en koolstofdioxide (CO2) zijn kleine, niet-polaire moleculen die
gemakkelijk door de hydrophobe binnenkant van een membraan kunnen
passeren.
Hydrofiele Signaalmoleculen:
• Eigenschappen:
• Hebben een affiniteit voor water (wateraantrekkend).
• Kunnen niet gemakkelijk door de hydrophobe binnenkant van een celmembraan
passeren.
• Voorbeeld:
• Water (H2O) is een polair molecuul en kan niet snel door de hydrophobe regio in
het midden van een fosfolipide dubbellaag passeren.
Belangrijke Punten:
• Polair vs. Niet-polair:
• Hydrofiele moleculen zijn vaak polair, terwijl hydrofobe moleculen meestal niet-
polair zijn.
• Transport door Membraan:
• Hydrofobe moleculen kunnen direct door de celmembraan diffunderen, terwijl
hydrofiele moleculen vaak transporteiwitten of kanalen nodig hebben om de cel
binnen te komen.
, - Je weet dat een hydrofoob signaalmolecuul bind aan een receptor in het
cytoplasma en dat deze receptor een transcriptie factor kan zijn of een
enzym.
Hydrofobe Signaalmoleculen:
• Eigenschappen:
• Hydrofobe signaalmoleculen, zoals steroïde hormonen en schildklierhormonen,
zijn in staat om door de celmembraan te diffunderen omdat ze waterafstotend
zijn en gemakkelijk door de hydrofobe binnenkant van de membraan kunnen
passeren.
• Een ander voorbeeld is stikstofmonoxide (NO), een klein gasmolecuul dat
gemakkelijk door de membraan fosfolipiden kan passeren.
Binding aan Intracellulaire Receptoren:
• Locatie van Receptoren:
• Intracellulaire receptorproteïnen bevinden zich in het cytoplasma of de kern van
doelcellen.
• Mechanisme:
• Wanneer een hydrofoob signaalmolecuul de cel binnendringt, bindt het aan een
intracellulaire receptor. Dit verandert de receptor in een hormoon-
receptorcomplex.
• Dit complex kan vervolgens specifieke genen aan- of uitzetten, wat leidt tot een
cellulaire respons. Bijvoorbeeld, het hormoon aldosteron bindt aan receptoren in
niercellen, activeert deze en zorgt ervoor dat specifieke genen worden
ingeschakeld die de water- en natriumstroom reguleren.
- Je kan uitleggen dat sommige cellen dezelfde receptoreiwitten hebben maar
dat verschillende eiwitten tot verschillende responses leiden.
specifieke Receptoreiwitten:
• Cellen kunnen dezelfde receptoreiwitten hebben, maar toch verschillende responses
vertonen. Dit komt doordat de respons van een cel afhankelijk is van de specifieke set
van eiwitten die aanwezig zijn in die cel.
Voorbeeld:
• Epinefrine:
• Epinefrine kan verschillende effecten hebben op verschillende cellen. In
levercellen stimuleert epinefrine de afbraak van glycogeen, terwijl het in
hartspiercellen leidt tot contractie en een verhoogde hartslag.
Mechanisme:
• Verschillende Eiwitten:
• De verschillen in respons worden veroorzaakt door de verschillende eiwitten die
betrokken zijn bij de signaaltransductie in elke cel. Dit omvat
signaalreceptoreiwitten, relay-eiwitten, en de eiwitten die de uiteindelijke
respons uitvoeren.
• Complexe Paden:
• Sommige cellen hebben complexe signaaltransductiepaden die kunnen
vertakken of samenkomen, wat leidt tot verschillende responses, zelfs als
dezelfde receptor wordt gebruikt.
, - Je weet wat een G-eiwit gekoppelde receptor is, en kent de route van
signalering van dit systeem.
• en GPCR is een type receptor op het celoppervlak dat werkt met een G-eiwit in het
cytoplasma. Wanneer een ligand (signaalmolecuul) bindt aan de GPCR, verandert de
receptor van vorm en activeert het G-eiwit.
• 1 ligant bindt aan g- eiwit receptor en
wisselt gdp voor gtp
• 2 receptor wordt inactief g eiwit activeert
enzym
• 3 g eiwit hydrolyseert gtp naar gdp en
systeem staat uit maar enzym is actief.
.
- Je kan aangeven hoe een G eiwit geactiveerd en geïnactiveerd wordt.
Activatie: Een G-eiwit wordt geactiveerd wanneer een ligand bindt aan een G-eiwit gekoppelde
receptor (GPCR), wat leidt tot de vervanging van GDP door GTP op het G-eiwit.
Inactivatie: Een G-eiwit wordt geïnactiveerd door de intrinsieke GTPase-activiteit van het G-eiwit,
die GTP hydrolyseert naar GDP.
- Je weet wat de enzymen guanosine exchange factor en GTPase doen.
Guanosine Exchange Factor (GEF):
• Functie: GEF's bevorderen de activatie van G-eiwitten door de uitwisseling van GDP voor
GTP op het G-eiwit. Dit proces is essentieel voor de activering van het G-eiwit, waardoor
het zijn signaaltransductie functie kan uitvoeren.
GTPase:
• Functie: GTPase-activiteit is een intrinsieke eigenschap van G-eiwitten die zorgt voor de
hydrolyse van GTP naar GDP. Dit proces leidt tot de inactivatie van het G-eiwit, waardoor
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller suzevaneerden52. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.43. You're not tied to anything after your purchase.