Volledige en uitgebreide samenvatting van het vak biologische psychologie 2. Handboek, lesnotities, powerpoint,... zijn er in verwerkt! Verduidelijkt met afbeeldingen.
BIOLOGICAL AND COGNITIVE PSYCHOLOGY: all lecture notes summarized (including pictures and examples)
Summary Biological Psychology, everything you need to know.
Extensive notes of the lectures and book (12th edition) Biological psychology
All for this textbook (14)
Written for
Vrije Universiteit Brussel (VUB)
Psychologie
Biologische psychologie 2
All documents for this subject (18)
9
reviews
By: aliciamichaux • 2 year ago
By: liencarpels • 3 year ago
Translated by Google
After going through 4 other summaries, I bought them. This summary describes everything tremendously well & understandably. Everything discussed during classes is in this, so even taking notes isn't really necessary anymore.
By: zoederiemaeker • 3 year ago
By: julesjoukes • 3 year ago
By: pandoravandamme • 3 year ago
By: ilsecallebaut • 3 year ago
By: manonmatthys • 3 year ago
Show more reviews
Seller
Follow
amkeweyens
Reviews received
Content preview
Biologische psychologie II (B2, S2)
HOOFDSTUK 1: Inleiding
1. Biologische psychologie II: wat en waarom?
➔ Inleidende casus: Peter is 60 jaar. Hij is gelukkig met zijn vrouw, heeft een bureaujob.
Opeens kijkt hij porno, heeft hij gedachten over het vermoorden van zijn
kleinkinderen,...
➔ Verklaring: hij had een tumor. Nadat die was weggenomen, werd hij weer de oude.
Hersenletsel kan dus zorgen voor persoonlijkheidsverandering.
➔ Locatie van hersenschade bepaalt op welke manier de persoonlijkheid verandert.
➔ Casus: letsel aan de frontale lobben (= frontale laesie). Dit zorgt voor
hyperseksualiteit en decorumverlies (=de remming van het gedrag valt weg).
➔ Schade aan andere lobben kan er bv. voor zorgen dat iemand juist rigide en
obsessief-compulsief wordt.
2. Verbondenheid
2.1. Verbondenheid van lichaam en psyche
➔ Lichaam en geest beïnvloeden elkaar wederzijds!
➔ Ooit sterven we (dus: ons lichaam stopt met werken). Wat gebeurt er dan met onze
ziel als deze zo sterk samenhangen? Het antwoord hierop hangt af van de vraag / je
geloof of psyche los staat van het lichamelijke of of dat de psyche het gevolg is van
lichamelijke processen.
2.1.1 Invloed lichaam op psyche
➔ Welke veranderingen in de psyche kunnen teweeggebracht worden door
veranderingen in het lichaam?
➔ Invloed op waarneming: Eén tiende van de massa van een zandkorrel
lysergeenzuurdi-ethylamide (LSD) brengt visuele hallucinaties teweeg bij de meeste
mensen; andere substanties kunnen slaap teweeg brengen, honger veroorzaken, of
zorgen dat we geen pijn voelen => de hoeveelheid LSD die je moet nemen om deze
effecten te verkrijgen hangen af van je gewicht en de gevolgen van LSD nemen
kunnen we goed voorspellen.
➔ Invloed op persoonlijkheid: Schade aan welbepaalde delen van de hersenen kan je
persoonlijkheid ingrijpend veranderen, vb. leiden tot ontremd gedrag
(hyperseksualiteit), of je apathisch doen reageren (vb. op pijn). De psychische
effecten van hersenschade hangen op systematische wijze samen met o.m. de locus.
1
, ➔ Invloed op beslissingen en ethiek/ethische dilemma’s: TMS (= transcraniële
magnetische stimulatie = het geven van magnetische impulsen in een bepaald deel van
het brein) van de DLPFC verhoogt de kans op utilitaire responsen (= keuzes die je
maakt met een nuchtere kijk op de wereld) in morele dilemma’s
➢ Moreel dilemma: er komt een trein aan. Als je niks doet, rijdt deze 5 mensen
omver. Als je aan de hendel trekt, rijd je maar 1 persoon omver (die normaal
niet omver zou gereden worden).
➢ Utilitaire respons zou hier zijn: trekken aan de hendel want dan rijden we maar
1 persoon omver en geen 5. Veel mensen zouden niet interveniëren omdat ze
dan écht verantwoordelijk zijn voor de dood van die ene, de dood van die 5 is
niet hun schuld.
➢ Als we TMS doen tijdens dit dilemma, maken mensen meer utilitaire keuzes.
2.1.2 Invloed van psyche op lichaam
➔ Video slide 10 + 11: wat we zien is het resultaat van een computerprogramma dat
enkel herseninfo krijgt van iemand die onder de scanner ligt en ondertussen naar een
filmpje kijkt. Met een algoritme kunnen we adhv de cerebrale activiteit dit beeld
construeren => het beeld dat we hier zien wordt geconstrueerd adhv activatie van de
visuele context => we kunnen met de pc reconstrueren wat we denken adhv onze
hersenactivatie.
➔ Werking: Je laat de proefpersoon naar heel veel beelden kijken (stilstaand/bewegend).
Op dit moment weet de computer wat jij ziet én welke delen van de hersenen
geactiveerd zijn => het algoritme gaat het verband tussen deze 2 zaken leren. Naar
hoe meer beelden je de persoon laat kijken onder de scanner, hoe accurater het
algoritme zal worden. Eens het algoritme opgesteld is kan je die persoon in de scanner
steken en laten kijken naar objecten die men niet eerder heeft gezien in de leerfase,
maar kan het toch vrij accuraat weergeven wat u gezien heeft.
2
, ➔ Belangrijk: je moet voor iedere persoon een ander algoritme maken, als voor iemand
anders een algoritme opgesteld is, en ik ga onder de scanner liggen gaat dit niks
accuraat kunnen voorspellen, het algoritme moet de link leren leggen tussen wat je
ziet en welke gebieden bij jou specifiek beginnen werken!
➔ Dit soort technologie kan ondertussen gebruikt worden om:
➢ Uit te maken of u kijkt naar een schilderij van Dali of Picasso: men toont 2
schilderijen (één van Dali, één van picasso). Adhv hersenactiviteit weten onze
hersenen vrij nauwkeurig welk schilderij van Dali is en het welke van Picasso.
Er moet wel eerst een algoritme opgesteld zijn voor schilderijen van Dali en
Picasso!
➢ Visuele verbeelding zichtbaar te maken: We tonen eerst een foto van een
groen kruis. Dan halen we het groen kruis weg (er is dus geen stimulus meer!).
Dan vragen we om het groen kruis weer op te halen uit het geheugen. Rechts
is wat het algoritme er van maakt. Zelfs als de stimulus er niet meer is en je
dus niks meer ziet, kan het algoritme bepalen welke vorm je je probeert voor
te stellen.
➢ Te voorspellen of u net voor u gewekt werd aan het dromen was van een auto
of een stoel => men kan met deze techniek de inhoud van dromen analyseren.
2.1.3 conclusie
➔ Lichaam en psyche beïnvloeden elkaar wederzijds: het verband loopt in 2 richtingen
en is echt wel sterk.
➔ Meeste onderzoekers binnen biologische psychologie nemen de monistische visie aan:
er is geen onderscheid tussen lichaam en ziel
3
,2.2. Verwevenheid binnen het organisme
➔ Alle subsystemen van het lichaam werken samen:
➢ Hormonaal
➢ Spijsvertering
➢ Cardiovasculair
➢ Neuraal
➢ …
=> Deze subsystemen werken zo sterk samen dat de grens ertussen arbitrair is (bv.
waar stopt het zenuwstelsel en waar begint het spierstelsel? Alle contracties van de
spieren worden nl aangedreven door het zenuwstelsel).
=> En deze systemen hangen ook verwant samen met ons gedrag!
➔ Deze verwevenheid is de reden dat wij op de VUB spreken van biologische
psychologie. Vaker wordt gesproken over gedragsneurowetenschappen. Wij
bespreken niet alleen de neuronen, maar heel het lijf/organisme.
➔ Wat is moe zijn?
➢ Is het iets psychisch of fysiek?
➢ Vaak maken we geen onderscheid tussen het psychische en het fysieke in het
dagelijks leven.
➢ Zie illustratie: deze toont aan dat een belangrijk psychologische fenomeen als
slaap zeer sterk samenhangt met biologische parameters als lichaamsgewicht.
➔ Illustratie (grafiek hieronder):
➢ Links: vleeseters, rechts: planteneters.
➢ X-as: het modale gewicht van het dier, Y-as: hoeveel uur slaap het dier
gemiddeld nodig heeft per dag.
➢ Er is niet zo een groot verband bij vleeseters.
➢ Sterk significant verband bij planteneters: hoe meer het dier weegt, hoe minder
hij slaapt. Een kleiner dier heeft nl relatief gesproken veel meer
contact/grenzen met de buitenwereld dus verliest relatief gezien meer warmte
en is minder efficiënt. Een groot dier heeft relatief gezien minder grenzen met
de buitenwereld en kan warmte goed bijhouden => slaap is een
conservatieprincipe.
➢ Verschil tussen planteneters en vleeseters: vlees is calorierijk dus de dieren
moeten minder tijd besteden aan eten op een dag. Planteneters moeten
urenlang eten omdat er in gras bv. niet veel calorieën zitten.
4
,2.3. Verwevenheid binnen het zenuwstelsel
➔ De verbondenheid van het ZS is een noodzakelijke voorwaarde voor het functioneren
hiervan. (Zie de 2 voorbeelden).
➔ Vb1: Hubel en Wiesel (1959):
➢ Men implanteert een elektrode in de visuele cortex van katten.
Men bekeek 1 specifiek neuron.
➢ Men kon perfect voorspellen op welke stimuli dat specifieke
neuron zou gaan vuren. Het neuron op de foto blijkt gevoelig te
zijn voor stimuli met een verticale rotatie, niet voor stimuli met
een andere rotatie.
➢ Individueel neuron in de visuele cortex is selectief sensitief
voor een bepaalde oriëntatie van een lijnstuk (hier: verticaal).
➢ Enkel bij een (ong.) verticaal lijnstuk gaat dit neuron vuren.
➢ Een neuron:
➔ ‘Ziet’ geen oriëntatie.
➔ Kan dit patroon enkel vertonen als onderdeel van een netwerk: dit
begint ter hoogte van ons netvlies (hier detecteren cellen lichtinval),
dan is er een hele verwerkingsketen. Ergens in die keten zit dit neuron
dat enkel gaat vuren bij verticale streepjes (niet bij horizontale).
➔ Het hele netwerk is dus noodzakelijk om het neuron te doen vuren
want het kan zelf niet zien! => verwevenheid is essentieel!
➔ Vb 2: verwevenheid tussen het waarnemen van handelingen en uitvoeren van
handelingen (spiegelneuronen).
➢ Spiegelneuronen: neuronen die betrokken zijn bij het uitvoeren van een
handeling (bv. knijpen in een spons) vertonen een heel grote overlap met de
neuronen die actief zijn wanneer we iemand een handeling zien uitvoeren (bv.
zien hoe iemand in een spons knijpt)
➢ Het waarnemen van iemand die knijpt en zelf knijpen berust grotendeels op
dezelfde delen van de hersenen.
5
,2.4. Verbondenheid tussen organisme en omgeving: biologie
➔ Biologie: organisme is een open systeem!
➢ Open systeem = uitwisseling van materie en energie met de omgeving.
➢ Bv: uw zintuigen berusten hierop:
➔ Chemische zintuigen: berusten op het tot zich nemen van materie die
zich buiten u bevindt, die je naar binnen haalt en die bij jou
waarneming teweeg brengt (bv. smaak).
➔ Energetisch zintuigen: detectie van energie (bv. horen = het
detecteren van vibraties in de lucht).
➢ Toepassing: blauw licht heeft invloed op specifieke gevoelige cellen => heeft
invloed op slaap-waak ritme.
➔ Blauw licht wordt door specifieke receptorcellen in de retina
opgevangen en direct doorgestuurd naar een deel van de hersenen dat
cruciaal is voor ons slaap-waakgedrag
➔ Er zijn apps die het gehalte blauw licht dat uw gsm/laptop uitstraalt
verandert zodat je de hoeveelheid blauw licht binnen krijgt die je
normaal binnen zou krijgen als je continu buiten zou leven. Hierdoor
verbetert onze slaap.
➔ Onze slaap verbetert als we ‘s avonds niet naar blauw licht kijken
omdat dit ons brein een signaal geeft dat het dag is en dat we wakker
moeten zijn. Daarom raken we vaak niet in slaap.
➔ Omgeving is veranderlijk: we worden ook beïnvloed door de veranderlijke elementen
van de omgeving:
➢ Natuurlijke slaapcyclus: als je iemand in een volledig donkere kamer steekt,
gaat die een dag-nacht cyclus aannemen van iets meer dan 24u. Dit is de tijd
die de aarde nodig heeft om rond zijn as te draaien. Als we op een andere
planeet hadden geleefd, hadden we geen 24u cyclus.
➢ Mensen die in polaire regio’s leven (bv. Finland) hebben vaak
slaapproblemen omdat het daar op bepaalde momenten 24u donker is. Veel
mechanismen in ons lichaam baseren zich op licht en slaan dan tilt.
➢ Cerebraal hypometabolisme in de Andes (3700 km hoogte). Er is daar veel
minder zuurstof in de lucht. De bewoners daar kunnen met veel minder
zuurstof in hun hersenen doen wat wij kunnen. Als wij naar de Andes gaan zal
ons geheugen bv. heel slecht zijn hun hersenen zijn zo geëvolueerd om met
heel weinig zuurstof processen uit te kunnen voeren waar anderen meer
zuurstof voor nodig hebben.
6
,2.5. Verbondenheid tussen organisme van nu en omgeving van gisteren
➔ Organisme is opgebouwd uit cellen, gebouwd volgens een genetisch plan.
➔ Deze genen worden overgeërfd.
➔ Bouwplannen die leiden tot betere overlevingskansen in een bepaalde omgeving
komen vaker voor (natuurlijke selectie).
➔ Proces loopt soms achter op de actualiteit: de omstandigheden veranderen heel snel.
Aangepaste genen worden doorgegeven maar dit gebeurt niet zo snel als de omgeving
verandert (bv. wijsheidstanden: ze zijn aan het verdwijnen maar de functie hiervan is
al lang niet meer nodig).
➔ Voorbeeld: verslaafd aan vet: we zijn gevoelig voor vettig eten. Dit is nu niet meer
nuttig, maar vroeger wel!
➢ Experiment: we geven een rat vettig eten. Ze raken hier zeer makkelijk aan
verslaafd. Elke keer als ze dan nog eens vettig willen eten, krijgen ze een
shock. Toch blijven ze het doen. Mensen doen dit ook.
➢ Reden is evolutionair/adaptief: bij schaarste is vettig eten een jackpot, het
zorgt voor een soort batterij waar we lang mee verder kunnen. Als er een
strenge winter was overleefden enkel de mensen die vettige dingen aten onze
hersenen worden erdoor geprikkeld!
7
, HOOFDSTUK 2: Onderzoeksmethoden
- Overzicht:
➔ Beïnvloeden van functies: als ik iets verander in het lichaam (het brein), wat gebeurt
er dan met de psyche?
➔ Observeren van de structuur van het zenuwstelsel .
➔ Observeren van activiteit van het zenuwstelsel.
1. Beïnvloeden van functies
1.1. Laesie-studies
➔ Bestuderen van natuurlijk voorkomend letsel en gedrag:
➢ We bestuderen mensen die schade hebben opgelopen aan hun ZS, dan
bekijken we de impact daarvan op hun gedrag.
➢ We brengen de lichamelijke verandering niet zelf aan => we kunnen enkel
uitspraken doen over correlaties, niet over causaliteit. Dan zouden we het ZS
doelgericht moeten beschadigen.
➔ Vb. 1861 Louis Victor Leborgne, bijnaam “tan”
➢ Normaal intelligent.
➢ Had verbaal begrip => snapte perfect wat er gezegd/gevraagd werd.
➢ MAAR: kon alleen “tan” zeggen.
➔ Broca kon obv dissectie van Leborgnes brein en gelijkaardige gevallen een sterke
correlatie aantonen tussen:
➢ “Expressieve afasie”: het selectief onvermogen om zich verbaal uit te
drukken bij gepreserveerd (= behouden) verbaal begrip.
➢ En schade aan de linker anterieure hersenhelft (= zone van Broca).
➢ Dus Broca’s afasie = het onvermogen om zich verbaal uit te drukken, hoewel
er wel nog taalbegrip is.
8
The benefits of buying summaries with Stuvia:
Guaranteed quality through customer reviews
Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.
Quick and easy check-out
You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.
Focus on what matters
Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!
Frequently asked questions
What do I get when I buy this document?
You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.
Satisfaction guarantee: how does it work?
Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.
Who am I buying these notes from?
Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller amkeweyens. Stuvia facilitates payment to the seller.
Will I be stuck with a subscription?
No, you only buy these notes for $8.65. You're not tied to anything after your purchase.