Pathofysiologie en pathologische biochemie (1025FBDDIE)
All documents for this subject (19)
Seller
Follow
emmalambrechts4
Content preview
Pathofysiologie en pathologische
biochemie
Hoofdstuk 1: Algemene inleiding
Wat is normaal?
koppel klachten en symptomen aan de abnormale waarden
o als een waarde afwijkend is, is er een klacht die dit kan verklaren
o individueel kan een waarde afwijkend zijn mr niet altijd slecht
referentie-intervallen verschillen per species
o kunnen specifieker ook per geslacht, ras en leeftijd verschillen
o bv. nierfunctie is heel anders bij oudere dieren
Statistiek
normaalverdeling vr verschillende parameters
o hoe w bepaald vanaf wnr iets abnormaal is?
o wat is het interval van normaal?
soorten fouten
o type 1 fout:
vals positief
o type 2 fout:
vals negatief
o als je vals positieven wilt verlagen, verhoog je de vals negatieven
is wel parameterafhankelijk
bij 2 ver uiteenliggende steile curves is het probleem minder
termen
o power / sensitiviteit van een test
1–
kans dat een echt ziek dier door de test als ziek w aangeduid
o specificiteit
1–
kans dat een gezond dier door de test als gezond w
aangeduid
o positief voorspellende waarde
kans dat een positief gediagnostiseerd dier echt ziek is
o negatief voorspellende waarde
1
, kans dat een negatief gediagnostiseerd dier echt gezond is
Precisie en accuraatheid v/e meting
precisie: is het meetresultaat wel het echte resultaat?
o herhaalbaarheid v/e test op hetzelfde staal
assays
o intra assay CV
10 stalen, ontdubbel elk staal
bepaalde de SD v/d 2 metingen op elk ontdubbeld staal
bereken de gemiddelde SD v/d 10 bekomen SDs
deel dit gemiddelde door het algemeen gemiddelde van alle
metingen
o inter assay CV
1 staal, ontdubbel het staal
10 metingen gespreid op 10 dagen op elk ontdubbeld staal
bereken de gemiddelde waarde van elk ontdubbeld staal
10 gemiddelden
berekende de SD v/d 10 gemiddelden
deel deze SD door het algemeen gemiddelde van alle
metingen
accuraatheid
o als je veel zou meten, kom je dan gemiddeld op het juiste getal uit?
2
,Diagnose stelling: hoe en wat?
diagnostische therapie: therapie die de diagnose bevestigt
o bv. calcium-therapie bij een koe met hypocalcemie
o initiële diagnose w bevestigd door werking v/d therapie
2 diagnoses zijn ook altijd mogelijk
o mag niet vergeten w
primaire oorzaak vs. secundaire pathologie vs. symptomen
o bv. hond komt met infectie aan urethra
behandeld vr infectie
na 3 weken terug zelfde symptomen
hond had diabetes waardoor suiker in urine
veroorzaakte de infectie
primaire oorzaak: diabetes
secundaire pathologie: de infectie
valkuilen bij klinisch redeneren
o availability
baseert diagnostisch redeneren alleen op recente ervaringen
o anchoring
beperkt diagnosestelling mr tot 1 specifieke redenering
terwijl andere belangrijke pistes niet w aangeraakt
o confirmation
alleen positieve cases blijven bij
o vroeg tevreden
breekt vroegtijdig de diagnose zoektocht af
al voldaan en tevreden over het bereikte resultaat
o val v/h ‘lage-voorkomen’
bij ziekte of aandoening die slechts zelden voorkomt
w niet in overweging genomen bij het stellen v/e diagnose
o val v/h ‘achteraf gelijk’
evaluatie v/e diagnosestelling moet gebeuren op basis v/d
informatie die er toen voorhanden was
termen
o prevalentie
aantal zieke dieren in een bepaalde populatie op een bepaald
moment
snapchot v/d populatie
prevalentie = incidentie * duur v/d ziekte
o incidentie
aantal nieuwe ziekte gevallen in een bepaalde gevoelige
populatie tijdens een vastgelegde periode
o mortaliteit vs. morbiditeit
mortaliteit: proportie v/d totale populatie die sterft
morbiditeit: proportie v/d totale populatie die ziek w
3
, Hoofdstuk 2: Waterhuishouding en -pathologie
Algemene inleiding
Lichaamsvochten
jonge dieren bevatten meer water dan oudere dieren
meer vet = minder water
o water heeft een hogere warmtecapaciteit
o vettere dieren gaan het sneller warmer hebben
waterverdeling
o grootste deel v/h water zit intracellulair
40%
o rest is extracellulair vocht
25%
interstitium en plasma
metingen van/in lichaamsvochten
o chemische bindingsactiviteit v/e elektrolyt
equivalant = 1000mEq
staat in functie v/d beschikbare ionaire ladingen in een
elektrolytopl.
o osmolariteit
[opgeloste stof] per volume v/d oplossing
mol/l
regelt de osmotische druk
verandert met de temperatuur
o osmolaliteit
[opgeloste stof] per eenheid van gewicht v/h
oplossingsmiddel
mol/kg
verandert niet met de temperatuur
o relatie osmolaliteit – equivalentie
monovalente ionen
Na+, HCO3- …
1 mEq = 1 mOsm
bivalente ionen
Ca2+, SO4-…
1 mEq = ½ mOsm
samenstelling lichaamsvochten
o vooral extracellulair
Na+ en Cl-
o vooral intracellulair
K+
o eiwitten intracellulair en in het plasma
NIET in interstitium
o colloid osmotische druk
eiwitten in de bloedbaan zijn osmotisch actief
trekken en houden water in de bloedbaan
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller emmalambrechts4. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.31. You're not tied to anything after your purchase.