Week 2a vrij verkeer van diensten
Overzicht van relevante verdragsbepalingen
In dit lijstje zijn dezelfde elementen als in week 1 terug te zien. Er is een artikel 56 vweu
Art. 56 VWEU: verbod op beperkingen van het vrij dienstenverkeer. Dit is het equivalent van
art 34 vweu
Art. 57 VWEU: uitleg van het begrip ”dienst’’
Art. 59 VWEU: rechtsgrondslag voor liberalisering van specifieke diensten. Biedt eu
wetgever om specifieke diensten te liberaliseren.
Art. 61 VWEU: verbod op discriminatie
Art. 62 jo. 51 en 52 VWEU: Verdragsrechtvaardigingen voor beperkingen. Zie art 62 de
schakelbepaling. Is equivalent van art 36 vweu
Art. 62 jo. 53 lid 1 VWEU: aanvullende rechtsgrondslag voor harmonisatie van wetgeving
We beginnen met art 57 vweu omdat hier een uitleg wordt gegeven van het begrip ‘’dienst’’
Toepasselijkheid van art 57 vweu: wat zijn diensten?
Het is een soort restcategorie, maar niet ondergeschikt aan andere vrijheden – zie zaak Fidim
Finanz
o Drie criteria:
1. Een dienst oftewel een bepaalde (niet-stoffelijke) prestatie
2. Gewoonlijk tegen vergoeding. Het is niet zo zeer van belang of er in die
specifieke casus sprake is van vergoeding. Er moet gewoonlijk sprake zijn van
vergoeding.
a. Denk aan gezondheidszorg. Dat is iets wat vaak tegen vergoeding wordt
verricht maar niet altijd in een individuele casus. Denk aan UK waarbij de
kosten van medische zorg door belasting wordt gefinancierd.
3. Ten opzichte van vestiging Tijdelijke duur (Gebhard zaak)
o Dus alles wat niet een goed is, niet een persoon is en geen kapitaal is, moet dan wel
een dienst zijn. Daarom lijkt het een restcategorie. Maar het Hof heeft dat ontkent in
Fidim Finanz; dit arrest wordt morgen besproken. Je moet in elke casus kijken welke
vrijheid het meeste van toepassing is.
Toepasselijkheid: grensoverschrijdende elementen
Vervolgens is de vraag wat er precies nodig is om vrij verkeer van diensten van toepassing te
verklaren in een concrete casus. Er moet een grensoverschrijdend element zijn. Dat betekent dat er
op 1 of andere manier in de casus een link moet zijn met een grensoverschrijdend aspect.
1. Dienstverlener gaat de grens over
a. Zaak van Binsbregen: hij verhuisde naar België voor fiscale redenen en wilde cliënten
blijven vertegenwoordigen in Nederland. Typische situatie dat er een
grensoverschrijdend element is.
2. De dienstontvanger gaat de grens over
a. Zaak Luisi en Carbone: twee Italiaanse onderdanen die naar Frankrijk en Duitsland
gingen voor een bepaalde tijd. Ze gingen daarheen voor vakantie en medische
diensten ontvangen. Artikel 56 zelf heeft het niet zo zeer over dienstontvangers zelf
maar hof geoordeeld dat de effectiviteit van dat artikel ook dienstontvanger moet op
kunnen beroepen.
3. De dienst zelf gaat de grens over
, a. Alpine Investments: gaat om een marketingdienst. Bellen vanuit andere lidstaten om
een dienst aan te bieden. Vandaag de dag hebben we het dan ook over streaming
ect.
Dit zijn de mogelijkheden om een grensoverschrijdend element vast te stellen en een van deze moet
zich dan ook voordoen in de casus.
Toepasselijkheid: rechtstreekse werking
Art 56 vweu heeft verticale rechtstreekse werking – Van Binsbergen
o Bij vrij verkeer van goederen kan je dus beroepen op een maatregel van art 34
tegenover een maatregel van de lidstaat maar niet tegenover een andere particulier.
Bij vrij verkeer van diensten ligt dat genuanceerder; om te beginnen heeft art 56
vweu ook rechtstreekse werking. Dit bevestigt het hof in het arrest binsbergen: komt
uit jaren 70’. Art 56 is dus voldoende duidelijk en onvoorwaardelijk waardoor het kan
worden ingeroepen voor de nationale rechter.
Het hof heeft in een aantal arresten geoordeeld dat je artikel 56 ook kan inroepen tegen
acties of regelgeving van specifieke private partijen die op collectieve wijze en op grond van
hun eigen rechtsbevoegdheid het vrij verkeer van diensten reguleren
o Zaak Laval: vakbonden. Speelde zich af in Zweden. Vakbonden hebben daar een
sterke positie. Zij hebben de macht ogv wetgeving om vrij verkeer van diensten te
reguleren en daarom kan je art 56 ook tegen hen inroepen. Later in het college gaat
het inhoudelijk over deze zaak.
o Zaak Walrave en Koch: bepaalde sportorganisaties. Gaat over internationale
wielsportbond. Ze hebben regels vastgesteld en deze worden op collectieve wijze
vastgesteld, in de zin dat de regels van die enkele privaatrechtelijke persoon eigenlijk
op iedereen die zich wil bezighouden met de sport, van toepassing zijn. Dat betekent
dat die bond een bepaalde mate van macht heeft over economische activiteiten op
gebied van sport die andere private partijen niet hebben. Hierdoor heeft het hof
geoordeeld: een individu zich op art 56 vweu kunnen beroepen tegenover de bond.
Zij hadden namelijk regels vastgesteld die discrimineren zijn. Het gaat om de
nationaliteit van bepaalde sporters binnen 1 team (mocht niet meer dan 1 van
dezelfde). Ondanks dat het geen lidstaat is, dus toch inroepen
o Of dit betekent dat je tegen elke individu art 56 vweu kan inroepen, dat is nog
onduidelijk. Het is over het algemeen vrij onwaarschijnlijk want een natuurlijk
rechtspersoon is niet in staat invloed uit te oefenen op vrij verkeer van diensten
Beperkingen: wat is de omvang van het verbod?
Wanneer is een maatregel een beperking in de zin van art 56 vweu?
o Er is sprake van een verbod op discriminatie. Dit weten we door artikel 61
vweu. Maar zijn er ook andere maatregelen die een beperking kunnen
opleveren? Het antwoord is ja.
o Het verbod op discriminatie is de kern van het vrij verkeer van diensten.
Lidstaten mogen niet discrimineren op grond van de nationaliteit van de
dienstverlener of de dienstontvanger. Indirecte discriminatie gaat om de
vorm van discriminatie die niet direct uit de tekst van de bepaling vd
maatregel – maar juist blijkt uit het effect.
Indirecte discriminatie in de zaak Van Binsbergen: meneer van Binsbergen die had zich in
België gevestigd, die kon dat niet doen ogv een NL regel die een vestigingsvereiste voor
zaaksgemachtigde met zich meebracht. Je kan als gemachtigde optreden voor de
, Nederlandse rechter, dan moet je gevestigd zijn in NL. Het is indirecte discriminatie omdat er
veel meer Nederlandse juristen in NL gevestigd zijn dan niet Nederlandse juristen. Ondanks
het feit dat van Binsbergen zelf de NL-nationaliteit had, kon hij zich beroepen op vrijheid en
het leverde een beperking op aan juristen om hun diensten te leveren in Nederland
Er zijn een aantal zaken in de bundel die gaan over een ingewikkeldere categorie, namelijk
beperkingen van de markttoegang zelfs als de beperking niet discrimineren is. De buitenste
cirkel is alles wat een beperking oplevert in de zin van art 56 en die beperkingen van
markttoegang omvatten eigenlijk discriminatie maar er zijn ook situaties waar geen sprake is
discriminatie bij belemmeren van markttoegang dat is dan ook de buitenste schil
Rechtspraak van het hof vandaag de dag voornamelijk op de markttoegang belemmeringen
ipv discriminatie. Omdat als je vaststelt dat het gaat om een belemmering van de
markttoegang, dan maakt het niet zo uit of er sprake is van indirecte discriminatie of niet
discriminatoire markttoegang.
o Dat is voor het hof handiger omdat het soms best lastig is om indirecte discriminatie
te onderscheiden van markttoetredingsbelemmeringen. Neemt niet weg als er een
casus wordt gegeven op het tentamen dat je altijd zo goed mogelijk moet kijken wat
voor type beperking aan de hand is.
Al deze belemmeringen kunnen ook worden opgeworpen door de eigen lidstaat zaak
Alpine Investments lidstaat van dienstverlener wierp een verbod op om potentiële cliënten
van diensten op te bellen. Dit bedrijf wilde ook cliënten in het buitenland bereiken maar
werden verhinderd door de Nederlandse wet. Dan is er een grensoverschrijdend element en
een maatregel die door de eigen lidstaat wordt opgeworpen
Niet-discriminerende belemmeringen
Säger zaak: deze gaat om diensten met betrekking tot de instandhouding van de octrooien.
Dat gaat erover dat veel bedrijven meerdere octrooien (honderden/duizenden). Soms is het
lastig voor een bedrijf om een overzicht te houden welk octrooi nog geldig is en welke nog
moet worden verlengd. Deze zaak gaat over bedrijven die diensten aanbieden voor het in
stand houden van het octrooi (gaat om administratieve handelingen). De Duitse wet zei dat je
een octrooiadvocaat moest zijn om deze diensten aan te mogen bieden. In UK had je deze
wet niet, hier kon iedereen deze diensten leveren.
o Probleem: (p.44) het bedrijf Dendenmayer (?) lijkt op basis van de naam Duits maar
was gevestigd in UK en leverde deze diensten aan cliënten in Duitsland. Sager is een
octrooiadvocaat in Duitsland en leverde ook deze diensten. Sager zei dat het bedrijf
aan het concurreren is, maar zij zijn geen octrooiadvocaten dus zij mogen deze
diensten niet aanbieden. Sager zei; ik ben helemaal niet in Duitsland gevestigd en ogv
brits recht van ik deze diensten aanbieden. Vraag: het feit dat duitsland deze
wetgeving toepast op dienstverleners uit andere lidstaten of dat een belemmering is
van het vrij verkeer verdiensten.
o Dit lijkt een beetje op casis-dijon; hier namelijk een algemeen geldende regel. Geen
discriminatie ogv nationaliteit maar een zuiver niet discriminatoire regel. Maar het
maakt het wel lastiger aan dienstverleners in UK om hun diensten te kunnen leveren
in Duitsland.
o Hof in Ro 12; art 59 EEG/56vweu- dat vereist niet alleen afschaffing van alle
discriminatie op grond van nationaliteit maar ook de opheffing van iedere beperking
ook indien deze zonder onderscheid geldt.
Hier zie je een equivalent arrest van cassis de dijon. Het maakt niet uit of er
sprake is van discriminatie maar het gaat erom of er sprake is van een
belemmering..
Dit zie je hierboven ook min of meer in de zaak Alpine investments
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller belzenzi. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.67. You're not tied to anything after your purchase.