100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Examenvragen + uitgebreid antwoord Strafprocesrecht VUB $9.11   Add to cart

Exam (elaborations)

Examenvragen + uitgebreid antwoord Strafprocesrecht VUB

 1302 views  30 purchases
  • Course
  • Institution

Alle examenvragen door de jaren heen gebundeld in een overzichtelijk document, per hoofdstuk. Telkens met een uitgebreid antwoord. Ikzelf was ruim geslaagd met het leren van de antwoorden op deze vragen (15/20).

Last document update: 4 year ago

Preview 4 out of 93  pages

  • April 28, 2020
  • May 6, 2020
  • 93
  • 2018/2019
  • Exam (elaborations)
  • Questions & answers
avatar-seller
Vragen en antwoorden strafprocesrecht
Hoofdstuk II De Strafvordering


1) Prejudiciële geschillen
Prejudiciële geschillen zijn gronden van schorsing van de strafvordering. Er
zijn vier verschillende prejudiciële geschillen mogelijk:


1. Prejudicieel geschil inzake betwistingen over de echtheid van een
geschrift: (art. 16 V.T.Sv)


Het strafproces wordt geschorst als het misdrijf verband houdt met de
uitvoering van een overeenkomst waarvan het bestaan ontkend wordt of de
uitlegging ervan betwist wordt en het bewijs afhangt van een geschrift dat
ontkend wordt door degene tegen wie het geschrift wordt aangevoerd. Er
moet een onderzoek naar de echtheid van het geschrift voor de bevoegde
burgerlijke rechter worden bevolen.


2. Betwistingen over zakelijke onroerende rechten: (art. 17 V.T.Sv)
Als de beklaagde zich beroept op een onroerend eigendomsrecht of andere
zakelijk recht dat van aard is om het karakter van misdrijf te ontnemen van
het feit dat aan de vervolging ten grondslag ligt moet de strafrechter de
strafprocedure schorsen om beklaagde toe te laten het geschil voor te
leggen aan de burgerlijke rechter. De rechter moet deze exceptie enkel
aannemen als deze voldoende ernstig lijkt, daartoe moet ze gegrond zijn
op en deugdelijk schijnende titel of feiten van bezit. Voorbeeld: een
vervolging wegens braak van afsluiting


3. Laster en lasterlijke aangifte: (art. 447 Sw)
Deze vordering wordt geschorst als het ten laste gelegde feit het voorwerp
is van strafvervolging of een aangifte waarover nog geen uitspraak is
gedaan. Er moet dus gewacht worden tot er een uitspraak is over de
juistheid of werkelijkheid van het feit dat het voorwerp is van de laster.
Voorbeeld: Prof laat publiceren dat je een dief bent, jij vervolgt hem voor
laster maar er is wel een strafvordering aanhangig voor diefstal. Dan zal
jou laster geschorst worden tot de definitieve uitspraak over de
schuldigbevinding aan de diefstal.

, 4. Afstammingsgeschillen:
Telkens als de afstamming betwist wordt kunnen de strafrechtbanken pas
uitspraak doen nadat de beslissing van de familierechtbank in kracht van
gewijsde is getreden. Dit geschil doet zich zowel voor als de afstamming
een constitutief element van het misdrijf is zoals bijvoorbeeld bij
oudermoord, dan wel als de afstamming een verzwarende omstandigheid
uitmaak bijvoorbeeld bij verkrachting.


2) Verval van strafvordering bij verdwijnen rechtspersoon
De strafvordering veralt in principe door afsluiting van vereffening, door
gerechtelijke ontbinding of door ontbinding zonder vereffening (bv. Bij
fusie of overname) (art. 20, 1ste lid V.T.Sv.).
De strafvordering lastens een rechtsperson kan evenwel nadien nog
worden uitgeoefend in vier gevallen (art. 20,2de lid V.T.Sv.):
 Indien de invereffeningstelling, de gerechtelijke ontbinding of de
ontbinding zonder vereffening tot doel heeft te ontsnappen aan de
vervolging;
 Indien de rechtspersoon, overeenkomstig artikel 61bis Sv., door de
onderzoeksrechter in formele verdenking werd gesteld voor het
verlies van de rechtspersoonlijkheid;
 Het Hof van Cassatie heeft beslist dat de strafvordering ook nog kan
worden uitgeoefend, a.h.w. a fortiori, indien de rechtspersoon voor
het verlies van de rechtspersoonlijkheid voor de strafrechter werd
gedagvaard;
 Wanneer de rechtspersoon van de raadkamer doorverwezen is naar
de correctionele rechtbank.
Het Grondwettelijk Hof heeft, het feit dat de strafvordering vervalt door de
dood van de natuurlijke persoon maar in sommige gevallen toch kan
worden voortgezet na de ontbinding van de rechtspersoon, in
overeenstemming geacht met het gelijkheidsbeginsel.


3) Het strafrechtelijk gewijsde als verval van de strafvordering
Het gezag van het strafrechtelijk gewijsde is het gezag dat gehecht is aan
een eindbeslissing van de strafrechter waardoor definitief uitspraak wordt
gedaan over de strafvordering zodat een nieuw strafgeding wegens
dezelfde feiten en tegen dezelfde daders onmogelijk wordt.
Het gaat niet om het gewijsde opgenomen in het Gerechtelijk Wetboek. Het
strafrechtelijk gewijsde is gesteund op een algemeen rechtsbeginsel en is
dus niet zoals het burgerlijk gewijsde opgenomen wettelijke regeling.
In tegenstelling tot het gewijsde van het Gerechtelijk Wetboek is het
strafrechtelijk gewijsde van openbare orde en moet het dus ambtshalve
door de rechter worden opgeworpen.

,Er moet aan vijf voorwaarden voldaan zijn om het strafrechtelijk gewijsde
te kunnen inroepen:


1. Er moet een beslissing ten gronde zijn die uitspraak doet over de
strafvordering:
Het gaat om de beslissing tot veroordeling, vrijspraak of ontslag van
vervolging
In beginsel enkel beslissingen van vonnisgerechten, maar ook de gevallen
waarin de onderzoeksgerechten eindbeslissingen nemen die met
beslissingen van vonnisgerechten overeenstemmen (opschorting van de
uitspraak van de veroordeling en internering)
Een beslissing tot onbevoegdheid of niet-ontvankelijkheid zijn geen
eindbeslissing, eveneens de beslissing tot seponering omdat deze uitgaat
van het OM en altijd kan worden herroepen.


2. De beslissing moet kracht van gewijsde verkregen hebben :
D.w.z. dat zij noch vatbaar is voor hoger beroep, noch voor verzet en noch
voor cassatieberoep.
3. Het moet gaan om een uitspraak gewezen in België:
In sommige gevallen verzet ook een in het buitenland gewezen vonnis zich
tegen een nieuwe vervolging in België, deze regeling is opgenomen in de
Shengenovereenkomst


4. De nieuwe vervolgingen moeten dezelfde persoon betreffen


5. Nieuwe vervolgingen moeten op dezelfde feiten steunen:


Dit wordt onaantastbaar beoordeeld door de feitenrechter die de identiteit
van het feit ten laste gelegde feit nagaat met dat van een vorige
veroordelingen herkwalificatie van de feiten verandert hier niets aan.
o Voortdurende en gewoontemisdrijven: slechts 1 vervolging mogelijk.
Nieuwe feiten na de definitieve veroordeling kunnen wel worden
vervolgd.
o Collectief misdrijf: nieuwe vervolgingen voor andere feiten gepleegd
voor de eindbeslissing mogelijk, maar der rechter moet bij de
straftoemeting rekening houden met de reeds uitgesproken straffen.

, 4) Termijnen verjaring van de strafvordering


Wat houdt de verjaring van de strafvordering in?
Dit houdt in dat ingevolge een bepaald tijdsverloop men niet meer een straf
kan uitspreken of een vervolging kan instellen (art. 21 V.T. Sv.)
De verjaring van de strafvordering raakt de openbare orde met als gevolg
dat:
- De beklaagde er niet kan aan verzaken
- De rechter deze ambtshalve moet onderzoeken en vaststellen
Bij het verstrijken van de verjaringstermijn mag de rechter niet het
bestaan van het strafbaar feit vaststellen, dit betreft immers een grond van
verval van de strafvordering.


1. Termijn van toepassing krachtens art. 21 V.T.Sv:

 Artikel 21 SV.T.Sv bepaalt vooreerst dat voor misdrijven omschreven
in art 136bis Sw (genocide), 136ter (misdaden tegen de mensheid)
en 136quater (oorlogsmisdaden) de strafvordering niet verjaart.
Voor de volgende misdrijven bepaalt art 21 de volgende
verjaringstermijnen:
 Overtredingen: 6 maanden
 Gecontraventionaliseerde wanbedrijven : 1 jaar
 Wanbedrijven: 5 jaar
 Gecorrectionaliseerde misdaden: 5 jaar
 Misdaden: 10 jaar
Uitzonderingen:
 Limitatief opgesomde misdrijven: 15 jaar
 Limitatief opgesomde misdrijven en misdrijven waarop de straf van
levenslange opsluiting gesteld is: 20 jaar
Merk op dat: Sinds potpourri II er een interne tegenstrijdigheid bestaat
ste
voor het misdrijf van artikel 376, 1 lid Sw, namelijk verkrachting of
aanranding van de eerbaarheid met de dood tot gevolg. Indien dit misdaad
wordt gepleegd op een minderjarige, geeft de wetgever 2 verschillende
verjaringstermijnen op:
ste
 15 jaar in artikel 21, 1 lid, 2° VTSv
ste
 20 jaar in artikel 21, 1 lid, 1° VTSv
 De wetgever zal hierbij nog een keuze moeten maken. In afwachting
hiervan zal waarschijnlijk het meest gunstige regel worden toegepast.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller la123. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $9.11. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

67474 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$9.11  30x  sold
  • (0)
  Add to cart