Tijdvak 1, tijd van jagers en verzamelaars (tot 3000 v.C.)
De levenswijze van jagers en boeren
Er waren weinig verschillende machten tussen de jagers en verzamelaars omdat ze alleen maar
jaagden en verzamelden, dit was waar ze van leefden en ze hadden weinig bezit. De mannen
jaagden en de vrouwen verzamelden en zorgde voor de kinderen. Doordat ze zo weinig bezit hadden
hoefden ze zo min mogelijk mee te nemen en ze hadden simpele werktuigen. De jagers en
verzamelaars hadden een egalitaire samenleving, iedereen was gelijk en ze leefde in kleine
nomadische groepen en hadden dus geen georganiseerd bestuur. Ze gebruikte symbolische kunst en
geloofde in het hiernamaals: leven na de dood.
Het ontstaan van landbouw en landbouwsamenlevingen
Rond 10.000 v.C. waren er klimaatveranderingen, deze klimaatveranderingen leiden tot een beter
klimaat voor landbouw en wilde dieren werden schaarser. Het ‘nieuwe’ klimaat is heel goed en
geschikt voor landbouw. Er groeiden veel planten waardoor er dus heel erg veel voedsel beschikbaar
was, er ontstaat een landbouwsamenleving. Mensen gaan gewassen verbouwen en de dieren die er
zijn worden tam gemaakt.
Kenmerken van een landbouwsamenleving zijn een sedentaire levenswijze, de mens krijgt een vaste
woonplaats en de dorpen groeien steeds meer door bevolkingsgroei en de dorpen worden
zelfvoorzienend. Er worden nieuwe gereedschappen gemaakt en er zijn grotere sociaaleconomische
verschillen. Er ontstaat regionale ongelijkheid, de mens trekt niet meer rond waardoor de
bezittingen weer toenemen. Wie veel bezittingen heeft, heeft een groter aanzien dan iemand met
weinig bezittingen. Natuurgodsdiensten ontstaan ook, de mens denkt dat de goden invloed hebben
op het succes van de landbouw.
Het ontstaan van de eerste stedelijke gemeenschappen
Mensen gaan zelf zaden planten, gaan de dieren temmen die er zijn er zijn nieuwe uitvindingen. Dit
samen zorgt ervoor dat er veel meer voedsel beschikbaar is. Landbouw werd vaak gekenmerkt door
irrigratielandbouw: er worden kanalen gegraven in de buurt van een grote rivier voor vruchtbare
grond. Doordat er zo veel voedsel beschikbaar is groeien de dorpen en mensen kunnen ander werk
verrichten dan alleen in de landbouw werken, er ontstaan ambachten. Er ontstaat langzamerhand
handel omdat er zo veel voedsel beschikbaar is en door het ontstaan van ambachten. Doordat er
handel wordt gedreven en de dorpen sterk groeien ontstaan de eerste steden.
Kenmerken van een stedelijke samenleving: in een stedelijke samenleving was er taakverdeling en
een sociale hiërarchie: een rangorde met verschillende groepen met eigen rechten en plicht. De
steden werden bestuurd door koning en priesters. In de eerste steden ontstaat het schrift, deze
werd gebruikt om voorraden en wetten vast te leggen. In de eerste stedelijke gemeenschappen was
er nog sprake van landbouw, ambachten en handel.
,Tijdvak 2, tijd van Grieken en Romeinen (3000 v.C-500 n.C.)
Ontwikkeling van wetenschappelijk denken en het denken over burgerschap en politiek in de
Griekse stadstaat.
Een stadstaat is een stad met omringend platteland, de steden hadden een klein oppervlakte en niet
veel inwoners, de steden waren autarkisch (zelfvoorzienend) en de steden hadden een eigen
bestuur en eigen regels. In de Griekse stadstaat heeft het volk de macht (democratie). Je was een
burger wanneer je vrij, man en volwassene was, ook moest je uit de stadstaat komen om mee te
beslissen. Burgers mogen meestemmen in volksvergaderingen en deelnemen aan dagelijks bestuur.
Andere staatsvormen: aristocratie, edelen vormen een aanzienlijke groep. Monarchie, staat met een
erfelijke koning. Oligarchie, regering met rijken die niet allemaal uit adellijke familie komen. Tirannie,
een persoon krijgt de macht op onwettige manier.
Filosofen proberen de wereld te verklaren op een rationele manier. De mensen die leefde in de tijd
voor de Griekse stadstaten, dachten dat de goden alles deden wat zij niet konden verklaren. De
filosofen denken hier anders over en gaan nadenken hoe de wereld in elkaar zit, ze gaan observeren,
redeneren en experimenten om tot ware kennis te komen.
De groei van het Romeinse imperium waardoor de Grieks-Romeinse cultuur zich in Europa
verspreidde
Rome is als eerst een kleine stadstaat maar groeit uiteindelijk uit tot een Romeins imperium. Als
eerst breidt het romeinse rijk zich uit en veroveren ze Italië, daarna is de expansie buiten Italië en
breidt het Romeinse rijk flink uit. Het romeinse rijk kon uitgroeien tot een Romeins imperium omdat
ze een sterk en gedisciplineerd leger hadden, er was een goed bestuur in het romeinse imperium, er
waren goed verdedigbare grenzen en een goede infrastructuur. Wanneer veroverde vorsten
meewerkten kregen zij het romeinse burgerschap en hielden ze hun macht. Dit was romanisering:
het overnemen van de romeinse cultuur door andere volken. Op gegeven moment wordt het
romeinse imperium nog groter en neemt het Griekenland in. Doordat Griekenland is ingenomen
wisselt de cultuur tussen Griekenland en de romeinen uit. Er ontstaat een Grieks-Romeinse cultuur.
Grieks-Romeinse cultuur bevat kenmerken van Griekse en Romeinse beeldhouwkunst en
bouwkunsten.
De klassieke vormentaal van de Grieks-Romeinse cultuur.
Grieks romeinse cultuur wordt ook wel de klassieke cultuur genoemd (klassiek: voorbeeld, iets wat
kan worden nagemaakt). Klassieke vormentaal is de beeldhouwkunst en architectuur. De Griekse
beeldhouwkunst was driedimensionaal, het beeld was naakt, geperfectioneerd (niet realistisch) en
het beeld was anatomisch correct, het lichaam klopt (verhoudingen zijn goed). De romeinse
beeldhouwkunst was ook driedimensionaal, anatomisch correct maar de beelden waren gekleed en
realistischer gemaakt. Kenmerken van romeinse bouwkunsten zijn bogen en koepels, kenmerken
van Griekse bouwkunsten zijn zuilen. De Griekse beeldhouwkunst en bouwkunst was een voorbeeld
voor de romeinen, de romeinen geven hun eigen draai aan de Griekse beeldhouwkunst en
bouwkunst en de Grieks-Romeinse cultuur ontstaat.
, De ontwikkeling van het jodendom en het christendom als de eerste monotheïstische
godsdiensten.
Het jodendom en christendom zijn de eerste monotheïstische godsdiensten: geloof in één god in
plaats van meerdere goden: polytheïstisch, zoals bij de romeinen. De romeinen veroveren Palestina
en er ontstaat het geloof in een Messias: redder die het joodse volk zal bevrijden. Het jodendom is
de eerste en oudste monotheïstische godsdienst. Het christendom is een nieuwe beweging binnen
het jodendom en jezus predikt gelijkheid, een beter leven na de dood en verdraagzaamheid en deze
boodschap is vooral aantrekkelijk bij vrouwen, slaven en armen omdat zij dit niet hadden. De
boodschap van jezus werd verspreid door paulus en het werd een universeel geloof. Ook het
christendom is dus een monotheïstische godsdienst.
De confrontatie tussen de Grieks-Romeinse en de Germaanse cultuur.
De romeinen vonden de Germanen barbaren maar ze hebben wel veel vechtlust en dit
bewonderden de romeinen. Germanen bewonderde romeinse cultuur en nemen de romeinse
cultuur soms ook over. Romeinen hadden een landbouwstedelijke samenleving en een goed
georganiseerd imperium, er was een goed bestuur en leger. Germanen hadden nog steeds een
landbouwsamenleving en ze leefden in losse stammen waardoor er geen goed bestuur was. Tussen
de romeinen en Germanen was handel, Germanen gingen in het romeinse leger omdat germanen
veel vechtlust hadden. Het romeinse rijk was stabiel en had veel welvaart, dit trok de germanen aan.
Later vallen Germanen het romeinse rijk in, dit deden de Germanen omdat de grond vruchtbaar was
en er was veel welvaart in het romeinse rijk. Omdat de germanen het Romeinse rijk binnenvallen is
het romeinse rijk onoverzichtelijk en wordt het Romeinse rijk opgesplitst in West- Romeinse rijk en
het Oost-Romeinse rijk. Ook zijn er steeds meer volksverhuizingen door het Romeinse rijk.
Tijdvak 3, de tijd van monniken en ridders (500-1000)
Ontstaan en verspreiding van de islam
Nadat het jodendom en christendom is ontstaan ontstaat er nog een godsdienst: de islam, de islam
is ongeveer rond 620 zijn ontstaan. Allah zou de handelaar Mohammed hebben uitgekozen als zijn
boodschapper/ profeet. Mohammed werd wereldlijk machthebber en de islam had ook een
monotheïstische godsdienst: godsdienst met één god.
De islam heeft zich snel kunnen verspreidden omdat ze zwakke aangrenzende rijken hadden
waardoor ze de zwakke landen konden aanvallen en daar de islam verspreidden, ze hadden de
dwang/ verplichting om de islam te verspreidden en de islam werd de basis van het bestuur. Ook
waren de moslims tolerant ten opzichte van de christenen en joden, ze mochten hun geloof blijven
aanhangen wanneer zij belasting betaalde.
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller sneeuwvlok. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $6.25. You're not tied to anything after your purchase.