100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Boek Forensische psychopathologie: Stoornis en delict $8.73
Add to cart

Summary

Samenvatting Boek Forensische psychopathologie: Stoornis en delict

 0 view  0 purchase
  • Course
  • Institution
  • Book

Volledige samenvatting van een van de twee boeken gebruikt voor het vak Forensische psychopathologie

Preview 4 out of 40  pages

  • Yes
  • January 14, 2025
  • 40
  • 2023/2024
  • Summary
avatar-seller
Samenvatting Stoornis en Delict

hoofdstuk 1 De psychische stoornis in het strafrecht
Inleiding
Het strafrecht en de psychologie raken elkaar op verschillende punten.  rapportage Pro Justitia (PJ).
- Deze rapportage wordt opgemaakt bij enig vermoeden van de aanwezigheid van een stoornis die
een rol zou kunnen hebben gespeeld in het tenlastegelegde.
 In ong. 30% van de strafzaken voor de meervoudige kamer wordt een PJ-rapportage
opgemaakt.

Een psychische stoornis kan leiden tot afwijkend gedrag en in sommige gevallen tot strafbaar gedrag.
- De rechter kan geïnteresseerd zijn in hoeverre een stoornis in een concreet geval van invloed was
op iemands gedragingen.

De forensische gedragskunde is bij een strafzaak van belang met het oog op twee aspecten:
- De invloed van een stoornis op het ten laste gelegde (toerekenbaarheid)
- Een inschatting van toekomstig risico (oplegging maatregel of behandeling)

Veranderd stoornisbegrip in wetsartikelen
Per 1 januari 2020 is in artikel 39 de oude terminologie “de gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke
stoornis van de geestvermogens” vervangen door nieuwe terminologie.  beoogd was geen
inhoudelijke verandering, maar consistente terminologie.
- Het stoornisbegrip is veranderd wegens de introductie van 3 nieuwe wetten  Wfz, Wvggz, Wzd
- Artikel 39: toerekeningsvatbaarheid - Niet strafbaar is hij die een feit begaat, dat hem wegens de
psychische stoornis, psychogeriatrische aandoening en of verstandelijke handicap niet kan
worden toegerekend.
**in de tbs-maatregel, en de PIJ-maatregel is de terminologie niet aangepast = oude stoornisbegrip
(zou meer ruimte over laten om tbs op te leggen, ook in het geval van een weigerende
onderzochte)

Hoogerheide zaak = de rechter mag bij een weigerende onderzochte bij wie gedragsdeskundigen geen
stoornis konden vaststellen, toch zelf een stoornis vaststellen.  rechters kunnen refereren naar
eventuele eerdere rapportages, en de wel vastgestelde dingen door de gedragsdeskundigen.

CONCLUSIE= De wijziging van het stoornisbegrip houdt in dat de PJ-rapporteur en de strafrechter
met twee stoornisbegrippen te maken krijgen:
- Het nieuwe stoornisbegrip als het gaat om (het advies over) het toerekenen
- Het oude stoornisbegrip in casuïstiek waar (een advies voor) tbs of een PIJ-maatregel overwogen
wordt.

Ontoerekenbaarheid
Het Nederlandse strafrecht hanteert een open criterium voor de ontoerekenbaarheid  niet duidelijk
onder welke condities een stoornis tot de conclusie om niet toe te rekenen leidt.
- In andere rechtssystemen (Engeland, Wales, VS) vaak duidelijkere criteria  welke invloed van
een stoornis leidt tot ontoerekenbaarheid
 Overeenkomst is dat belang is of de verdachte wist wat hij deed en dit verkeerd was.
 Verschil = iemand is ontoerekeningsvatbaar als hij zijn gedrag niet kon controleren
Gedragsdeskundigen en rechters worden in NL niet ingeperkt door een criterium en hebben alle
ruimte om per casus de toerekenbaarheid te beoordelen.
- Voorkeur voor de term toerekenen ipv toerekeningsvatbaarheid.

Schulduitsluitingsgronden
Schulduitsluitingsgrond = iemand heeft een strafbaar feit gepleegd zonder dat hij daarvoor in
strafrechtelijke zin schuld draagt = t delict kan niet aan de verdachte worden toegerekend.  ontslag
van rechtsvervolging volgt (geen vrijspraak want het delict kan bewezen worden verklaard).

,  DUS = er kan geen straf worden opgelegd, wel een maatregel (als behandeling noodzakelijk
is om herhaling te voorkomen en of als de beveiliging vd samenleving oplegging van de
maatregel eist)
 de persoon van de verdachte staat centraal.
 4 wettelijke schulduitsluitingsgronden = ontoerekenbaarheid, psychische overmacht,
noodweerexces, onbevoegd gegeven ambtelijk bevel
o in de rechtspraktijk ook de afwezigheid van alle schuld en putatief noodweer
 Samen met de rechtvaardigingsgronden (noodweer) heten dit strafuitsluitingsgronden.
o Noodweer = iemand had geen andere keuze dan te acteren of te reageren zoals hij deed
en dat rechtvaardigt in die specifieke situatie het delict.  het feit is niet strafbaar
Bij rechtvaardigingsgronden gaat het om de strafbaarheid van het gepleegde feit, terwijl het bij
schulduitsluitingsgronden gaat om de mate van verwijtbaarheid van de verdachte.

De eerste drie schulduitsluitingsgronden worden als volgt van elkaar onderscheiden
- Tot ontoerekenbaarheid wordt gekomen als er sprake is van een stoornis
- Bij psychische overmacht gaat het om een van buiten komende drang waar iemand geen controle
over heeft.  er is een oorzaak buiten die persoon die maakt dat de persoon zo handelt als hij
handelt
- Bij noodweerexces gaat het om de overschrijding van de grenzen van noodzakelijke verdediging
als gevolg van een hevige gemoedsbeweging.  zelfverdediging die buiten proportie is

De wet kent alleen het niet-toerekenen, in de praktijk zijn meer categorieën ontwikkeld  t advies om
toe te rekenen, niet toe te rekenen en verminderd toe te rekenen. (vijf-puntsschaal)  verminderd
toerekenen is het meest voorkomende advies.
- zonder stoornis geen sprake van (verminderd) of niet toerekenen.

De afbakening tussen de verschillende schulduitsluitingsgronden is niet altijd helder. Er wordt
beargumenteerd dat de wettelijke beperking van de stoornis als exclusief redengevende factor voor de
ontoerekeningsvatbaarheid te eng is  voor de rechter zou het (psychisch) onvermogen beslissend
moeten zijn, waardoor een overlap ontstaat tussen verschillende schulduitsluitingsgronden.

Waarheidsbevinding
De meeste strafzaken waarin PJ-rapportage plaatsvinden, dienen voor de meervoudige kamer van de
rechtbank (3 rechters) beoordeeld de zwaardere en ingewikkeldere zaken, waar de OvJ een
gevangenisstraf eist die langer is dan 12 maanden

3.1) Beslismodel van de rechter
De OvJ / rechter en of de betrokkene (diens advocaat) kunnen vragen om een PJ-onderzoek.
- Niet alle zaken komen terecht bij de rechter  sepot bij onvoldoende bewijs of als een strafbaar
feit te gering wordt geacht. (voorwaardelijke sepot (voorwaarden) en transactie (boete)).

In de zaken die wel bij de rechter komen volgt de rechter het stramien van artikelen 348 en 350 Sv.
- artikel 348 Sv  voorvragen  is de dagvaarding geldig (1), is de rechter bevoegd (2), is het OM
ontvankelijk (3) en kan de vervolging zonder schorsing worden doorgezet (4)
 formele vragen  ontkennend antwoord leidt tot een eindoordeel  geen inhoudelijke
behandeling door de rechter
- Artikel 350 Sv  hoofdvragen die volgen op de voorvragen
1. Kan het ten laste gelegde feit bewezen verklaard worden?
 Waarheidsbevinding  is er voldoende wettig en overtuigend bewijs voor een veroordeling?
 Oordeelt de rechter dat het ten laste gelegde feit niet bewezen verklaard kan worden dan volgt
vrijspraak, ook wanneer de opzet van de verdachte ontbreekt. Wel bewezen verklaard dan
volgt de volgende vraag.
2. Is het bewezenverklaarde strafbaar?

,  Staat het strafbare feit niet in het Wetboek van Strafrecht, of is er sprake van een
rechtvaardigingsgrond, dan ontslag van alle rechtsvervolging?
3. Is de verdachte strafbaar?  PJ-rapportage komt aan orde
 ontoerekeningsvatbaar of een andere schulduitsluitingsgrond  ontslag van alle
rechtsvervolging
Als alle vragen doorlopen zijn volgt de sanctieoplegging. Bij vrijspraak (ontslag van alle
rechtsvervolging) kan geen sanctie worden opgelegd, wel kan een maatregel worden opgelegd.

3.2 Ontkennende verdachten
Het ontkennen of geven van een eigen versie van het ten laste gelegde komt nog wel eens voor. 
lastige positie rapporteur omdat er een opdracht ligt tot rapportage en het geven van een advies over
het toerekenen en herhalingsgevaar.
- Bij ontkenners is het leggen van een relatie tussen stoornis en delict bijna niet mogelijk.
 enkel kan iets worden gezegd over hoe de uit de stoornis voortvloeiende functiestoornissen
een rol zouden kunnen hebben gespeeld in het tenlastegelegde.
- Rapporteren over ontkennende verdachten zou kunnen bijdragen aan de overtuiging van de rechter
dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, in bijzonder als geconcludeerd wordt dat de
onderzochte dit ontkent vanuit pathologie.

Het PJ-rapport wordt na afronding onderdeel vd strafstukken en de inhoud ervan kan bijdragen aan de
overtuiging van de rechter dat de verdachte het delict heeft begaan.
- Bij persoonsonderzoek, wordt gezien de vraagstelling gewerkt vanuit de hypothese dat de
verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
 bij een ontkennende of niet pratende verdachte over het tenlastegelegde zal de
gedragsdeskundige een neutrale positie moeten behouden en buiten de bewijsvoering blijven.

De rechter kan wel deskundigen inschakelen ivm de waarheidsbevinding  betrouwbaarheid
getuigenverklaring.

Bekennende verdachten
- beperkt verschillen tussen ontkennen en bekennen voor de PJ-onderzoeker voor beide geldt dat
er nog geen bewezenverklaring is.
 wel is de rapporteur meer terughoudender bij een ontkennende verdachte in het analyseren
van de relatie tussen stoornis en delict.
- Valkuil is het baseren van de stoornis op het tenlastegelegde.  de diagnostiek moet overeind
blijven als het tenlastegelegde niet bewezen wordt verklaard.

3.3 ontbreken van opzet
De wet vereist bij misdrijven dat ook opzet en de schuld (culpa) bewezen kan worden
- Opzet is cognitief ingevuld = het willen en weten, bewustheid van handelen en gevolg
 ontbreken van opzet in het geval van een zodanig ernstige geestelijke afwijking dat
aangenomen moet worden dat hij verstoken is van elk inzicht in de draagwijdte van zijn
gedragingen en de mogelijke gevolgen  inzichtcriterium
 in de regel staat een psychische stoornis niet in de weg aan bewijs van opzet
De PJ-rapporteur kan betrokken worden in de beoordeling van de aanwezigheid van opzet 
aanvullende vragen die feitelijk toezien op het inzichtcriterium.

3.4 procesonbekwaamheid
Artikel 15 Sv, lid 1: procesonbekwaamheid = indien de verdachte door zijn psychische stoornis etc
niet in staat is de strekking van de tegen hem ingestelde vervolging te begrijpen, schorst de rechter de
vervolging, in welke stand zij zich ook bevindt.
- Indien er later sprake is van herstel, wordt de schorsing opgeheven.

, Artikel 509 a Sv = verdachte is niet in staat om zijn eigen belangen te behartigen tijdens het proces 
procedure met compenserende maatregelen, bijv een advocaat.

4 Discussiepunten
Weigeraars, wie stelt de stoornis vast?
- nemo tenetur beginsel = niemand is gehouden bewijs te leveren tegen zichzelf en niemand kan
worden gedwongen om aan zijn eigen veroordeling mee te werken.
- Beroepsgeheim Wgbo  zonder toestemming verdachte geen inzicht in medische zorggegevens.
Redenen om te weigeren  rechtspositie beschermen, heeft het tenlastegelegde niet gepleegd, privacy
overwegingen, vrees voor een tbs-oplegging.

De PJ-rapporteur beantwoord de vragen van de opdrachtgever voor zover dat haalbaar is met de
verzamelde informatie. De opdrachtgever moet deze bevindingen wegen in de strafzaak.
- De rechter, heeft de mogelijkheid om eigenstandig een stoornis vast stellen op grond van de
beschikbare informatie.  deze stoornis hoeft niet gespecificeerd te worden.
Er is echter discussie over de wenselijkheid van het zelfstandig vaststellen van stoornissen door
rechters.  geen gedragskundige expertise.

Ontoerekenbaarheid = gebrek aan operationalisatie van het begrip toerekeningsvatbaarheid
Rechters gebruiken in de praktijk verschillende criteria voor het bepalen van de toerekenbaarheid van
de verdachte  problematisch vanuit het oogpunt van rechtsgelijkheid.
- Er wordt gepleit voor een juridisch criterium bestaande uit twee componenten
 Wist verdachte dat het wederrechtelijk was en kon verdachte naar dat inzicht handelen (had
hij controle over het gedrag)  overeenkomstig met de Model Penal Code.

Retrospectief oordelen
Is het mogelijk om uitspraken te doen over de toerekenbaarheid van een verdachte terwijl dit een
oordeel betreft over een psychische toestand in het verleden?
- vrijwel onmogelijk om de causale relatie tussen de psychische toestand en het tenlastegelegde te
bepalen.
Argumenten daar tegenin
- Bij strafrechtelijke begrippen zoals opzet, schuld en roekeloosheid wordt een oordeel gedaan over
het verleden.  de core business van het strafrecht is om naar het verleden te kijken
- Psychiaters doen ook in ander verband buiten de PJ-rapportage uitspraken over psychische
ontregelingen in het verleden.

Juridisch begrip  moeten gedragsdeskundigen wel een uitspraak doen over toerekenbaarheid?
- Hebben gedragsdeskundigen wel de expertise om te beoordelen over iemands toerekenbaarheid en
is dit niet aan de rechter, zoals bij de andere strafuitsluitingsgronden.
- Er wordt gepleit voor functionele diagnostiek  de rechter wordt enkel voorgelicht in termen van
relevante psychische (dis)functies en hun invloed op de totstandkoming van het tenlastegelegde en
de gedragsdeskundige onthoudt zich van een oordeel over de toerekenbaarheid.

Stoornis en gevaar = herbezinning plaats van de stoornis in het strafrecht?
De stoornis speelt een rol bij de inschatting van gevaar (beveiliging), Echter een psychische stoornis
draagt in het algemeen slechts beperkt bij aan het risico op recidive en gevaar.
- Is het dan wel gerechtvaardigd dat tbs slechts kan worden opgelegd aan mensen die ten tijde van
het delict een psychische stoornis hadden.
 Andere factoren dan alleen de stoornis moeten worden betrokken bij risico-inschattingen en
de oplegging van tbs.

Hoofdstuk 2 – het deskundigenonderzoek
Gedragskundig onderzoek worden het binnen het strafrecht jaarlijks in ongeveer 2700 zaken ingezet.
in de meerderheid van deze zaken vindt ambulant onderzoek plaats, in gemiddeld 225 zaken in het
PBC.

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller sariroos. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $8.73. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

61231 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 15 years now

Start selling
$8.73
  • (0)
Add to cart
Added