100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Hoorcolleges CS Belastingheffing Particulieren $5.40   Add to cart

Class notes

Hoorcolleges CS Belastingheffing Particulieren

 37 views  0 purchase
  • Course
  • Institution

Uitgebreide uitwerking hoorcolleges, met uitzondering van hoorcollege 10 over de anonimiseringsstructeren

Preview 4 out of 108  pages

  • April 27, 2020
  • 108
  • 2019/2020
  • Class notes
  • Unknown
  • All classes
avatar-seller
Hoorcolleges Capita Selecta belastingheffing particulieren

Hoorcollege 1 Aanmerkelijkbelang regeling algemene aspecten
Hoorcollege 2 Transacties tussen DGA en zijn BV
Hoorcollege 3 Rekening-courant, Borgstelling en onzakelijke leningen
Hoorcollege 4 Reorganisatie- en bedrijfsopvolgingsstructuren
Hoorcollege 5 Doorschuifregelingen
Hoorcollege 6 Bedrijfsopvolgingsfaciliteiten schenk- en erfbelasting
Hoorcollege 7 Emigratie en immigratie
Hoorcollege 8 Doelvermogens
Hoorcollege 9 Lucratief belang en private equity
Hoorcollege 10 Anonimiseringsstructuren
Hoorcollege 11 Uitloop- en responsiecollege

Hoorcollege 1 Aanmerkelijkbelang regeling algemene aspecten

In dit hoorcollege wordt aandacht besteed aan het systeem en de structuur van de aanmerkelijkbelangregeling.
We gaan in op de plaats van de aanmerkelijkbelanghouder in de Wet IB 2001 en de ondernemersparallelliteit. Aan
bod komt onder andere de vraag waarom de DGA is gesitueerd in een afzonderlijke box (box 2) en of de DGA niet
beter in box 1 (ondernemer) of box 3 (belegger) ondergebracht kan worden. De vraag of een rechtsvormneutraal
stelsel wenselijk is voor ondernemingswinsten en beleggingsresultaten en zo ja, hoe dit er dan uit zou kunnen zien,
komt ook aan de orde. Verder gaan we in op de algemene aspecten van de leerstukken rondom de DGA die in het
vervolg nog diepgaander behandeld zullen worden, zoals het zijn van aanmerkelijkbelanghouder, reguliere en/
vervreemdingsvoordelen, de doorschuifregelingen en de terbeschikkingstellingsregeling.

Systeem en structuur en opfrissen
1. Plaats van de ab-houder in de Wet IB
2. Strekking ab-regeling
3. Rechtsvormneutraliteit (t.o.v. IB-ondernemer)
4. Ab-houder
5. Inkomen uit AB
6. Doorschuifregelingen

Plaats van de ab-houder in de Wet IB
Waarom is box 2 ingevoerd? Oppotargument + tegenhanger winstgenieter.
 Gelijkstelling met IB-ondernemer:
- Niet het rendement staat centraal, maar het gaat hem om de ondernemingsactiviteiten van de BV
- Beoordeelt vanuit een tariefsmatig perspectief bestaat er nu een bepaalde balans
- Als er alleen vpb-heffing bij het lichaam zou plaatsvinden en de winst vervolgens in box 3 wordt belast bij
achterliggende natuurlijk persoon, zou deze veel minder zwaar belast worden dan ib-ondernemer
- Maar… nog steeds verschillen die voortkomen uit de fiscale winstberekening, die zich toespitsen tot de
fiscale behandeling van natuurlijke personen achter de onderneming en verschillen veroorzaakt door de
heffingssystematiek (zie artikel de Mol).
 Oppotargument:
- DGA heeft dividendpolitiek zelf in de hand door:
- dividenduitkeringen te beperken en vervolgens;
- aangegroeide winstreserves in handen krijgen door vervreemding (onbelast tot 1941)

,Nog steeds oppotmogelijkheid…
Maar… heffing ab-houder en ib-houder is nog steeds niet hetzelfde. De IB-ondernemer moet gelijk aftikken over de
jaarwinst. De DGA kent een jaarlijkse directe heffing op het niveau van de BV tegen het vpb-tarief van 25%, maar
de aanvullende heffing is pas aan de orde op het moment dat de DGA voordelen geniet in box 2. Dus voor de ab-
houder is er nog steeds sprake van een uitstelmogelijkheid die een ib-ondernemer niet heeft.

Welk systeem is juist?
 Systeem IB-ondernemer  In dit systeem wordt geen rekening gehouden met de bijzondere investerings- en
financieringsfunctie die ingehouden winst kan hebben. De jaarlijkse heffing zorgt voor een onwenselijke
verhoging van de druk op financiële middelen. Er wordt dus verondersteld dat de draagkracht wordt
verhoogd, terwijl je een deel van de winst nodig hebt voor investeringen.
 Systeem ab-ondernemer  Hoogeveen vindt dit systeem juist. Maar… DGA’s stellen te veel uit. In plaats van
dat ze dividend uitkeren, zoeken ze andere mogelijkheden om geld uit de tent te halen zonder
belastingheffing (zoals lenen). De HR heeft bepaald dat de vorderingen die een BV heeft op haar
aandeelhouder, behoort tot het beleggingsvermogen. Blijkbaar was het geld niet nodig voor de
bedrijfsvoering, anders had je ze niet uitgeleend aan de DGA. Hier komt het wetsvoorstel van excessief lenen
vandaan (volgend college).

Diverse petten
Als de aandeelhouder handelt met de BV: In welke hoedanigheid wordt er dan gehandeld? Als je dat hebt
vastgesteld, dan kan je daarna de fiscale kwalificaties aan plakken. Een aandeelhouder kan handelen in
hoedanigheid van aandeelhouder, maar ook als werknemer, maar ook als huurder/verhuurder, geldverstrekker,
geldlener. Of een combinatie.

Salaris € 100.000
Dividend € 25.000
Verhuur bedrijfspand € 75.000 (tbs-regeling – gelijkstelling ib-ondernemer)
Verkoop pand aan BV € 1.000.000
Lening aanschaf woning € 400.000

 Vervolgvraag: Is dit een zakelijke transactie?
 Verkoop pand  Dit kan een te hoge (uitdeling) of te lage (kapitaalstorting) prijs zijn
- Wat is het verschil als je iets verkoopt aan Philips of aan je eigen BV? Aangezien het een verbonden
lichaam is krijg je hier vaak te maken met onzakelijke transacties.
- BV wil DGA bevoordelen = Uitdeling naar boven (verkapt dividend)
- DGA wil BV bevoordelen = Informele kapitaalstorting naar beneden (stort je op de aandelen)
- Gevolgen hiervan moet je uit de winst elimineren
 Lening  Verschil tussen onzakelijke lening en lening onder onzakelijke voorwaarden of is er überhaupt geen
sprake van een lening maar juist van een dividenduitkering? Civiele recht is het uitgangspunt.

Strekking ab-regeling

Ab-houder is quasi-ondernemer
 Tarief  Balans tussen twee winstbelastingstelsels (=globale evenwicht)
- DGA belast tegen 44,72% (oude cijfers uit artikel de Mol)
- IB-ondernemer tegen effectieve toptarief van 44,72%
 Vermogenswinstbelasting  Belasten van winsten bij realisatie (geen waardestijgingen)
- DGA belast in box 2 voor reguliere- en vervreemdingsvoordelen (draagkracht)
- IB-ondernemer belast in box 1 voor salaris/winst (draagkracht)

, - Box 3 heeft een forfaitair rendement = Onjuist systeem
 Tbs-regeling  TBS belasten in box 1
 DGA die vermogensbestanddelen tbs aan eigen BV valt onder het ROW-regime in box 1
 Oogmerk van deze regeling is zaken die in het vermogen niet primair de rol van belegging vervullen maar
die dienstig zijn aan een onderneming, transparant in het ondernemingsregime te behandelen.
 Ab-houder moet op gelijke wijze worden behandeld als IB-ondernemer

AB-houder = Géén quasi-ondernemer
 AB is gemeenschappelijk inkomensbestanddeel (artikel 2.17 IB)
 Toerekenen inkomens- en vermogensbestanddelen tussen fiscaal partners (o.a. ab-inkomen)
 Om problemen bij toerekening van inkomen uit ab van minderjarige kinderen aan ouders te voorkomen
 Beleggingsvermogen ook vermogenswinstbelasting en niet box 3
 Ook werknemer  Verschillen ib-ondernemer en ab-houder t.a.v. arbeidsinkomen:
 IB-ondernemer voor zover die arbeid verricht en inkomen kapitaal wat hij in bedrijf heeft zitten, wordt
allemaal belast in box 1. Hele winst in heffing betrokken.
 DGA  Ook werknemer bij de BV (evt. gebruikelijk-loonregeling ex. artikel 12a LB). Bijkomstig voordeel
was dat ze een 0 inkomen hadden, dan kwam je voor allerlei toeslagen en subsidies in aanmerking. Door
gebruikelijk-loonregeling wordt er, als je zelf geen salaris uitkeert, alsnog een fictief salaris toebedeeld en
dit wordt belast tegen progressief tarief in box 1.

Rechtsvormneutraliteit
Rechtsvormneutraliteit (Freedman en Crawford):
 De uitgangspunten van een belastingstelsel dient neutraliteit te zijn
 Belastingheffing mag geen reden vormen voor de keuze van de rechtsvorm
 Een ongelijke behandeling van ondernemingen afhankelijk van de rechtsvorm is niet gewenst, evenmin als een
ongelijke behandeling tussen de inkomenscomponenten dividend vs. Loon.
 De diversiteit beïnvloedt de ondernemersbeslissingen en werkvormen en verstoort het ontplooien en het
uitvoeren van economische activiteiten.

Hoofdvarianten van rechtsvormneutraliteit

1. Lichaam transparant maken (zoals VOF): Dit houdt het opheffen van de vennootschapsbelasting in en het
betrekken van de bestaande vpb-plichtige lichamen voor hun ondernemingswinst in de heffing van de
inkomstenbelasting.
 Nadeel: Gevaar van mismatsches…
 Bovendien prefereert een stelsel waarbij er een zelfstandige belastingplicht is voor de
ondernemingswinst, gevolgd door een secundaire heffing op het niveau van de achterliggende
aandeelhouder  Onderneming is namelijk zelf de opbrengst genererende bron en derhalve is een
zelfstandige belastingplicht op dat niveau passend. Door de eerste heffing op het niveau van de
onderneming wordt ruimte gecreëerd om de bijzondere functie van winst in vergelijking met andere
inkomenscategorieën meer centraal te kunnen stellen.

2. Jaarlijkse heffing box 2 (Commissie van Dijkhuizen):
Het jaarlijks in de heffing van box 2 betrekken van de DGA ongeacht of hij/zij daadwerkelijk een voordeel heeft
genoten. Het object van deze jaarlijkse heffing wordt gevormd door een forfaitair rendement berekend over
het eigen vermogen dat de DGA aan de BV heeft verschaft. Indien het uitgekeerde dividend hoger is, wordt dit
hogere rendement belast. Voor zover het forfaitair berekende rendement evenwel niet wordt uitgekeerd,
vindt een ophoging van de verkrijgingsprijs plaats. Op deze wijze wordt bij het realiseren van het

, vervreemdingsvoordeel, bestaande uit overdrachtsprijs minus verkrijgingsprijs, rekening gehouden met reeds
belaste maar nog niet genoten voordelen
 Nadeel: Deze oplossing houdt geen rekening met de bijzondere investerings- en financieringsfunctie die
de ingehouden winst voor de vennootschap heeft.

Overige varianten rechtsvormneutraliteit
 Tarieven vpb + box 2 versus tarief box 1 gelijkstellen  Maar nog steeds verschillen die voortkomen uit de
fiscale winstberekening, die zich toespitsen tot de fiscale behandeling van de natuurlijke persoon achter de
onderneming en verschillen veroorzaakt door de heffingssystematiek.
 Onderneming als subject belastingplichtig maken, achterliggende subjecten niet  Kans dat tarieven zo hoog
worden dat je internationaal uit de markt wordt geprijsd.
 IB-ondernemer eerst 25% belasten en bij onttrekking de rest  Oppotting
 Ondernemingswinstbelasting  1 type belasting voor alle ondernemers, ongeacht welke rechtsvorm. De IB-
ondernemer wordt dan ook vpb-plichtig (net zoals stichtingen en verenigingen ‘voor zover zij een
onderneming drijven’)

Uit het artikel van de Mol-Verver blijkt dat het vanuit het oogpunt van meer rechtsvormneutraliteit wenselijk is de
bestaande winstbelastingsystematiek aan te passen. Maar haar verwachting is dat dergelijk onderzoek in de nabije
toekomst niet zal worden opgestart, gelet op het ‘resultaat’ van de verschillende initiatieven die in het verleden in
dit verband al zijn ontplooid. Ook Hoogeveen denkt niet dat het ervan gaat komen.

Aanmerkelijkbelanghouder
 Hoofdregel - artikel 4.6 IB
 Soort aanmerkelijk belang – artikel 4.7 IB
 Meesleepregeling – artikel 4.9 IB
 Meetrekregeling – artikel 4.10 IB
 Fictief aanmerkelijkbelanghouder – artikel 4.11 IB

Hoofdregel – Artikel 4.6 IB
Er zijn een aantal gevallen waarin een belastingplichtige een aanmerkelijk belang heeft, al dan niet tezamen met
zijn partner, direct of indirect, met een minimumgrens van 5%.

 Tezamen met partner (artikel 5a AWR jo. Artikel 1.2 IB)
- Voorbeeld: Stel man heeft 5% aandelen en vrouw heeft 0% aandelen in BV X, ze zijn in koude uitsluiting
gehuwd. Dit betekent dat alleen man ab-houder is.

 Indirect aandeelhouderschap Doet zich voor wanneer de aandeelhouder via een houdstervennootschap
zeggenschap heeft over de aandelen in dochtermaatschappij.
- Voorbeeld: Ik heb 4% in de houdstermaatschappij, dan wordt het bezit van de houdster niet meegeteld

 Koopoptie  Via de koopoptie gaat de toekomstige waardeontwikkeling van de aandelen de optiehouder
namelijk aan voor het deel van de waardestijging dat uitgaat boven de uitoefenprijs van de optie. Zonder
wettelijke regeling zou de optiehouder buiten het ab-regime vallen.
- Voorbeeld: Ik ben ab-houder van BV X met geplaatst kapitaal van €40.000 op het moment dat ik opties op
nieuw uit te geven aandelen met nominale waarde van €2000 bezit. Als ik optie uitoefen, heb ik
€2000/€42000 = 4,76% dus geen ab meer. (zie ook BNB 2009/12).

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller aes94. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $5.40. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

67096 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$5.40
  • (0)
  Add to cart