Deze cursus gaat over de invloeden van de omgeving op de gezondheid van de mens. Het gaat hierbij om
de effecten van biotische (levende) factoren en a-biotische (levenloze) factoren. Biotische factoren zijn
bacteriën, virussen en parasieten en kunnen infectieziekten veroorzaken.
In 2014 brak het ebolavirus uit in West-Afrika. Dit kwam omdat het pathogeen niet tijdig werd herkend,
want de symptomen leken op malaria. De antiparasitaire middelen voor malaria werden
voorgeschreven, maar die werken niet tegen een virus. De transmissie speelde ook een grote rol bij de
uitbraak van het virus. Het virus wordt niet via de lucht overgedragen, waardoor het niet wereldwijd
uitbrak. Het is een RNA-virus met envelop en wordt overgedragen door contact met symptomatische
besmettelijke patiënten en/of hun lichaamsvloeistoffen. Ook is malaria niet van mens op mens
overdraagbaar, maar ebola wel.
Het is bij infectieziekten belangrijk te weten wat, hoe, wanneer en wie. Het gaat dan om de classificatie,
transmissieroute, pathogenese en risicogroepen. Dit is belangrijk voor de preventie en behandeling.
Tegenwoordig zijn hart- en vaatziekten en kanker de grootste doodsoorzaken, maar in het westen treden
wel nieuwe problemen op wat betreft infectieziekten. Zo treedt er resistentie op, terugkeer van oude
ziekten, opportunistische infecties en er ontstaan nieuwe ziekten. Op een globale schaal zijn
infectieziekten nog wel de grootste ‘killers’.
De postulaten van Koch kunnen worden gebruikt om een ziekte te identificeren. Dit kan bijdragen aan de
etiologie, ofwel de kennis over het organisme en bijbehorende symptomen. De postulaten zijn:
Hetzelfde pathogeen is aanwezig in alle ziektegevallen, maar niet in gezonde individuen
Het pathogeen moet worden geïsoleerd uit de gastheer in een ‘pure culture’
Het geïsoleerde pathogeen moet dezelfde ziekte veroorzaken als het wordt gegeven aan een niet
geïnfecteerde gastheer
Het pathogeen moet opnieuw worden geïsoleerd uit de nieuwe geïnfecteerde gastheer en moet
dan hetzelfde pathogeen zijn als het pathogeen dat in eerste instantie werd geïsoleerd
De transmissie van infectieziekten kan door
middel van reservoirs gebeuren (en
zoönose). Er zijn vier soorten reservoirs:
mens, dier, vector (insect) en besmette
oppervlakten, voedsel, water en aarde.
Asymptomatisch dragerschap draagt bij aan
de snelle transmissie.
Er zijn drie transmissie mechanismen:
contact, vehicle en vector. Contact
transmissie kan worden opgedeeld in direct
contact, indirect contact en via druppeltjes.
Er zijn virussen met en zonder envelop. Een
virus zonder envelop overleeft langer in de
omgeving buiten de gastheer dan een virus
met envelop. Daarom is een virus zonder
envelop ook overdraagbaar via besmette
objecten.
2
,Horizontale transmissie is dat een individu een ander individu besmet door lucht, water, voedsel, direct
contact, vector etc.
Verticale transmissie is door ovum, sperma, placenta, melk en contact op de nieuwe generatie.
Er zijn vijf fasen in het ziekteverloop: de incubatieperiode, de symptomatische fase, de ziekte periode, de
afnemende fase en de herstelperiode.
De incubatieperiode is de periode van infectie tot aan de symptomen. Er is een toename van het
pathogeen en transmissie is mogelijk.
Daarna komt de ziekte periode, wat afhankelijk is van de virulentie van het pathogeen en de conditie van
de gastheer.
Tijdens de afnemende periode verdwijnen de symptomen langzaam, maar er kan ook een secundaire
(opportunistische) infectie optreden.
Tijdens de herstelperiode is er een afname en verdwijning van de symptomen, door een afname van het
pathogeen. Bij sommige infecties kan er na het herstel van de symptomen nog steeds pathogeen
aanwezig zijn en is transmissie mogelijk.
Een pathogeen is een organisme wat ziekte veroorzaakt. Een primaire ziekte is ziekte in een gezonde
gastheer. Een opportunistische infectie is alleen ziekte in een verzwakte gastheer, waarbij het pathogeen
gebruikmaakt van het (tijdelijk) verzwakte immuunsysteem.
Een infectie wordt gedefinieerd als de aanwezigheid van een vermenigvuldigend (micro)organisme (hoeft
dus niet schadelijk te zijn!). Primair is veroorzaakt door het primaire pathogeen. Secundair is dat er als
gevolg van een primaire infectie een tweede infectie plaatsvindt (bijvoorbeeld een opportunistische
infectie).
Het is belangrijk om te bedenken dat hoe langer de gastheer blijft leven, hoe langer hij het pathogeen
kan overdragen naar andere gastheren. Zo kan er dus ook sneller een epidemie ontstaan.
De infectiefocus is waar de infectie begint. Als het zich verder verspreidt in het lichaam is het systemisch.
Deze termen kunnen voor zowel de bacterie als de toxine gelden!
Bacteriemie is als de bacterie in het bloed zit. Andere stoffen en micro-organismen kunnen ook in het
bloed terecht komen; toxemie, viremie, parasitemie. Sepsis is als de bacterie zich vermenigvuldigt in het
bloed. Bij het toxic shock syndroom verdwijnt er heel veel plasma uit het bloed, waardoor de bloeddruk
ver daalt. Dit heeft te maken met M-eiwitten die zich bevinden op bepaalde bacteriën, terwijl de
bacteriën zich reproduceren in het bloed.
Een infectie kan acuut (zelf limiterend) of persistent (chronisch) zijn. Bij een persistente infectie kan er
ook een latente fase en reactivering optreden.
Er zijn vijf stappen in het infectieproces:
1. Enter
a. Blootstelling aan pathogeen kan op verschillende manieren plaatsvinden.
b. Portals of entry zijn mucosa, huid, parenteraal (injectie, vector) en bij zwangere vrouwen
via verticale overdracht door de placenta.
2. Staying in (colonization and growth, production of virulence factors)
a. Eerst moet het pathogeen zich nestelen in de weefsels
b. Daarna vindt groei en reproductie plaats
i. De LD50 is de hoeveelheid die nodig is om de helft van de gastheren te doden
ii. De ID50 is de hoeveelheid die nodig is om symptomen te vertonen in de helft van
de gastheren
3
, 3. Survival (toxicity and further growth at original site and distant sites)
a. Als het pathogeen succesvol is gereproduceerd, moet het in leven blijven. Daarom moet
het het immuunsysteem ontwijken (passief) of aanvallen (actief).
b. Passieve manieren om het aangeboren immuunsysteem te ontwijken zijn het vormen van
capsules tegen fagocytose en het ontwikkelen van de celwand. Daarnaast kunnen ze zich
vaak verstoppen. Virussen zijn bijvoorbeeld obligaat intracellulair, maar bacteriën kunnen
soms ook de cel binnendringen.
c. Actieve manieren om het immuunsysteem aan te vallen zijn het produceren van
extracellulaire enzymen en toxines.
4. Weefselschade (ziekte)
a. Er wordt onderscheidt gemaakt tussen directe en indirecte weefselschade. Directe schade
treedt vaak op in de eerste plek van infectie en indirecte schade wordt veroorzaakt door
toxines.
5. Transmissie (exit)
a. Portals of exit zijn identiek aan de portals of entry uitgescheiden in lichaamsvocht, zoals
bloed, zweet, urine, feces etc.
Normale flora zijn microbiota, zoals bacteriën op de huid en in de darmen. De normale flora hebben als
functie om te beschermen tegen pathogenen. Dit gebeurt door middel van competitie van nutriënten,
zuurstof, productie van bacteriocines en soms verlaging van PH. Daarnaast spelen ze een rol bij digestie
en productie van vitamine B en K. Ook stimuleren ze het immuunsysteem.
Normale flora kunnen ook ziekte veroorzaken als ze op een verkeerde plek terechtkomen, de balans
wordt verstoord of als er immunodepressie plaatsvindt.
Virulentiefactoren is een verzamelnaam voor alle pathogeeneigenschappen die nodig zijn om
verschillende stappen van het infectieproces te doorlopen. Zo moet het pathogeen zowel binnen als
buiten de gastheer kunnen overleven. In verschillende situatie worden er dan ook andere genen tot
expressie gebracht. Virulentiegenen worden sterk gereguleerd tot expressie gebracht.
Bij bacteriën liggen virulentiegenen geclusterd in pathogenicity islands op het chromosoom of in
plasmides (= mobiel DNA).
De regulatie van virulentie-genexpressie gebeurd door quorum sensing, waarbij de expressie van
virulentiegenen afhankelijk is van de populatiedichtheid. Met speciale sensing eiwitten verkrijgt het
pathogeen informatie over de omgeving. Als er een hoge populatiedichtheid is, is de omgeving gunstig
en worden er polysacchariden gevormd (glycocalyx). Zo produceert Salmonella alleen toxines wanneer er
een bepaalde populatiedichtheid is. Door de glycolax, een slijmlaag, ontstaat er een biofilm. Een biofilm
4
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller dorinee. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.35. You're not tied to anything after your purchase.