100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Alle begrippen + voorbeelden uit het boek 'Overheidsfinanciën 17e druk". $6.76
Add to cart

Summary

Samenvatting Alle begrippen + voorbeelden uit het boek 'Overheidsfinanciën 17e druk".

 1 view  0 purchase
  • Course
  • Institution
  • Book

Alle begrippen + voorbeelden uit het boek 'Overheidsfinanciën 17e druk". Behalve de hoofdstukken: 3 en 12. Meer dan 60 pagina's

Preview 4 out of 64  pages

  • No
  • Hoofdstuk 1,2,4 t/m 11, 13 t/m 22
  • January 14, 2025
  • 64
  • 2024/2025
  • Summary
avatar-seller
Begrippen economie
Alle paarse voorbeelden van het boek nog lezen
Hoofdstuk 1:
• Marktsector: bedrijven die winst maken door goederen of diensten te verkopen. Bijv.
supermarkten, kledingwinkels

• Collec@eve sector: deel van de economie dat verantwoordelijk is voor taken en diensten die
belangrijk zijn voor de hele samenleving. Het bestaat uit de overheid en instellingen die niet
gericht zijn op winst, zoals zorg, onderwijs, en veiligheid. Ze worden meestal betaald met
belas@ngen en sociale premies.

• Overheid: overheidsinstellingen financieren ac@viteiten beperkt door goederen en diensten
te verkopen. AEankelijk van vrijwillige bijdragen bijv. vakbonden, goede doelen.

• Belas@ngen: andere manier inkomsten van overheid, voor mogelijk maken overheidsuitgaven

• Sub- sector overheid: centrale overheid (rijksoverheid), decentrale overheden (gemeenten,
provincie, waterschappen), sociale fondsen (basisverzekering ziektekosten)

• Centrale overheid: hoogste bestuursvorm (ministeries Den Haag + uitvoeringsorganisa@es
zoals; belas@ngdienst, rijkswaterstraat)

• Waterschappen: onderhoud zeeweringen, rivierdijken, beheersing grondwaterpeil en
zuivering afvalwater

• Europese Unie: bovenna@onale organisa@e

• Gemeenschappelijke regelingen: samenwerken andere gemeenten. Bv. Afval, zorg inkopen

• 11 Sociale fondsen: geldreserves van de overheid of instellingen, bedoeld om sociale
zekerheid te bieden. Ze worden gevuld met belas@ngen en premies van burgers en bedrijven.
Bv. AOW-fonds: Voor pensioenen van ouderen, WW-fonds: Voor uitkeringen bij werkloosheid,
Zorgfonds: Voor ziektekosten

• Overheidssaldo: inkomsten en uitgaven bijna even hoog. Overheid leent om uitgaven te
financieren.

• Begro@ngscyclus: proces waarin de overheid jaarlijks haar inkomsten en uitgaven plant,
uitvoert, controleert en evalueert.

• Welvaartsverdeling: hoe rijkdom en middelen in een samenleving verdeeld zijn, zoals
inkomen, bezit, en toegang tot voorzieningen. Een goede verdeling zorgt voor minder
ongelijkheid.

• Monitor brede welvaart: meet hoe het met de welvaart in Nederland gaat, niet alleen
economisch, maar ook qua welzijn, gezondheid, milieu en sociale gelijkheid.

• Verantwoordingsdag: dag waarop het kabinet verantwoording aflegt over de besteding van
het geld en het behaalde beleid van het afgelopen jaar.

,• Natuurlijke kapitaal: grondstoffen en diensten die de natuur biedt, zoals water, bomen,
bodem, lucht en biodiversiteit.

• Sociaal kapitaal: rela@es en vertrouwen binnen een gemeenschap die samenwerking en
economische ac@viteiten bevorderen. Het zorgt ervoor dat mensen beter met elkaar
samenwerken

• Prijsmechanisme: systeem waarbij de prijzen van producten en diensten worden bepaald
door vraag en aanbod

• Omvang overheidsingrijpen: ac@ef de economie beïnvloeden door bijvoorbeeld belas@ngen,
subsidies, regels en uitgaven, om economische stabiliteit te waarborgen en maatschappelijke
doelen te bereiken.

• 4 func@es overheidsingrijpen:
1. Alloca@e: beïnvloeding van de samenstelling van produc@e en consump@e
2. Stabilisa@e: schommelingen in de economische conjunctuur
3. Hervedeling inkomens en vermogens

• Conjunctuur: schommelingen in de economische groei van een land. Het gaat om periodes
van economische bloei (hoge groei) en krimp (recessie)

• Transi@e: grote verandering in de manier waarop de economie werkt

• Poli@ci als preferen@emakers: beïnvloeden dus de economische prioriteiten door we^en,
beleid en belas@ngen die de economie sturen.

• Bruto binnenlands product: totale waarde van alle goederen en diensten die in een land in
een jaar worden geproduceerd

• John Maynard Keynes: vond dat de overheid ac@ef de economie moest sturen, vooral in
@jden van recessie. Hij stelde voor dat de overheid meer zou uitgeven en investeringen zou
s@muleren om werkgelegenheid te creëren en de economie weer op gang te helpen.

• Discre@onaire maatregelen: beslissingen die de overheid maakt op basis van haar eigen
beoordeling. Het is flexibel beleid dat niet vastligt in vaste regels.

• Stagfla@e: hoge infla@e (s@jgende prijzen) en een lage economische groei

• Monetaristen: hoeveelheid geld in een economie de belangrijkste factor is die infla@e en
economische groei beïnvloedt. Ze stellen dat de overheid de geldhoeveelheid moet
controleren om economische stabiliteit te behouden.

• Milton Friedman (monetarist): s@mulerend overheidsbeleid kan de infla@e verhogen zonder
de produc@e of werkgelegenheid te verbeteren als onderliggende problemen niet worden
opgelost.

• Rentebeleid: beleid van de centrale bank om de rente te verhogen of te verlagen. Dit
beïnvloedt hoeveel mensen lenen of sparen. Een lage rente s@muleert de economie, terwijl
een hoge rente de economie aeoelt.

,• Deregulering: verminderen of afschaffen van overheidsregels en -we^en die bedrijven
moeten volgen. Het doel is om de economie flexibeler te maken

• Lagere toptarieven: hogere inkomens minder belas@ng betalen in verhouding tot hun
inkomen. Hoger inkomen -> meer geld overhouden om te investeren of uit te geven.

• Automa@sche stabilisatoren: mechanismen in de economie die automa@sch de economische
schommelingen verminderen zonder dat de overheid hoeh in te grijpen. Voorbeelden zijn
uitkeringen en belas@ngen.

• Kredietcrisis: 2007-2008, veroorzaakt door risicovolle leningen en slechte financiële
producten. Banken konden niet terugbetalen, wat leidde tot een wereldwijde recessie

• Grote recessie:2007- 2008, instor@ng van de huizenmarkt in de VS, gevolgd door de
faillissementen van grote banken en bedrijven.

• Kwan@ta@eve verruiming: centrale bank geld creëert en dit in de economie pompt, vaak door
staatsobliga@es te kopen. Dit s@muleert de economie door de rente te verlagen en het lenen
van geld makkelijker te maken.

• Nega@eve rente: banken klanten geld laten betalen voor het bewaren van hun spaargeld, in
plaats van rente uit te keren. Het wordt vaak gebruikt om de economie te s@muleren, door
lenen goedkoper te maken en sparen minder aantrekkelijk.

• Loon- prijsspiraal: hogere lonen leiden tot hogere prijzen voor goederen en diensten

• Doorgeschoten priva@sering: te veel publieke diensten of bedrijven zijn overgedragen aan de
private sector. Dit kan leiden tot hogere kosten, minder toegankelijkheid en minder publieke
belangen.

• Infla@e: algemene s@jging van de prijzen van goederen en diensten, waardoor het geld
minder waard wordt

• Toegenomen ongelijkheid: verschil tussen rijk en arm groter wordt. Economisch gezien leidt
dit vaak tot minder kansen voor lagere inkomensgroepen en kan het de economische groei
belemmeren.

• Nieuwe problemen: onverwachte of opkomende uitdagingen die de economie beïnvloeden,
zoals technologische veranderingen, werkloosheid door automa@sering, of nieuwe
marktrisico's door klimaatverandering.

• Informa@e- tekorten: mensen of bedrijven onvoldoende kennis hebben om goede keuzes te
maken

• Budgetrecht: overheid het recht heeh om te bepalen hoeveel geld er uitgegeven mag worden
en waar het aan besteed wordt.

• Belangengroepen: organisa@es die opkomen voor de economische belangen van een
specifieke groep, zoals bedrijven, werknemers of consumenten.

, • Poli@eke winst (poli@cal rent): behalen van voordelen voor de economie door
overheidsbeleid. Niet al@jd goed, vaak ook voor stemmen.

• Uiteenlopende visies: verschillende mensen of groepen verschillende ideeën hebben over
hoe de economie moet func@oneren, bijvoorbeeld over belas@ngheffing.

• Tegenstrijdige doelstellingen: meer doelen moeilijk tegelijk te bereiken zijn omdat ze elkaar
belemmeren. Bijvoorbeeld, het bevorderen van economische groei kan soms in conflict staan
met het verminderen van de uitstoot van vervuilende stoffen, omdat groei vaak gepaard gaat
met meer produc@e en vervuiling.

• Beperkt inzicht: iemand niet genoeg informa@e heeh om weloverwogen beslissingen te
nemen over economische vraagstukken of keuzes.

• Doeltreffendheid van instrumenten: hoe goed beleidsmaatregelen (zoals belas@ngen,
subsidies of regels) de beoogde economische doelen bereiken, zoals het bevorderen van
groei of het verminderen van werkloosheid.

• Afschaffing moeilijk: roept weerstand op. Mensen of bedrijven die voordeel halen uit het
instrument willen het behouden en de afschaffing kan @jdelijke nega@eve effecten
veroorzaken, zoals verlies van werk of inkomsten

• Aanbesteding: proces waarbij de overheid, bedrijven vraagt om een offerte in te dienen voor
een bepaald project of dienst

• Concurren@e: de strijd tussen bedrijven om klanten, marktaandeel en winst

• Doeltreffender en doelma@ger: doeltreffender betekent dat iets het gewenste resultaat
bereikt, ohewel het doet wat het moet doen. Doelma4ger betekent dat iets wordt bereikt
met zo min mogelijk middelen, zoals @jd of geld.

• Publieke dienstverlening onder druk: de overheid moeite heeh om voldoende en goede
diensten te leveren door financiële tekorten, bezuinigingen of een s@jgende vraag.

• Bestuurlijke onmacht: overheid of bestuurders niet in staat zijn om effec@ef beslissingen te
nemen of problemen op te lossen, vaak door gebrek aan middelen, invloed of coördina@e.
Economisch gezien kan dit leiden tot inefficiën@e.

• Stagna@e: economische groei s@lstaat of vertraagt, waardoor er weinig vooruitgang is in de
economie.

• Inefficiën@e: middelen niet op@maal worden gebruikt, waardoor er verspilling is en de
economie niet het maximale uit zijn mogelijkheden haalt.

• Beginselen van behoorlijk bestuur: zorgen ervoor dat de overheid eerlijk, transparant en
rechtvaardig handelt bij het nemen van besluiten.

• Na@onale ombudsman: controleert of de overheid eerlijk handelt tegenover burgers.
Onderzoekt klachten over overheidsbeslissingen die invloed hebben op de economie, zoals
belas@ngheffing of sociale voorzieningen.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller kyraselin. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $6.76. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

59063 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 15 years now

Start selling
$6.76
  • (0)
Add to cart
Added