Deel twee van de samenvatting bevat hoofdstuk 8 tot het einde van het handboek. Dit is het tweede deel van het semester (tussentijdse toets 2) het omvat alle lesnotities en hoorcolleges en de bijkomende informatie uit het handboek.
Onderzoekselementen
o Steekproeftrekking
Variabelen
o Meten van variabelen
o Meetinstrumenten (test, vragenlijst, observatie,
bestaand materiaal)
o Validiteit en betrouwbaarheid
Selectie van het onderzoeksdesign
o Experimenteel vs. correlationeel design
Hangt af van het soort onderzoeksvraag
CAUSALITEIT
1. Variatie in OV produceert variatie in AV
OV verandert dan verandert AV ook
2. Geldige en noodzakelijke criteria voor causaliteit:
Samenhang tussen oorzaak en gevolg
Oorzaak gaat in tijd vooraf aan het gevolg
1. Eerst oorzaak en dan pas het gevolg
Geen storende factoren kunnen het verband tussen oorzaak en gevolg verklaren
2. Uitsluiten van alternatieve verklaringen via opzet en/of statistiek
VOORBEELDEN
Voorbeeld in de les:
Kwartiertje stappen per dag en scholier zit beter in zijn vel
-> causale conclusie: stappen is goed voor welzijn (maar kunnen we dit hieruit afleiden? – nee want voldoet niet aan voorwaarden)
VOORBEELD 1: METHODEN
De docent methoden besluit om vanaf dit academiejaar geen hoorcolleges meer te geven. Vanaf nu vinden er enkel nog kleine groepssessies
plaats waarin de docent op basis van de vragen van studenten een aantal concepten uit de cursus verduidelijkt.
Op het examen in de januari-zittijd stelt de docent vast dat de punten van de studenten duidelijk hoger liggen dan de vorige jaren. De docent
besluit dat zijn nieuwe aanpak beter is dan de klassieke hoorcolleges.
• Is deze conclusie terecht?
Nee
• Zijn er alternatieve verklaringen mogelijk?
Studenten van dit jaar waren misschien slimmer, de slimmere studenten hebben misschien alleen deelgenomen, examen was
misschien makkelijker, ik heb misschien anders verbeterd
VOORBEELD 2: LEESMOEDER
Een onderwijzeres in het eerste leerjaar stelt vast dat sommige kinderen uit haar klas niet kunnen volgen met lezen. Daarop vraagt ze de
kinderen om in twee minuten zoveel mogelijk woorden van een bepaalde lijst te lezen en laat de 5 zwakste lezers tijdens de speeltijd bijwerken
door een leesmoeder. Na 4 weken blijkt dat deze 5 leerlingen op 2 minuten tijd beduidend veel meer woorden lezen dan voordien. De
onderwijzeres besluit dat bijwerken via een leesmoeder effectief is.
• Is deze conclusie terecht? nee
• Zijn er alternatieve verklaringen mogelijk? Ouders zijn misschien thuis meer beginnen lezen, kinderen kunnen spontaan vooruit zijn
gegaan, motivatie is groter, twee keer hetzelfde instrument afnemen, in meting de vijf zwakste lezers maar misschien hadden die
kinderen net een slechte leesdag of waren die slecht geconcentreerd (betrouwbaarheid in meting)
,VOORBEELD 3: TOLEDO
Een onderzoekster van de dienst studieadvies vraagt zich af of het gebruik van TOLEDO leidt tot betere prestaties.
Ze vergelijkt daartoe twee groepen studenten die de cursus “Methoden van Pedagogisch Onderzoek” volgen. De ene groep volgt dit in 1 ste Bach
in Kortrijk, de andere groep volgt dit in 1ste Bach in Leuven. De docent in Kortrijk maakt intensief gebruik van TOLEDO; de docent in Leuven niet.
De prestaties op het examen voor dit vak worden vergeleken (Leuven = januari; Kortrijk = juni). De studenten in Leuven scoren beter dan de
studenten in Kortrijk. De onderzoekster besluit dat het gebruik van TOLEDO niet tot betere prestaties leidt.
• Is deze conclusie terecht?
nee
• Zijn er alternatieve verklaringen mogelijk?
Verschil in docenten, minder studenten in een andere omgeving kleinere groepen, examen kan anders zijn en examenmoment is ook
anders,
STORENDE FACTOREN (BUITENEXPERIMENTELE FACTOREN)
1) Rijping:
o Voorbeeld van de leesmoeder
o Alle biologische en psychologische processen die bij onderzoekselementen tot veranderingen kunnen komen.
2) Testing:
o Bij een tweede meting scoren de onderzoekselementen hoger of positiever dan bij de eerste als ze bij de tweede meting
geconfronteerd worden met het zelfde meetinstrument. Eerste test kan dus een positief bekrachtigend effect hebben op
de tweede test.
3) History
o Voorbeeld van de leesmoeder: ook thuis lezen (gebeurtenissen die niets met het experiment te maken hebben
o Alle gebeurtenissen die zich gedurende het experiment voordoen en die van invloed kunnen zijn op het resultaat, terwijl ze
niets met de treatment te maken hebben.
4) Regressie
o Meting is niet 100% betrouwbaar gebeurd
o Scores convergeren naar het gemiddelde
o Eerste test en tweede test is anders
o Vaakvoorkomend als je werkt met groepen die extremen scoren
o De eerste test scoren ze extreem hoog of laag en bij de tweede meting respectievelijk lager of hoger scoort.
o Niet verwarren met testing
Onder controle via controleconditie
5) Selectie
o Verschil kan niets te maken hebben met de testing maar aan een andere factor.
o Voorbeeld methoden (kan ook aan intelligentie liggen)
o Controle via randomiseren/matchen
o Twee groepen die we meten hebben we niet alleen verschil in behandeling maar ook in andere kenmerken.
o Constateert men dat de groep verschillend scoort op afhankelijke variabele dan kan dat het gevolg zijn van een
verschillende behandeling of van de verschillen in overige kenmerken.
6) Instrumentatie
o Andere instrumenten gebruiken tijdens eerste en tweede meting -> verklaring kan door instrument liggen
o Andere hantering van instrument
o Afname effect
o Plafond-/bodemeffecten
Instrument voor interventie hoog -> interventie nog steeds hoog dus instrument kunnen we niet gebruik. Bodem
(iedereen scoort laag) plafond (iedereen scoort hoog)
o Controle via standaardisatie -> van metingen en van instrument
7) Uitval
o Tijdens experiment kunnen er proefpersonen afvallen
o Bij willekeurige uitval geen erg
o Bij onwillekeurige uitval wel erg (bv de slimste, …)
8) Interactie van storende factoren
o Vb. selectie x instrumenten (TOLEDO)
Studenten zijn anders
Examen op een ander tijdstip
, Combinatie van factoren
PRE-EXPERIMENTELE DESIGNS
Voorbeelden zijn voorbeelden van pre-experimentele designs (al een goed begin maar zijn nog niet in orde) – al een paar kenmerken van een
goed experiment maar nog geen goed experiment zijn -> geen eenduidige conclusie
One-shot case study (methoden)
X O
One-group pre-test post-test design (leesmoeder)
O1 X O2
Statische groepsvergelijking (toledo)
X1 O1
X2 O2
twee bestaande groepen (statische groepsvergelijking)
Geen eenduidige conclusies = NIET (intern) VALIDE
Legende: symbolen structuur van experiment
O staat voor mogelijke outcome, observed, afhankelijke variabele
Tijd van links naar rechts
X mogelijke interventie, treatment (onafhankelijke variabele)
BASISKENMERKEN
Doel: OV -> AV ? is de OV de oorzaak van de AV
Kenmerken: manipulatie + controle
MANIPULATIE
Iets moet er altijd gemanipuleerd worden
Onafhankelijke variabele (OV) (oorzaak gaan veranderen)
o Minstens twee waarden = condities:
Experimentele conditie: Xe
Controle conditie: Xp
Vergelijking maken -> storende factoren uitschakelen
Operationalisatie van de manipulatie en ‘controle’ conditie
o Vb rilatine vs. Geen pil
Nog een controle groep die niks krijgt -> maar die groep weet dat ze niks hebben en kan dus geen juist resultaat
veroorzaken
De verschillende groepen en condities moeten zo dicht mogelijk bij elkaar liggen (want anders misschien nog een
extra storende factor) dus controle conditie zo dicht mogelijk aan experimentele conditie aanhouden.
o Bepalen wat de controle conditie is
Manipulatie check
o Vb. motivatie -> prestatie
o Heeft het effect gehad? – heeft het echt geen effect gehad of is het niet goed uitgevoerd?
o Motivatie niet omhoog gegaan -> want manipulatie heeft niet het gewenste werking gedaan
VARIANTEN:
Tussen-subject (between-subjects)
o Verschillende groepen
Binnen-subject (within-sibject)
o Verschillende volgordes
, Implicaties voor data-analuse (statistiek)
RANDOMISATIE
Onderzoekselementen worden at random verdeeld (RTC)
o Condities
o volgordes
o Mogelijke storende factoren zijn gelijk verdeeld binnen twee groepen (niet kennen van storende factoren)
op basis van toeval (zie EAS)
o storende factoren gelijkelijk verdeeld (en je hoeft ze niet te kennen)
MAAR:
o Vertekening is mogelijk (zeker bij kleine n)
Hoe grotere groepen hoe een meer gelijdelijke verdeling van de storende factoren
o Verdeling bepaalde kenmerken (die effect op AV hebben)
Oplossing:
o Controle via voormeting
o Systematisch gelijkstellen van factoren (waarvan we denken dat die een invloed hebben) = matchen
Tegenkomen bij tussen-subject en binnen-subject (ook willekeurig over volgordes verdelen)
MATCHEN
Systematisch gelijkstellen
o Deelnemers opsplitsten volgens de kenmerken waarvan we denken dat die een invloed
hebben.
Twee homogene deelgroepen (frequentiematchen)
Elke groep toewijzen tot verschillende condities
Bv. Een groep mannen en groep vrouwen -> opsplitsen in controle
groep en experimentele groep (geslacht is 50%)
Verdelen in paren/triplets… (precisiematchen)
Elke groep toewijzen tot verschillende condities
(paren zijn gelijk op aantal kenmerken)
Iemand toewijzen aan de ene en de andere
conditie
Bv.
Random toewijzen over volgordes/condities
Waarop matchen??? = controlevariabele
o Variabele die samenhangt met OV en of AV, samenhangt met
manipulatie of wat we willen controleren
o Variabele waarvan je het effect wil onderzoeken (cf. mixed design)
o AV voor de start van het experiment (voormeting) – vaak
Opm. komt ook voor in correlationeel onderzoek
Implicaties voor steekproeftrekking (stratificatie)
o Genoeg mannen en vrouwen selecteren
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller janygoetschalckx. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.83. You're not tied to anything after your purchase.