Economie samenvatting LWEO boekje Monetaire Zaken 5 VWO (LWEO 2e druk 2017). Deze samenvatting bevat Hoofdstuk 1,2,4 en 5 van het boekje. De samenvatting is puntsgewijs geschreven en hierdoor erg duidelijk.
Hoofdstuk 1 Geld
Paragraaf 1.1 Geld als ruilmiddel en rekenmiddel
Geld
chartaal (munten en bankbiljetten) + Giraal (geld op een rekening)
Ruilmiddel → bij de koop van een product
Rekenmiddel → om prijzen te vergelijken
Spaarmiddel → als bestedingen worden uitgesteld
Paragraaf 1.2 Betalen is ruilen
Betalen
- chartaal, giraal of elektronisch
Het omzetten van de ene geldsoort in een andere geldsoort → substitutie
Bijv. geld op de bank zetten
Paragraaf 1.3 Sparen
Sparen
Oppotten ( chartaal of giraal geld op een betaalrekening)
→ direct kunnen gebruiken (= liquide)
→ geen rendement (rente)
Beleggen (geld op een spaarrekening, in aandelen of obligaties)
→ niet direct kunnen gebruiken (= niet liquide)
→ wel rendement (rente)
Investeren
- het aanschaffen van kapitaalgoederen door bedrijven
→ bijvoorbeeld machines en grondstoffen
Beleggen
- geld dat omgezet wort in financiële of materiële activa
→ met het doel daarmee geld te verdienen
De hoogte van de rente is van een 3tal zaken afhankelijk:
1. Het risico dat de lener het geld niet terug zou betalen
→ hoe hoger dit risico hoe hoger de rente
2. Het veranderen van de koopkracht van het geld (inflatie of deflatie)
3. De tijdsvoorkeur die je hebt
→ hoe hoger de tijdsvoorkeur hoe hoger de rente
Paragraaf 1.4 Lenen
Lenen
→ met een hypothecaire lening (= lening met onderpand)
→ persoonlijke lening
→ in het rood staan op betaalrekening
- Bij leningen tot 2 jaar spreken we van de geldmarkt
- Bij leningen voor langere termijn spreken we van de kapitaalmarkt
→ Hoe langer de lening loopt hoe hoger het risico dus een hogere rente
1
, Economie - boekje 7 - Monetaire zaken
Hoofdstuk 2 Het ontstaan van geld en banken
Het ontstaan van geld
- Vroeger alleen ruilhandel (directe ruil)
→ transactiekosten bij directe ruil erg hoog
Om transactiekosten te verminderen ontstond een ruilmiddel (indirecte ruil)
- bv van ruilmiddel; schelpen, zout, brokken edelmetaal
→ transactiekosten werden lager door indirecte ruil
→ rode draad in ontstaan van geld
Paragraaf 2.1 Munten
Munten
→ gouden en zilveren munten vervanger van ruilmiddelen als zout en schelpen
→ eerste chartale geld
Was de intrinsieke waarde hoger dan de extrinsieke waarde dan ontstond omsmelting
- wet van Gresham : Bad money drives out good money
→ munten met lage intrinsieke waarde werd mee betaald
→ munten met hoge intrinsieke waarde bleven thuis
Paragraaf 2.2 Bankbiljetten
Kooplieden gaven munten in bewaring bij goudsmid in zijn kluis
- kregen een ontvangstbewijs hiervoor terug
→ mensen gingen betalen met ontvangstbewijzen (verleende waarde aan vertrouwen fiduciair geld)
→ eerste bankbiljetten
Niet alle munten werden weer opgehaald
→ goudsmid ging voor bankier spelen en begon met kredietverlening (leningen)
1814 oprichting De Nederlandse Bank (DNB)
- vanaf nu alleen de centrale bank bankbiljetten en munten uitgeven om wildgroei te voorkomen
Paragraaf 2.3 Giraal geld
Maatregelen van de centrale banken voor de banken:
Banken zijn verplicht een tegoed bij de centrale bank aan te houden waarmee de liquiditeit
vergroot kan worden
Banken moeten in staat zijn (bankrekening tegoeden) rekening-courant tegoeden uit te
kunnen drukken in genoeg liquide middelen
→ middelen die direct uitgegeven kunnen worden (dekkingsmiddelen)
→ dekkingspercentage=( kas + te goed bij DNB/ rekeningcouranttegoeden) x 100 %
Tot 100.000 euro spaargeld gegarandeerd bij faillissement
→ risico voor spaarders neemt sterk af
2
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller Lastminuteleren. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $3.24. You're not tied to anything after your purchase.