Versie 1
1. Wat is het hoofddoel van bestuurskunde?
A) Het bestuderen van financiële systemen
B) Het besturen en evalueren van beleid
C) Het onderzoeken van sociale netwerken
D) Het analyseren van poliDeke ideologieën
2. Wat zijn de drie criteria waaraan een staat moet voldoen?
A) Grondgebied, staatsvolk, en bestuursgezag
B) Grondgebied, democraDe, en rechtmaDgheid
C) Bestuursgezag, wetgeving, en internaDonale erkenning
D) Staatsvolk, democraDe, en publieke goederen
3. Wat wordt verstaan onder het 'algemeen belang'?
A) De belangen van poliDeke parDjen
B) De prioriteiten van de overheid
C) De gezamenlijke belangen van de samenleving
D) De individuele belangen van burgers
4. Wat houdt de term 'doeltreffendheid' in binnen het openbaar bestuur?
A) Het maken van budgeOen
B) Het behalen van beleidsdoelstellingen
C) Het verminderen van bureaucraDe
D) Het vergroten van transparanDe
5. Wat wordt bedoeld met 'wicked problems'?
A) Eenduidige problemen met duidelijke oplossingen
B) Complexe problemen zonder duidelijke oplossingen
C) Problemen die snel opgelost kunnen worden
D) Problemen die alleen door de overheid kunnen worden opgelost
6. Welke fase volgt na beleidsvorming in het beleidsfasemodel?
A) EvaluaDe
B) Agendavorming
C) Uitvoering
D) Monitoring
7. Wat zijn publieke goederen?
A) Goederen die exclusief zijn voor rijkeren
B) Goederen die iedereen kan gebruiken zonder exclusie
C) Goederen die alleen door de overheid geproduceerd worden
D) Goederen die duur zijn om te produceren
,8. Wat is een belangrijke taak van de overheid?
A) Het verlagen van belasDngen
B) Het beschermen van private belangen
C) Het beharDgen van het algemeen belang
D) Het bevorderen van poliDeke parDjen
9. Wie beïnvloedt de poliDeke agenda?
A) Alleen de regering
B) PoliDci en ambtenaren
C) Alleen maatschappelijke organisaDes
D) Alleen het publiek
10. Wat betekent 'agendavorming'?
A) Het nemen van besluiten
B) Het proces van het selecteren van onderwerpen voor beleidsvorming
C) Het uitvoeren van beleid
D) Het evalueren van beleid
11. Wat houdt 'publieke waarde' in?
A) De waarde van privé-eigendommen
B) De waarde die de overheid aan maatschappelijke kwesDes hecht
C) De economische waarde van goederen
D) De waarde van poliDeke macht
12. Wat is een van de redenen waarom de overheid publieke goederen produceert?
A) Om winst te maken
B) Om monopolies te creëren
C) Om niemand van gebruik uit te sluiten
D) Om privébelangen te dienen
13. Wat is een voorbeeld van een 'maatschappelijk vraagstuk'?
A) De prijs van benzine
B) Het tekort aan woningen
C) De sDjging van belasDngtarieven
D) De nieuwe technologische ontwikkelingen
14. Wat beschrij_ een 'poliDek systeemmodel'?
A) Een model dat de werking van de vrije markt beschrij_
B) Een cirkelvormig model van beleidsvorming
C) Een model dat de wetgevende macht in kaart brengt
D) Een theoreDsch kader voor economische analyses
15. Wat wordt verstaan onder 'integraal beleid'?
A) Beleid dat op verschillende gebieden tegelijkerDjd werkt
B) Beleid dat uitsluitend door de overheid wordt uitgevoerd
C) Beleid dat alleen gericht is op economische groei
D) Beleid dat geen invloed hee_ op de samenleving
, 16. Welke rol speelt de media in het beleidsproces?
A) De media hebben geen invloed
B) De media zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van beleid
C) De media kunnen maatschappelijke vraagstukken op de agenda zeOen
D) De media zijn alleen gericht op commerciële belangen
17. Wat betekent 'rechtmaDgheid' in het openbaar bestuur?
A) Beleid moet goedgekeurd worden door de bevolking
B) Bestuurders moeten de wet volgen
C) Beleid moet innovaDef zijn
D) Bestuur moet ona`ankelijk zijn van de overheid
18. Wat is een kenmerk van 'agendavorming'?
A) Het gaat alDjd om juridische kwesDes
B) Het is een lineair proces
C) Het omvat ook maatschappelijke druk
D) Het is uitsluitend poliDek van aard
19. Wie zijn de belangrijkste actoren in het beleidsproces?
A) Alleen ambtenaren
B) PoliDci, burgers en pressiegroepen
C) Alleen de overheid
D) Exclusief academici
20. Wat zijn 'maatschappelijke problemen'?
A) Problemen die eenvoudig op te lossen zijn
B) Problemen met complexe oorzaken en gevolgen
C) Problemen die alleen invloed hebben op individuen
D) Problemen die alleen in de poliDek spelen
21. Wat is een van de belangrijkste doelen van overheidssturing?
A) Het creëren van een gelijkwaardige samenleving
B) Het verminderen van bureaucraDe
C) Het behalen van financiële winst
D) Het verlagen van belasDngen
22. Wat zijn de verschillende contexten die het beleidsproces beïnvloeden?
A) Economisch, poliDek, en juridisch
B) Alleen poliDek en economisch
C) Sociale en culturele context
D) Enkele juridische aspecten
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller kyraselin. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $5.38. You're not tied to anything after your purchase.