Opgave 1
Paul de Beer schrijft in zijn artikel ‘De belaste dood’: ‘In feite zijn successierechten een specifieke belasting op
besparingen, namelijk op het gespaarde vermogen aan het einde van het leven.’ Becommentarieer deze stelling in
het licht van de Successiewet 1956.
Antwoord: In het licht van de Successiewet is deze stelling onjuist. Erfbelasting wordt op grond van artikel 1 lid 1
onderdeel 1 SW geheven bij de verkrijger en dus niet bij de erflater. Het is dus geen heffing op besparing van de
erflater, maar kan worden gezien als een heffing op de vermogenstoename van de erfrechtelijke verkrijger
conform het draagkrachtbeginsel.
Indien we wel zouden heffen van de erflater, is dat economisch dan juist? Dit is al belast met inkomstenbelasting.
Maar wat hij heeft gespaard is niet uitgegeven en is dus geen btw over betaald. In dat opzicht zou het dus
rechtvaardig zijn om het gespaarde vermogen alsnog te belasten bij iemands overlijden.
Opgave 2
In het proefschrift van mevrouw Van der Ven (Universiteit van Maastricht) wordt het voorstel gedaan om
schenkingen door ouders aan kinderen naar een lager tarief (3% en 7% in plaats van 10% en 20%) te belasten dan
het huidige tarief. Geef gemotiveerd aan of dit voorstel past binnen de rechtsgrond van de schenkbelasting.
Antwoord: De vraag die hierbij opkomt is: Waarom moet het nog verder omlaag als er al wordt toegekomen aan het
buitenkansbeginsel? Waarom alleen voor schenkingen en niet voor erfrechtelijke verkrijgingen? Helemaal afschaffen
zou niet kunnen, omdat je dan niet toekomt aan het draagkrachtbeginsel.
• Buitenkansbeginsel à Volgens dit beginsel is het legitiem om belasting te heffen over vermogen dat iemand
zonder inspanning toevalt. De verkrijger van een schenking komt in een bevoorrechte positie ten opzichte van
degenen die niets hebben verkregen. Aangezien het hier gaat om een schenking van ouder naar kind, is de
buitenkans minder groot dan wanneer er geen sprake is van een familieband. De schenking ligt in de lijn der
verwachting, waardoor de verkrijger zich niet bevoorrecht voelt. In dat opzicht ligt het voorstel om het tarief te
verlagen in lijn binnen deze rechtsgrond.
• Draagkrachtbeginsel à Een belastingplichtige moet naar zijn draagkracht in de heffing worden betrokken. Het
verlagen van het tarief van schenkingen van ouders naar kinderen, en dus de progressie naar verwantschap, past
niet binnen deze rechtsgrond.
Extra: Een vrijstelling moet altijd gerechtvaardigd zijn. Denk bijvoorbeeld de rechtvaardiging door het
verzorgingsmotief. Vroeger hadden we in de erfbelasting vrijstellingen die afhankelijk waren van de leeftijd van het
,kind. Hoe jonger het kind, hoe hoger de vrijstelling. Waarom hebben kinderen tussen de 18 en de 40 jaar de
mogelijkheid op een verhoogde vrijstelling? In deze periode ga je studeren, een woning kopen en een eigen bedrijf
starten, oftewel: de duurste tijd van je leven. Ook dit wordt dus gerechtvaardigd door de verzorgingsgedachte. Naar
aanleiding van deze opgave weten we nu dus dat de kindvrijstelling tegemoetkomt aan de familiegedachte. We
moeten een vrijstelling opnemen in de wet voor kinderen, anders worden alle cadeautjes in de heffing betrokken.
Opgave 3
In het rapport ‘De warme, de koude en de dode hand’ stelt de werkgroep Moltmaker voor om de langstlevende
echtgenoot een algehele vrijstelling te geven. De Tweede Kamer vond dit een brug te ver en heeft de
‘partnervrijstelling’ verruimd.
Welke argumenten heeft de werkgroep Moltmaker aangevoerd ter verdediging van een algehele partnervrijstelling en
welke bezwaren kunnen hiertegen worden aangevoerd? En geef gemotiveerd uw mening over de aangevoerde
argumenten.
Antwoord: Werkgroep Moltmaker heeft de volgende argumenten aangevoerd ter verdediging van de algehele
partnervrijstelling:
1. Buitenkansspelbeginsel: In de beleving van een langstlevende die zijn of haar partner verliest is van een buitenkans
(vermogen dat je zomaar toevalt) geen sprake. Zowel bij een algehele gemeenschap van goederen zal de
langstlevende niet het gevoel hebben rijker te zijn geworden naar het overlijden van de partner, als in gevallen van
volledige uitsluiting van gemeenschap van goederen zonder finaal verrekenbeding. Partners passeren hun
welstand op het totale vermogen. Volgens de werkgroep past het niet dat de fiscus inbreuk maakt door bij het
overlijden van de eerst stervende te heffen, maar moet de fiscus pas heffen bij het overlijden van de langstlevende
In deze benadering past een volledige vrijstelling voor de verkrijging door de partners.
Tegenargumenten
• Kan wel als verrijking voelen. Dit is een gevoelsargument (lastiger). Waarom is het als je in gemeenschap bent
gehuwd geen verrijking en waarom wel als je in koude uitsluiting bent getrouwd? Is per geval verschillend.
Hoe groot is de financiële verwevenheid tussen partners? Overleg je als je grote uitgaven doet met je partner?
Ervaar je een salarisverhoging van partner ook als een salarisverhoging? Uit onderzoek blijkt dat er een groter
financiële verwevenheid is bij huwelijk in gemeenschap. Maar bij alle varianten aanwezig.
o Individualisme à Iedereen moet zelf belast worden. De belastingwetgeving is steeds verder
geïndividualiseerd, ook partners moeten als individu worden gezien. Maar uit bovenstaande volgt dat dit
niet klopt uit het onderzoek van Gubbels (?). Want door financiële verworvenheid baseren zij vermogen
op totale vermogen.
2. De continuïteitsgedachte: Doorleven op de oude voet. Langstlevende moet ongestoord kunnen voortleven.
Tegenargumenten
• Dit is wel aan een grens gebonden. Als man met 10 miljoen doodgaat, kom ik dan in de financiële problemen
als ik hier belasting over moet betalen? De continuïteitsgedachte zegt wel dat er een vrijstelling moet zijn,
maar alleen voor de ondergrens. Grens ligt nu op 650.000 euro.
• Als je alleen achter blijft dan wordt veel goedkoper.
3. De verzorgingsgedachte à Via vrijstellingen moet voldoende ruimte worden geboden om tegemoet te komen aan
de verzorgingsbehoefte van de langstlevende. (Zie continuïteitsgedachte).
4. Aansluiten bij nieuwe erfrecht à Ook het nieuwe erfrecht gaat ervan uit, dat de langstlevende echtgenoot op de
oude voet kan voortleven. Ook al erft hij niet het gehele vermogen, maar de vorderingen van de kinderen zijn
gedurende het leven niet opeisbaar. In 2003 is de wettelijke verdeling opgenomen: moeder kreeg een erfdeel,
maar had last van de kinderen, toen is in 2003 in de wet opgenomen dat al het vermogen van de man naar de
, langstlevende echtgenoot gaat om te voorkomen dat kinderen problemen maken m.b.t. hun verfrecht. Dus het
erfrecht zegt volgens Moltmaker dat we willen dat het vermogen van langstlevende is.
5. Vereenvoudiging van de wet à De invoering van een algehele vrijstelling voor partners leidt tot vereenvoudiging
van de wet en de uitvoering, omdat bepalingen inzake bijvoorbeeld de pensioenimputatie kunnen verdwijnen en
de premiesplitsingsproblematiek bij levensverzekeringen zal zich niet meer voordoen.
Tegenargument: Vereenvoudiging is geen doel op zich.
6. Rechtsgelijkheid à De kapitaalvrijstelling voor een langstlevende partner zonder pensioen zou, afhankelijk van de
leeftijd, heel hoog moeten zijn om te kunnen concurreren met de gekapitaliseerde waarde van een door een jonge
langstlevende partner verkregen nabestaandenpensioen van behoorlijke omvang. Een volledige vrijstelling brengt
derhalve meer rechtsgelijkheid. Dus contante waarde bij verkregen nabestaandenpensioen op jonge leeftijd is
hoger, dan bij nabestaandenpensioen op latere leeftijd of je krijgt geen nabestaandenpensioen. Pensioenrechten
zijn vrijgesteld in de erfbelasting, het nabestaandenpensioen komt in mindering op de partnervrijstelling. Waarom
is het raar dat pensioenrecht in erfbelasting zit? SW belast verkrijgingen krachtens erfrecht. Maar kan je
pensioenrechten verkrijgen? Er zijn twee manieren; wettelijk of via testament. Je kan niet in je testament zeggen,
dat je pensioenrechten legateert, omdat je een overeenkomst hebt met je pensioenfonds dat het niet uitgekeerd
kan worden aan iemand anders dan je partner. Dus in deze overeenkomst staat voor wie het pensioen is. Maar
toch spelen die rechten een rol, namelijk op grond van een fictiebepaling artikel 13. Die zegt dat pensioenrechten
voor de partner belast zijn. Maar vervolgens zijn de rechten weer vrijgesteld voor de helft van de waarde.
Moltmaker zegt dat als er een jonge weduwnaar is, die lang recht heeft op nabestaandenpensioen, dus hoge
waarde en dit is dan helemaal vrij. Een oude weduwnaar heeft een nabestaandenpensioen die minder waard is,
dus een minder hoge vrijstelling. Dit is een ongelijkheid.
Tegenargument: Vijfeiken vindt dit een te gerechtvaardigde ongelijkheid. De oudere krijgt ook veel minder.
7. Landen met algehele partnervrijstelling à De VS, VK, Luxemburg, Noorwegen en een aantal Zwitserse kantons
kent onder bepaalde voorwaarden, een volledige vrijstelling voor verkrijgingen door echtgenoten.
Tegenargument: Andere landen hebben geen algehele partnervrijstelling.
Opgave 4
Berend is getrouwd met Carla. Het is zijn tweede huwelijk. Uit een eerder huwelijk heeft hij 2 kinderen. Om Carla
verzorgd achter te laten en beide kinderen niet te kort te doen, maakt hij de volgende uiterste wilsbeschikking:
Carla wordt samen met de kinderen benoemd tot erfgenaam. Carla voor 50% de kinderen ieder voor 25%. Hij heeft
met betrekking tot het erfdeel van Carla bepaald dat zij haar deel verkrijgt onder de last om hetgeen zij bij haar
overlijden (van dat deel van de nalatenschap) onvervreemd en onverteerd nalaat, uit te keren aan beide kinderen,
onder de voorwaarde dat de kinderen dan nog in leven zijn. De nalatenschap van Berend bedraagt € 600.000.
Berend overlijdt in 2013, Carla overlijdt dit kalenderjaar. Beide kinderen ontvangen op grond van voorgenoemde
last € 150.000.
a. Beschrijf – onder vermelding van wetsartikelen – hoe de heffing bij Carla en de kinderen verloopt.
à Op grond van artikel 5a lid 1 AWR zijn Berend en Carla fiscaal partners.
Tweetrapsmaking
In de casus is er sprake van een tweetrapsmaking. De bezwaarde (Carla) verkrijgt de nalatenschap onder de
ontbindende voorwaarde dat hij overlijdt voor de verwachter (kinderen) en de verwachter (kinderen) verkrijgt
onder de opschortende voorwaarde dat hij nog leeft als de bezwaarde (Carla) overlijdt.
• Opschortende voorwaarde = Kinderen krijgen nalatenschap van Berend als zij nog leven als Carla overlijdt.
, • Ontbindende voorwaarde = Carla krijgt 50% van de nalatenschap onder ontbindende voorwaarden dat
deze nalatenschap naar de kinderen gaat als zij overlijdt.
Waardebepaling
• Artikel 21 lid 2 SW: Goederen, verkregen onder de ontbindende voorwaarde van overlijden waarbij zich
een opschortende voorwaarde ten gunste van een verwachter aansluit, worden in aanmerking genomen
naar de waarde van die goederen als waren zij onvoorwaardelijk verkregen. = WEV
• Artikel 21 lid 4 SW: Bij verkrijging door de vervulling van een opschortende voorwaarde welke zich
aansluit bij de ontbindende voorwaarde van het overlijden van een eerdere verkrijger, is voor de bepaling
van de aard en waarde van het verkregene beslissend het tijdstip waarop het genot voor de verwachter
aanvangt. = De eerste waardedruk wordt verwaarloosd en pas belast als ook deze persoon overlijdt.
2013 Overlijden van Berend
Alle erfgenamen verkrijgen krachtens erfrecht. Bij kinderen niks in aanmerking nemen over deel wat ze van
Carla gaan ontvangen.
• Carla ontvangt 50% x €600.000 = €300.000 van de erfenis
- Artikel 21 lid 2 jo. lid 1 SW: Als belastbaar bedrag wordt aangemerkt €300.000
- Artikel 32 lid 1 onderdeel 4 sub a SW: Vanwege de partnervrijstelling betaalt Carla geen erfbelasting.
• Kinderen verkrijgen ieder 25% van 600.000 = €150.000 van de erfenis
- Artikel 21 lid 1 SW: Als belastbaar bedrag wordt aangemerkt €150.000
- Artikel 32 lid 1 onderdeel 4 sub c SW: Zij hebben beide recht op vrijstelling uit 2013 van €19.535
- Artikel 24 lid 1 SW: Tarief = (€118.254 x 10%) + (2.442 x 20%) = 12.472,70 + 931,40 = €14.267
2019 Overlijden van Carla
De kinderen hebben beide in 2013 €150.000 ontvangen en ontvangen nu weer €150.000 uit de nalatenschap
van vader, waardoor zij in het gunstige tarief vallen. De ontbindende en opschortende voorwaarden treden in
werking. Dus verkrijging van Carla gaat terug naar Berend en vervolgens naar kinderen. De nadere verkrijging
wordt opgeteld bij de oorspronkelijke verkrijging uit de nalatenschap van vader.
HR 12 april 2013, nr. 12/0142: De HR heeft bepaald dat de erfbelasting vervolgens pro rata moet worden
berekend aan de hand van de evenredigheidsmethode.
• Stap 1: €300.000 - €20.616 (vrijstelling 2019) = €279.384
o 10% x €124.727 = €12.472
o 20% x €154.657 = €43.403
o Totaal: €43.403
• Stap 2: €43.403 x (€150.000/300.000) = €21.702
• Dus totale erfbelasting per kind = €14.267 + €21.702 = €35.969
Extra: Kindvrijstelling wordt 1,5 x benut. à Om de invloed van het verschil in tariefschijven en vrijstellingen
(die jaarlijks immers wijzigen) uit te sluiten en om de progressie-effecten uit te sluiten ben ik uitgegaan van de
volgende gegevens: Het kind krijgt in twee trappen in 2019. Het tarief is vast 10%. De vrijstelling bedraagt
€20.616.
• Bij verkrijging ineens zou verschuldigd zijn 300.000 – 20.616. = 279.384 x 10% = € 27.938.
• Bij verkrijging in twee porties:
- Bij de eerste verkrijging is 150.000 – 20.616 = 129.384 x 10% = € 12.938 zijn verschuldigd
- Bij de tweede verkrijging zou 300.000 – 20.616 = 279.384 x 10% = € 27.938 zijn verschuldigd.
- Evenredige verrekening. Dus 150.000/300.000 x 27.938 = € 13.969.
- In totaal is dan geheven € 12.938 + € 13.969 = € 26.907
• Verschil = € 1.031. Dit is de belasting (10%) over de helft van de kindvrijstelling (20.616).
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller aes94. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.35. You're not tied to anything after your purchase.