7. Gaswisseling
Gaswisseling
Diffusie
Moleculen bewegen zich in de richting van de laagste concentratie, tot de concentratie gelijk
is.
Partiële druk
Partiële druk van elk gas is bepalend voor de snelheid waarmee het gas tussen de lucht in
de alveoli (longblaasje) en het bloed onderscheidt. (snelheid van diffusie wordt bepaald)
Totale druk = 760 mmHg (lucht die we inademen)
Partiële druk = de druk per type gas
→Recht evenredig met percentage
Soms alle partiële druk = totale druk
Voorbeeld:
O2 (mmHg) → 20,9% van de lucht die we inademen, dus 159 mmHg druk.
760:100 = 7.6 (1%)
7.6*21 = 159
Partiële druk
, Zuurstoftransport
Slecht oplosbaar in plasma
Erytrocyten (rode bloedcellen) → Hemoglobine (eiwit in bloed dat zuurstof naar
longen)
Hb + O2 <-> HbO2
Hoeveelheid O2 binding : afhankelijk PO2 omgeving
Hoeveelheid O2 afgifte : afhankelijk activiteit weefsel (actiever = lagere PO2),
pH (hoger = meer afgifte) en temperatuur (hoger = meer afgifte)
Koolstofdioxide transport
1. Opgelost in bloedplasma (ong 70%)
2. Gebonden aan hemoglobine (ong 23%)
3. Omgezet in koolzuur / bicarbonaat (H2CO3 en HCO3-)
CO2 + H2O ←→ H2CO3 ←→ H+ + HCO3-
^
Koolzuuranhydrase
Alle drie volledig omkeerbaar
H+ bindt zich aan erytrocyten, omdat te veel H+ in plasma zorgt voor een te zuur bloed en
daar is je lichaam niet voor gemaakt.
Bicarbonaat (HCO3-) kan plasma wel in.
Gaswisseling
Diffusie
Moleculen bewegen zich in de richting van de laagste concentratie, tot de concentratie gelijk
is.
Partiële druk
Partiële druk van elk gas is bepalend voor de snelheid waarmee het gas tussen de lucht in
de alveoli (longblaasje) en het bloed onderscheidt. (snelheid van diffusie wordt bepaald)
Totale druk = 760 mmHg (lucht die we inademen)
Partiële druk = de druk per type gas
→Recht evenredig met percentage
Soms alle partiële druk = totale druk
Voorbeeld:
O2 (mmHg) → 20,9% van de lucht die we inademen, dus 159 mmHg druk.
760:100 = 7.6 (1%)
7.6*21 = 159
Partiële druk
, Zuurstoftransport
Slecht oplosbaar in plasma
Erytrocyten (rode bloedcellen) → Hemoglobine (eiwit in bloed dat zuurstof naar
longen)
Hb + O2 <-> HbO2
Hoeveelheid O2 binding : afhankelijk PO2 omgeving
Hoeveelheid O2 afgifte : afhankelijk activiteit weefsel (actiever = lagere PO2),
pH (hoger = meer afgifte) en temperatuur (hoger = meer afgifte)
Koolstofdioxide transport
1. Opgelost in bloedplasma (ong 70%)
2. Gebonden aan hemoglobine (ong 23%)
3. Omgezet in koolzuur / bicarbonaat (H2CO3 en HCO3-)
CO2 + H2O ←→ H2CO3 ←→ H+ + HCO3-
^
Koolzuuranhydrase
Alle drie volledig omkeerbaar
H+ bindt zich aan erytrocyten, omdat te veel H+ in plasma zorgt voor een te zuur bloed en
daar is je lichaam niet voor gemaakt.
Bicarbonaat (HCO3-) kan plasma wel in.