Dit document bevat een goede, gestructureerde samenvatting met alles erin over micro-economie
Dit vak wordt in het eerste jaar Howest gegeven door Dieter van Houtte
Algemene economie
(micro-economie)
Inleiding
Economie is de studie van hoe samenlevingen hun schaarse middelen
beheren. Het onderzoekt keuzes die mensen maken rond werk, consumptie,
sparen en beleggen, en analyseert bredere trends zoals inkomensgroei,
werkloosheid en inflatie. Economie helpt complexe wereldproblemen te
begrijpen, van handelsbetrekkingen en milieubescherming tot de gevolgen
van globalisering en begrotingstekorten. Het biedt inzicht in onderwerpen
zoals prijsstabiliteit en waardevermindering van goederen.
Systeem 1 en Systeem 2 beschrijven twee manieren van denken.
Systeem 1 werkt snel en automatisch, terwijl Systeem 2 bewust en met
inspanning functioneert. Hoewel beide actief zijn, staat Systeem 2 vaak in
sluimerstand en volgt meestal de indrukken en gevoelens van Systeem 1.
Hierdoor handelen mensen vaak intuïtief, wat in de meeste gevallen goed
uitpakt.
Principe 1: Behoeften zijn velerlei maar middelen zijn schaars.
o Een behoefte is de noodzaak aan of het verlangen naar een goed of
dienst.
Materiële: zoals voeding en kleding
Immateriële: zoals de behoefte aan onderwijs, ontspanning of
veiligheid
middelen beperkt -> waardeverschijnsel.
Uiteindelijk zullen de gezinnen een prijs moeten betalen voor goederen
en diensten. Voorbeeld: avocado
primaire behoefte ‘honger’
immateriële behoeften gezonde levensstijl of een aantrekkelijke
maaltijd om indruk te maken op vrienden
niet enkel naar de prijs maar ook naar de zogenaamde ‘Nutri-Score’
terugkerende behoefte -> gewoonte?
Principe 2: Het keuzeprobleem
o Het economisch principe gaat er van uit dat een individu dat rationeel
handelt met de gegeven middelen een maximaal gevoel van ervaren
nut zal trachten te bereiken.
o opportuniteitskosten
Voorbeeld: investeren in nieuwe dakisolatie
-> minder budget overhouden voor het plaatsen van zonnepanelen
1
, Rendement over tijd
opgeven van zonnepanelen en de mogelijke inkomstenstromen die
daaruit zouden voorvloeien is dan de opportuniteitskost van het
kiezen voor de dakisolatie.
Principe 3: Markten, prijsmechanisme
o Markten zijn meestal een goede manier om de economische activiteit te
organiseren.
o gezinnen en bedrijven
o vraag en aanbod samenkomen en het prijsmechanisme beide op
elkaar afstemt
o de supermarkt, de arbeidsmarkt, de woningmarkt,…
o het verdedigen van het eigenbelang
Principe 4: De inductieve en de deductieve methode
o De deductieve methode bouwt een redenering op uitgaande van een
axioma
o Bij de inductieve methode verzamelt men eerst feiten. Dit is meestal
cijfermateriaal.
o geen experimenten met dezelfde betrouwbaarheid zoals in
laboratoriumonderzoek
o ‘ceteris-paribus’ principe
Voorbeeld: onderzoek naar de aankoop van kleren onder gelijkblijvende
koopkracht en voorkeuren van consumenten en een stabiele modetrend.
Hft 1: consumentengedrag
1. Het begrip ‘nut’ (‘utility’)
Het kiezen tussen twee producten, zoals cola of fanta, is een persoonlijke
voorkeur die subjectief is. Smaken verschillen en soms is er geen duidelijke
keuze, wat leidt tot indifferentie.
Nut= het gevoel van bevrediging door een keuze, is ook subjectief en
moeilijk meetbaar.
Het heeft echter wel enkele eigenschappen:
Voor elk goed A en B geldt:
UA > UB of UA < UB of UA = UB
De orderelatie is transitief:
Als UA > UB én UB > UC dan is UA > UC
De orderelatie is verenigbaar met de vermenigvuldiging en
eerbiedigt deze:
U2A >= UA
2
, 2. indifferentiecurven
Stel een consument die de keuze heeft om zijn vrije tijd op twee
verschillende manieren door te brengen. Kan kiezen uit de volgende
combinaties en spreekt daarbij zijn eigen preferentie uit:
Als men in deze grafiek al de combinaties die voor een consument
eenzelfde nut opleveren, bekomt men een indifferentiecurve of
isonutcurve
3. vorm indifferentiecurven
Negatieve helling = dat als de hoeveelheid van het
ene goed toeneemt, de hoeveelheid van het andere goed
moet afnemen om hetzelfde nut te behouden.
Niet-snijdend: Indien twee indifferentiecurven elkaar
zouden snijden, zou dit betekenen dat dezelfde
combinatie, zoals (15, 10), twee verschillende
nutsniveaus (U1 en U2) zou opleveren, wat onmogelijk
is. Daarom kunnen indifferentiecurven niet snijden.
Bolle zijde naar de oorsprong gericht: weerspiegelt de
eerste wet van Gossen: het marginale nut van een
goed daalt naarmate men meer van dat goed heeft. Hoe
minder men van een goed heeft, hoe meer waarde men
eraan hecht. Het marginaal nut is de toename van het
totale nut door de consumptie van één extra eenheid
van dat goed.
4. De budgetlijn
De budgetlijn geeft alle combinaties van twee
goederen weer die een consument kan kopen
binnen een bepaald budget.
3
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller fleurvierstraete. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.80. You're not tied to anything after your purchase.