100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Bedrijfseconomie samenvatting investeren $3.21
Add to cart

Summary

Bedrijfseconomie samenvatting investeren

1 review
 204 views  10 purchases
  • Course
  • Level

Een kort boek met veel belangrijke informatie. Ik heb alle informatie in mijn uitgebreide samenvatting verwerkt. In hoofdstuk 1 wordt bekeken of investeren zinvol is en hoe je de beste investering kunt selecteren. In hoofdstuk 2 wordt aandacht besteed aan het investeren in de overname van een heel ...

[Show more]

Preview 2 out of 5  pages

  • April 27, 2020
  • 5
  • 2019/2020
  • Summary
  • Secondary school
  • 5

1  review

review-writer-avatar

By: scholiertje0515 • 4 year ago

avatar-seller
Bedrijfseconomie investeren

Hoofdstuk 1

Als een consument iets koopt, noem je dat consumptie. Wanneer een ondernemer iets koopt, noem
je dat investeren. Investeren wordt daarom meestal omschreven als het aanschaffen van activa ( =
bezittingen of kapitaal) door een ondernemer met als doel het behalen van winst. Als de ondernemer
een versleten productiemiddel vervangt door een nieuw productiemiddel dan spreek je van een
vervangingsinvestering. De productiecapaciteit verandert meestal niet. Als hij extra
productiemiddelen aanschaft, is er sprake van een uitbreidingsinvestering. De productiecapaciteit
wordt dan juist groter. Investeren kan in materiële activa (machine), maar ook in immateriële activa
(software of vergunningen). Zowel bij materiële als bij immateriële vaste activa wordt er
afgeschreven op de activa.

Wanneer een ondernemer investeert, schaft hij met liquide middelen activa aan. Zijn liquide
middelen nemen af; er is sprake van een negatieve kasstroom of cashflow. De bedoeling van een
investering is dat deze in de toekomst geld in het laatje brengt. In de toekomst ontstaat er als gevolg
van de investering een positieve kasstroom (cashflow). Deze positieve kasstroom is het saldo van het
geld dat binnenstroomt door de verkoop met de investering gemaakte producten en het geld dat
wegvloeit als gevolg van uitgaven aan arbeid, grondstoffen, enz. De cashflow is in principe gelijk aan
de som van de nettowinst en de afschrijvingen. Via de verkoop van producten wordt geld ontvangen
waarvan een deel betrekking heeft op de nettowinst en een deel op de afschrijvingen, beide worden
immers doorberekend in de verkoopprijs van de producten.

De terugverdienperiode is de periode waarin de investering (negatieve kasstroom) zichzelf
terugverdient via de positieve kasstromen die voortvloeien uit de toekomstige opbrengsten die de
investering voortbrengt. Als een ondernemer een keuze moet maken uit twee investeringen dan
kiest hij de investering met de kortste terugverdienperiode.
Gemiddeld geïnvesteerd vermogen = (investering begin 1e jaar + restwaarde) : 2
Onder de netto-opbrengst van een investering verstaat men de opbrengst van de verkopen
verminderd met alle kosten behalve de afschrijvings- en interestkosten.

Investeringsselectie op basis van de terugverdienperiode heeft nogal wat nadelen. Er wordt niet
gekeken naar de interestkosten, de verdeling van de positieve kasstromen over de verschillende
perioden speelt geen rol en de positieve cashflows ná de terugverdienperiode worden verwaarloosd.
Er zitten dus nogal wat risico’s aan het selecteren van investeringen op basis van de terugverdientijd.
Die risico’s kunnen kleiner gemaakt worden door:
- Het instellen van een maximale terugverdientijd
- Door de kasstromen laag in te schatten
- Door de looptijd van de kasstromen niet te lang te maken

Bij de netto contante waarde methode bereken je allereerst de contante waarde van alle
toekomstige positieve kasstromen daarna verminder je de uitkomst met het bedrag van de
investeringsuitgave (de negatieve kasstroom). Het bedrag dat resulteert, noem je de netto contante
waarde van de investering. Wanneer de netto contante waarde positief is, investeer je. Indien er een
keuze gemaakt moet worden uit meerdere investeringen dan wordt de investering gekozen met de
hoogste netto contante waarde. Je houdt zo automatisch rekening met de interestkosten. Als er
sprake is van een restwaarde dan levert dit op het eind van de levensduur ook een positieve
kasstroom op en moet je deze dus meetellen bij het bepalen van de contante waarde (CW) van de
positieve kasstromen.

, CW positieve kasstromen = CW jaarlijkse cashflows + CW restwaarde
NCW = Netto contante waarde = CW jaarlijkse cashflows + CW restwaarde – investering
Investeren indien NCW > 0
Cashflow = nettowinst + afschrijvingen

Bij de netto contante waarde methode is de uitkomst gevoelig voor de waarden die worden gegeven
aan de variabelen. Hogere toekomstige cashflows (CF), een langer durende reeks van cashflows, een
kleinere investering (I) of een lager minimaal gewenst rendement leveren een hogere netto contante
waarde op. Met de gevoeligheidsanalyse is het mogelijk vast te stellen hoe de afhankelijke variabele
(NCW) reageert op veranderingen in een van de bepalende variabelen. Hoe sterker de afhankelijke
variabele (NCW) procentueel reageert op een procentuele verandering in een van de overige
variabele, hoe gevoeliger. Als er een investering wordt voorgesteld dan wordt er meestal een rapport
opgesteld waarin staat of de investering zinvol is en economisch haalbaar. Zo’n rapport bevat
meestal een gevoeligheidsanalyse zodat de directie kan zien wat het betekent als de waarde van de
variabelen 10% of 20% hoger is, of 10% of 20% lager. De absolute verandering ten opzichte van de
uitgangssituatie zegt niet zo veel. Het is beter om naar de relatieve verandering te kijken.

Er wordt in de economie gesproken over elasticiteit, bijvoorbeeld over de prijselasticiteit van de
vraag: Prijselasticiteit van de vraag = % verandering vraag : % verandering prijs
Als de absolute waarde van de elasticiteit groter dan 1 is dan spreek je van prijselastische vraag, de
vraag reageert gevoelig, meer dan evenredig op een procentuele prijsverandering. Als de absolute
waarde van de elasticiteit kleiner/gelijk is aan 1 dan spreek je van een inelastische vraag, de vraag
reageert dan minder dan evenredig of evenredig.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Selinatje2003. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $3.21. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

52355 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$3.21  10x  sold
  • (1)
Add to cart
Added