Uitgebreide samenvatting van het onderdeel anatomie van het blok LOCO uit de 1e bachelor aan de UGent.
Gebaseerd op de blokwijze van professor Emmanuel Audenaert
ANATOMIE
HOOFDSTUK 3: INLEIDING TOT MYOLOGIE & ARTOLOGIE
Myologie = studie vd skeletspieren osteologie = studie vh skelet
Artrologie = studie vd bouw vd gewrichten en beenverbindingen
1) Dwarsgestreepte spieren
Willekeurige spieren brede banden met dwarsstreepjes
Geordende rangschikking v myosine en actine in sarcomeren
Snel en krachtig samentrekken, maar snel uitgeput en recuperatietijd nodig
(fatigue)
Proprioceptie = info over houding v ons lichaam en de veranderingen v houding
die we krijgen op basis waarvan spiercontracties gebeuren
Uitzonderingen: kleine dwarsgestreepte spiertjes in middenoor ->
onbewuste contractie
3) Hartspier
Niet afh v onze wil, maar microscopische structuur v dwarsgestreept spierweefsel
Contractie afh v hartspiercellen zelf: automatisme in het hart
Spierbuik loopt over in pees pees in periost (beenvlies) periost in
bot
- Tendon = pezig (rond) - aponeurose = peesblad
Meeste spieren vastgehecht aan skelet
Uitzonderingen
1) Op huid: mimische spieren, m. palmaris brevis (handpalm)
2) Op fascia (vlies): m. tensor fascia lata
3) Op gewrichtskapsel : mm. lumbricalis
4) Op andere pezen : m. quadratus plantae (in voet)
Spier omgeven door bindweefselvliesje, de fascia
maakt ze verschuifbaar tov andere spieren + verhindert
vormveranderingen bij contractie
, - fascia propria: rond 1 spier
- fascia communis: rond groepje spieren
- fascia generalis: rond volledig onderdeel, kan stevig zijn
vagina synovialis (peesschede): dubbelwandige buis met synovia
(slijm/smeer)
vergemakkelijkt glijden vd pezen langs skeletdelen
bursa synovialis (slijmbeurs): zakvormige structuur met visceuze vloeistof
vergemakkelijkt glijden v pezen waar veel wrijving voorkomt
bursa olecrani = studentenelleboog bursa prepatellaris = patersknie
retinaculum : verdikt deel vd fascia thv pols en enkel
vastgehecht op botuitsteeksels, houdt pezen op hun plaats
meerkoppige spier: meer dan 1 spierbuik met zelfstandige oorsprong, meestal op
versch botstuk
in naam: biceps, triceps, quadriceps
meerbuikige spier: meer dan 1 spierbuik achter elkaar tussen O en I, verbonden
door tussenpees
spieren die vaak ontbreken: m. palmaris longus, m. peroneus tertius en m. psoas
minor
sliding filament theory: relatie sarcomeerlengte en krachtproductie
- optimale spierlengte waarbij maximale kracht
actieve krachtproductie neemt af bij inkorten/ verlengen
aangepaste mechanismen
deltoidspier: simultane rotatie v schouderblad voor minder lengteverlies bij
elevatie
iliopsoasspier: bijz verloop over bekken voor gunstigere lengte bij flexie vd
heup
I. richting spiervezel zelfde als uitgeoefende kracht
- convergerende spieren: van brede oorsprong naar smalle pees
- parallelle spieren (
- fusiforme spieren: van smal naar breed naar smal
II. gevederde/ pennate spieren: richting spiervezels in hoek met
uitgeoefende kracht
- unipennate: alle vezels maken zelfde hoek
- dipennate: 2 soorten vezelrichtingen
- multipennate: verschillende vezelrichtingen
III. circulair
- kringspieren/ sfincters: buisvormig kanaal afgesloten
gevederde hebben grotere krachtproductie, maar verliezen sneller gunstige
lengte dan parallele
,antagonisten: spieren die beweging in tegengestelde zin veroorzaken
synergisten: spieren die samenwerken voor bepaalde beweging
isometrische contractie: O en I blijven op dezelfde relatie, kracht verandert
isotonische contractie: O en I komen naar elkaar toe, kracht blijft gelijk
innervatie
motorisch
hoofd en hals via craniale zenuw (ontstaan uit hersenen en hersenstam)
rest via spinale zenuw (ruggenmergzenuw)
perifeer zenuwstelsel: voor verbinding hersenen, ruggenmerg en rest vh
lichaam
prikkels uit centrale zenuwstelsel via axonen vd neuronen (in ventrale hoorn vh
ruggenmerg) naar spieren
effecten:
- bewuste contractie - rusttonus
- hypertrofie: toenemen spiervolume, contractiekracht en
uithoudingsvermogen
- atrofie/ hypotrofie: (deels) wegsmelten v spieren door weinig gebruik
sensibel: proprioceptoren sturen info bewegingsapparaat en positie vh
lichaam in ruimte door
- rekreflex: passieve uitrekking door bv tik op kniepees -> antagonisten
geremd
bewust ervaren in grote hersenen
ook naar cerebellum (kleine hersenen) voor onbewuste coördinatie
- pijn
bevloeiing: hoog O2 verbruik -> veel bloed
bij spierscheur: hematoom of bloeduitstorting -> bell clapper sign op echo
artrologie = studie vd onderlinge beenverbindingen (articulatio of junctura)
types gewrichten
1) junctura fibrosa: verbonden door fibreus bindweefsel
- sutuur: zeer weinig bindweefsel -> weinig beweging (bv schedelbenen)
- syndesmose: meer bindweefsel -> meer beweging (bv tussen fibula
en ulna
synostose/synarthrose: verbening van fibreuze structuren (verbonden door
bot): geen beweging
2) junctura cartilaginea: verbonden door kraakbeen
- synchondrose: verbinding door hyalien kraakbeen (bv ribben-
sternum/manubrium-corpus sterni)
, - symfyse: verbinding door fibrocartilago met soms holte in (bv
symphysis pubica)
epifysaire plaat (groeiplaatembryologie) = vorm v synchondrose
soms ook verbening (synostose) bv processus xyphoideus en corpus sterni
3) junctura synovialis: geen verbinding, maar gewrichtsruimte
gewrichtsvlakken: met kraakbeen bedekte articulatievlakken
gewrichtskop: convex gewrichtspan: concaaf
soms fibrocartilagineuze weefsel: labrum articulare: rand
meniscus articulare: tussenschot
discus articulare: volledige afscheiding
laatste 2: vlezig kraakbeen/bindweefsel -> schokdemping + lastverdeling
gewrichtskapsel: zak rond het gewricht
- membrana synovialis: binnenste
- membrana fibrose: buitenste, uit dikke collageenvezels
lokale versteviging door ligamenten
gewrichtsholte gevuld met gewrichtssmeer (synovia)
plicae/ villi synoviales: vetweefsel tussen beide membranen -> membrana
synovialis wordt vooruit geduwd
bursa synovialis: uitstulping v membrana synovialis doorheen membrana
fibrosa
plooivorming in kapsel weggetrokken door spieren: kapselspanners
bloedvoorziening: goed in kapsel, afwezig in kraakbeen, synoviale membraan
goed doorbloed
innervatie: door zelfde zenuw als spieren die gewricht overbruggen, geen
zenuwen in kraakbeen
soorten synoviale gewrichten
a) bewegingen rond 1 as:
- scharnier- of cilindergewrichten: ginglymus, art trochlearis, art
cochlearis (schroefgewricht/asym scharnier)
beweging = flexie/extensie
- articulatio trochoidea (draai- of pivotgewricht): as evenwijdig met
lengteas beenderen (radius-ulna)
- art plana (platte gewrichtsoppervlakken) translaties en rotaties mgl
2 translatie assen en 1 rotatie-as
b) bewegingen rond 2 assen:
- art ellipsoidea (ei- of condylair gewricht): beweging rond kleine en grote
as
beweging = flexie/extensie en adductie/abductie
- art sellaris (zadelgewricht): ene uiteinde vorm v zadel, ander past erin
beweging iets breder dan eigewricht
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller meeusjana16. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $11.13. You're not tied to anything after your purchase.