Uitgebreide samenvatting van hoofdstuk 7 - 15 (MACRO) van het vak (Inleiding tot de ) Algemene Economie gegeven in het eerste jaar SEW/TEW/HI(B) door Jan Bouckaert. De samenvatting is gemaakt obv de slides en gemaakte notities van de hoor- en werkcolleges en het handboek, Algemene Economie.
- allocatieprobleem: - stabiliteitsprobleem:
= welke inzet van kapitaal = hoe wenden we alle schaarse
en arbeid? middelen aan om het natuurlijk
output niveau te bereiken?
- distributieprobleem:
= wie krijgt wat vd - Wat bepaalt economische
economische koek? aggregaten zoals nationaal product,
werkloosheid, inflatie, saldo
betalingsbalans,…?
2. Productie, toegevoegde waarde en factorvergoedingen
- productie = creeren v nut
- Intermediair goed
= goed of dienst dat verder als input gebruikt w
- Finaal goed
= komt bij de klant ⇒ som vd toegevoegde waardes
- Toegevoegde waarde
= waarde die in elke stadium vd productie w toegevoegd
→ als we elke waarde zouden samen tellen = productie overschatten
, - A = totale waarde goederen
- A1 = totale verkopen
- Ve = eindvoorraad
- M = intermediair verbruik
- W = toegevoegde waarde
- F = factorvergoedingen
⇒ W = A - M = A1 + Ve - M = F
⇒ waarde vd productie:
- de waarde van de finale goederen
= waarde schoenen in de winkel
en de waarde van de aangelegde voorraden
- de som van de toegevoegde waarden
- de som van de factorvergoedingen
4. Soorten factorvergoedingen
Soorten factor vergoeding obv productiefactoren:
- Eigenlijke factorvergoedingen:
I. Loonsoms → vergoeding v producteifactor arbeid
II. Rente → vergoeding v productiefactor kapitaal
III. Pachtsom → vergoeding v productiefactor natuur
⇒ conc.: Factorvergoedingen
= eigenlijke factorvergoedingen F1 + ondernemerswinst π
⇓
vergoeding prodfactoren = inkomen vd gezinnen Y
Inkomen vd gezinnen Y
= totale vergoeding die alle eigenaars v productiefactoren samen hebben ontvangen
→ loonsom = vergoeding v arbeid
→ winst = uitgekeerde dividenden
→ rente = vergoeding voor de ter beschik gestelde spaarmiddelen
5. Bruto-versus netto product
Duurzame kapitaalgoederen zijn onderhevig aan slijtage
= jaar na jaar vermindert de waarde vd voorraad kapitaalgoederen
door afschrijvingen of depreciatie.
⇒ productiecapaciteit in stand houden adhv investering
= vervaningsinvesteringen
= w gelijk gesteld met de afschrijvingen / depreciatie (D) vd bedrijven
• Bruto nationaal product
= geen rekening houden met depreciatie
• Netto nationaal product
→ wel rekening gehouden met slijtage
→ wel weten dat je iets in mindering moet brengen
→ berekening:
= bruto nationaal product – depreciatie
=W–D
⇒ W – D = F1 + π – D = Y – D
netto nationaal product = netto-factorvergoedingen = netto-inkomen
⇒ conc.:
= netto toegevoegde waarde is betere indicator voor welvaart ve land
dan de bruto toegevoegde waarde
⇒ ntv geeft de productie weer die een land heeft gerealiseerd
zonder op de kapitaalvoorraad te teren
4
,6. Fundamentele gelijkheid tussen product, inkomen en bestedingen
= Waarde van de productie: nationaal product (W)
= Som van alle factorvergoedingen: nationaal inkomen (Y)
= Som van alle bestedingen
⇒W Y C+ I
In elke economie w geproduceerd
⇒ hierdoor w inkomen verdiend
⇒ inkomen w besteed
→ eco met enkel gezinnen en bedrijven
= bestedingen:
1. consumptie (C) gezinnen
2. investeringen (Iep) bedrijven
→ EP = ex post = de werkelijke investeringen
→ enkel over materiële goederen/kapitaalgoederen
Bruto investeringen opgedeeld in:
1. Vervangingsinvesteringen (depreciatie)
= Nodig om productieve capaciteit van de kapitaalvoorraad op peil te houden
→ vb: oude machine vervangen voor nieuwe
→ = depreciatie
2. Uitbreidingsinvesteringen
= Toevoegingen van reële productiemiddelen
⇒ extra toevoegingen aan bestaande hoeveelheid kapitaalgoederen
→ vb: extra gebouw zetten, extra machine aankopen
3. Voorraadinvesteringen
= verandering vd voorraden goederen in verschillende productiefasen
⇒ Investeringen in vlottend kapitaal
↳ aangroei bedrijfsvoorraad v in de verschillende productiefasen
↳ aangroei vd voorraden in nationale boekhouding als investeringen rekenen
= garandeert gelijkheid tussen product en bestedingen
→ elk finaal goed dat bijdraagt tot het product wordt ofwel
geleverd aan gezinnen of bedrijven tijdens dezelfde periode,
of bevordert een aangroei van de voorraden
⇒ onderdeel van bestedingen
5
,Samenvatting - gelijkheid tussen product en besteding:
7. Macro-economische identiteiten voor gesloten eco zonder overheid
- Een identiteit is een gelijkheid die per definitie geldt ( )
⇒ zaken zijn per definitie gelijk aan elkaar
- Gelijkheden in gesloten economie zonder overheid:
1. W Y → Alle inkomens worden gevormd door
de totale waarde van de productie
⇒ samenstelling product volgens economische bestemming bepaald:
I. Bestedingsperspectief
=W C + Iep → Iep (ex post) = gerealiseerde investeringen
→ Totale toegevoegde waarde (W) gaat ofwel
naar consumptie (C) ofwel naar investeringen (I)
II. Inkomensperspectief
=Y C + S of S Y–C
→ Gezinnen geven een deel van hun inkomen
uit aan consumptie, de rest wordt gespaard
2. C + Iep C+S
3. Iep = S → sparen vd gezinnen maakt investeringen mogelijk
! investeringen < sparen ⇒ dan worden er onverkochte voorraden gevormd
= onverkochte voorrade = gerealiseerde investeringe
consumenten gaan deel inkomen sparen ⇒ banken lenen aan ond om te kunnen investeren
→ Stukje dat we niet gaan consumeren en sparen = Lek (uit economie)
→ Stukje dat we weer investeren = injecties (in economie)
6
,8. Eenvoudige economische kringloop
● Economische kringloop
- Samenhang tussen productie, inkomen en bestedingen
▪ Gezinnen stellen de productiefactoren ter beschikking van bedrijven
▪ Productiefactoren w gecombineerd om economische g&d
voort te brengen
▪ De totale productie wordt geleverd aan gezinnen
(consumptiegoederen) of aan bedrijven (kapitaalgoederen)
● Geldkringloop: stippen pijlen
→ Inkomen naar gezinnen
→ Sparen of consumeren
→ Gespaard geld keert terug naar bedrijven
→ Die produceren weer producten en zorgen weer voor
een inkomen bij gezinnen (vergoeding productiefactoren)
→ Alles komt altijd terug naar de gezinnen in de vorm van inkomen
7
,9. Eenvoudige economische kringloop
Bruto binnenlands product (bbp) = W:
= totale toegevoegde waarde die in een jaar in een land w gerealiseerd
⇒ maatstaf voor de sterke v/e economie
⇒ hoe meer we produceren hoe sterker we zijn +hoe concurrentieel onze economie is
Netto nationaal inkomen(nni) :
= geheel vergoedingen die de productiefactoren in dezelfde periode hebben ontvangen
⇒ ongeacht waar ze toegevoegde waarde gerealiseerd hebben
↳ inkomen geproduceerd door inwoners v België in België en ook in buitenland
⇒ maatstaf voor de welvaart vd inwoners ve economie
! Bruto = voor afschrijvingen
Netto = na afschrijvingen
Fundamentele verschillen tussen product en inkomen:
- Verschillen
= Grensoverschrijdende factorvergoedingen
I. Factoruitgaven aan het buitenland (Fu)
= vergoedingen voor buitenlandse productiefactoren
⇒ hoort niet bij NNI
II. Factorontvangsten vh buitenland (Fo)
= ontvangsten vh buitenland doordat binnenlandse productiefactoren
betrokken zijn bij het creëren van toegevoegde waarde
in het buitenland
⇒ Hoort bij het NNI, niet bij BBP
⇒ BNI = BBP - Fu + Fo
BNI = BBP + netto-ontvangsten (Fo-Fu)
NNI = BNI - afschrijvingen
8
,Overheid doet ook mee:
- Overheidsconsumptie (Gc)
= lopende aankopen van goederen en diensten door de overheid
→ Bezoldiging overheidspersoneel grootste deel van overheidsconsumpties
- Overheidsinvesteringen (Gi)
= Uitgaven overheid aan kapitaalgoederen
- Overheidsuitgaven
= overheidsbestedingen + overheidstransfer(uitkeringen, rente,..)
→ Overheidstransfers
= zijn betalingen die de overheid overwegend doet aan de gezinnen
en hiervoor niets terug krijgt (negatieve belastingen)
⇒ zit niet in G, wel in belastingen
→ Exclusief rentebetalingen
= rente die de overheid nog moet betalen op zijn overheidsschuld
Bestedingen bij: Gesloten economie met overheid
= factorontvangen gelijk aan factoruitgaven
1. W Y → binnenlands product = nationaal inkomen
⇒ samenstelling product volgens economische bestemming bepaald:
I. Bestedingsperspectief
= W C + Iep + G
⇒ injecties
= lekken uit de economie
⇒ sparen en belastingen lekken weg, want ze worden niet gebruikt in de eco
9
, Bestedingen bij: Open economie met overheid
Open economie = rekening houdend met het buitenland
- Uitvoer (X)
= deel v onze goederen en diensten aangekocht door het buitenland
- Invoer (Z)
= goederen en diensten die we aankopen in het buitenland
→ Zc ingevoerde consumptiegoederen en -diensten
→ Zi ingevoerde investeringsgoederen
→ Zg ingevoerde overheidsgoederen en –diensten
⇒ Z = Zc + Zi +Zg
⇒ netto-export (NX) = export - import
⇒ gelijkheid BP en bestedingen vh BP:
W = (C – Zc) + (I – Zi) +(G – Zg) + X → aangekocht door buitenland
|
consumptie vd in het binnenland geproduceerde goederen
1. W Y → binnenlands product = nationaal inkomen
⇒ samenstelling product volgens economische bestemming bepaald:
I. Bestedingsperspectief
= W C + Iep + G + X - Z
→ binnenlands product = binnenlandse bestedingen + netto-uitvoer
II. Inkomensperspectief
=Y Yd + T C+S+T
2. C+ Iep + G + X - Z C+S+T
3. Iep + G + X S+T-Z
W C + Iep + G + X - Z
→ binnenlands product
= binnenlandse bestedingen = binnenlandse bestedingen
+ netto-uitvoer = lopende rekeningen vd betalingsbalans
→ samenhang:
- binnenlands product W = nationale bestedingen bb
⇒ NX = X - Z = 0 → X = Z ⇒ evenwicht
- bb < W
⇒NX > 0 of X-Z > 0 of X>Z ⇒positief saldo
- bb > W
⇒ NX < 0 of X-Z<0 of X< Z ⇒ negatief saldo
10
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller gjul2. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.14. You're not tied to anything after your purchase.