100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Verplichte arresten 2019/2020 Burgerlijk recht 2 $3.80   Add to cart

Judgments

Verplichte arresten 2019/2020 Burgerlijk recht 2

1 review
 40 views  6 purchases
  • Course
  • Institution

Uitwerking van alle verplichte arresten voor het vak Burgerlijk recht 2. Recent bijgewerkt volgens 2019/2020

Preview 8 out of 37  pages

  • May 3, 2020
  • 37
  • 2019/2020
  • Judgments
  • Unknown

1  review

review-writer-avatar

By: yasminahamdoui • 4 year ago

avatar-seller
Verplichte arresten Burgerlijk Recht 2
2019/2020

Rijksuniversiteit Groningen

,Inhoud
College 2: Algemene voorwaarden.........................................................................................................4
Bramer/Hofman (HR 14-06-2002, NJ 2003, 112)................................................................................4
College 3: Nakoming/niet-nakoming in het algemeen, toerekening en non-conformiteit.....................5
Oerlemans/ Driessen (HR 27-04-2001, RvdW 2001, 96).....................................................................5
Brok/Huberts (HR 09-01-1998, NJ 1998, 272).....................................................................................5
Geldnet/Kwantum (HR 14-06-2002, ECLI:NL:HR:2002:AE0657).........................................................6
Matatag/De Schelde (HR 31-12-1993, NJ 1995, 389).........................................................................7
College 4: Ingebrekestelling vereist? Andere aspecten van afdeling 6.1.9.............................................8
Kinheim/Pelders (HR 04-02-2000, NJ 2000, 258)................................................................................8
Schwarz/Gnjatovic (HR 11-01-2002, NJ 2003, 255)............................................................................8
Endlich/Bouwmachines (HR 22-10-2004, NJ 2006, 597).....................................................................9
College 5: Ontbinding en opschorting..................................................................................................10
Woningstichting Eigen Haard (HR 28-09-2018, ECLI:NL:HR:2018:1810)...........................................10
College 6: Verjaring, rechtsverwerking en afstand...............................................................................11
BASF Drukinkt/Rensink (HR 24-01-2003, NJ 2003, 300)....................................................................11
Saelman/Academisch ziekenhuis VU (HR 31-10-2003, NJ 2006, 112)...............................................12
College 7: Rechtsgevolgen van de overeenkomst ten aanzien van partijen.........................................14
Pensioenfonds DSM/Fox (HR 20-02-2004, NJ 2005, 493).................................................................14
Eindhoven/Allianz (HR 12-01-2007, NJ 2007, 371)...........................................................................15
College 8: Overdracht, (voorwaardelijke) titel, beschikkingsbevoegdheid en levering........................16
Keereweer/Sogelease (HR 19-05-1995, NJ 1996, 119).....................................................................16
Hoogovens/Matex (HR 29-06-1979, NJ 1980, 133)...........................................................................17
Rabobank/Reuser (HR 03-06-2016, ECLI:NL:HR:2016:1046, NJ 2016/290).......................................18
College 9: Levering registergoederen en derdenbescherming.............................................................19
Kamsteeg/Lisser (HR 22-10-2010, LJN BM8933; NJ 2011, 111)........................................................19
Eelder Woningbouw/Van Kammen c.s. (HR 08-12-2000, NJ 2001, 350)...........................................20
Hoorcollege 10: Levering roerende zaken (bij voorbaat) en derdenbescherming................................21
Lease Plan Nederland/IBM (HR 01-05-1987, NJ 1888, 852)..............................................................21
Hoorcollege 11: Levering vorderingen op naam (bij voorbaat) en derdenbescherming......................22
WUH-Emmerig q.q. (HR 30-01-1987, NJ 1987, 530).........................................................................22
De Liser de Morsain/Rabobank (HR 16-05-2003, NJ 2004, 183).......................................................23
Coface Finanz/Intergamme (HR 21-03-2014, ECLI:NL:HR:2014:682)................................................24
Hoorcollege 12: Gemeenschap.............................................................................................................25
Van der Star Beuving (HR 12-07-2013, NJ 2013, 490).......................................................................25


2

, Betwiste gemeenschappelijke grond (HR 22-05-2015, NJ 2015, 335)..............................................26
Hoorcollege 13: Natrekking, zaaksvorming en (oneigenlijke) vermenging...........................................27
Texeira De Mattos (HR 12-01-1968, NJ 1968, 274)...........................................................................27
Breda/Antonius (HR 05-10-1990, NJ 1992, 226)...............................................................................28
Dépex/Curatoren van Bergel e.a. (HR 15-11-1991, NJ 1993, 316)....................................................29
Hollander's Kuikenbroederij (HR 24-03-1995, NJ 1996, 158)............................................................30
Portacabin (HR 31-10-1997, NJ 1998, 97).........................................................................................31
Glencore/NBM e.a (HR 14-08-2015, ECLI:NL:HR:2015:2192)...........................................................32
Hoorcollege 14: Verjaring en bezit.......................................................................................................33
Rodewijk/Bouwman (HR 05-02-2010, LJN BK6588; NJ 2010/294)....................................................33
Muller/Hoogheemraadschap (HR 09-09-2011, NJ 2012, 312)..........................................................34
Gemeente Arnhem/Westendorp (HR 04-09-2015, NJ 2016/309).....................................................35
Vogelzang/Gemeente Landgraaf (HR 18-09-2015, NJ 2016/78).......................................................36
Gemeente Heusden/M. c.s. (HR 24-02-2017, RvdW 2017/298).......................................................37




3

,College 2: Algemene voorwaarden
Bramer/Hofman (HR 14-06-2002, NJ 2003, 112)
Feiten
Hofman is in mei 1995 met Bramer overeengekomen dat Bramer aan haar een nog te bouwen
panelenpers met in- en uitvoertransport zou leveren voor ƒ140000,- excl. BTW, conform Bramers
opdrachtbevestiging van 23 mei 1995. Partijen zijn een betalingsregeling overeengekomen en de
panelenpers is in juli 1996 geleverd.

Hofman heef de pers vervolgens verhuurd aan Colpro. Bramer heeft aan Hofman naast de
overeengekomen ƒ140000,- excl. BTW nog op 7 en 24 december 1996 meerwerk in rekening gebracht
voor een bedrag van ƒ26165, 65 onderscheidenlijk ƒ12328, 34. Tevens heeft Bramer Colpro enkele
facturen toegestuurd. Colpro heeft op deze facturen ƒ37913, 64 onbetaald gelaten.

In een brief van 8 januari 1997 heeft Hofman aan Bramer een storingsmelding van 7 januari 1997
bevestigd en Bramer in gebreke gesteld en hem gesommeerd de storing te verhelpen. Bramer heeft
zich bij brief van 10 januari 1997 beroepen op een opschortingsrecht in zijn algemene voorwaarden en
Hofman meegedeeld dat hij pas weer storingen zou verhelpen als Colpro de openstaande rekeningen
betaalt. In het kader van een begin 1997 tussen partijen gevoerd kort geding heeft onderzoek door een
deskundige plaatsgevonden. Colpro heeft de machine naar een ander gebouw verhuisd. Bramer wil nu
de openstaande rekeningen voldaan zien, maar Hofman en Colpro vinden dat zij die rekeningen niet
hoeven voldoen en vorderen in reconventie schadevergoeding van Bramer voor de schade die Colpro
lijdt door het niet goed functioneren van de machine. De rechtsvraag is of op art. 6:233 sub a BW en
art. 6:248 lid 2 BW naast elkaar een beroep kan worden gedaan.

Rechtbank en Hof
De Rechtbank heeft de vordering in conventie toegewezen en de vordering in reconventie afgewezen.
Het Hof heeft het beroep van Bramer op zijn algemene voorwaarden, inhoudende dat deze aan het
beroep op verrekening en opschorting in de weg staan, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid
onaanvaardbaar geacht. Het Hof heeft daartoe onder andere overwogen dat bedingen als de
onderhavige in het geval van gebruik tegenover consumenten door art. 6:236 BW aanhef en onder c
als onredelijk bezwarend worden aangemerkt. Ook neemt het Hof in aanmerking dat het een beding in
algemene voorwaarden betreft waarover door partijen kennelijk niet afzonderlijk is onderhandeld en
dat de bedoelde onvolkomenheden niet van ondergeschikte aard zijn. Aan dit oordeel kan niet afdoen
dat partijen beide ondernemer zijn en de onderhavige overeenkomst in het kader van het zakelijk
verkeer tussen hun ondernemingen is gesloten. Het Hof heeft het vonnis van de Rechtbank vernietigd
en in conventie de vordering afgewezen en in reconventie de vordering toegewezen. Het
cassatiemiddel keert zich tegen de toetsing van het Hof van de algemene voorwaarden aan de
redelijkheid en billijkheid. Volgens klager hadden de voorwaarden namelijk moeten worden getoetst
aan art. 6:233, aanhef en onder a BW.

Hoge Raad
De Hoge Raad overweegt dat cumulatie van art. 6:233 sub a BW en art. 6:248 lid 2 BW niet mogelijk
is, maar stelt dat de gerechtigde de keuze heeft te bepalen op welk artikel hij zich beroepen wil.

Het verschil in rechtsgevolgen tussen de twee artikelen, art. 6:233 sub a BW levert nietigheid van het
beding op, art. 6:248 lid 2 BW het niet van toepassing zijn van het beding, staat niet aan die
keuzemogelijkheid in de weg, nu dit verschil voor de gebruiker van algemene voorwaarden niet tot
een onaanvaardbaar resultaat leidt. De Hoge Raad verwerpt het principale beroep en veroordeelt
Bramer in de kosten van het geding in cassatie.

Conclusie



4

,Cumulatie van art. 6:233 sub a BW en art. 6:248 lid2 BW is niet mogelijk, maar de gerechtigde heeft
de keuze te bepalen op welk artikel hij zich wil beroepen. De Hoge Raad verwerpt het principale
beroep.
College 3: Nakoming/niet-nakoming in het algemeen, toerekening en
non-conformiteit
Oerlemans/ Driessen (HR 27-04-2001, RvdW 2001, 96)
Casus
Driessen exploiteert een rozenkwekerij. Hij heeft van Oerlemans een meststof gekocht en geleverd
gekregen. Dit heeft hij toegediend aan zijn rozenplanten waarna de groei van de planten sterk
terugliep. Vervolgens heeft Driessen een vordering tegen Oerlemans ingesteld, met de grondslag dat
Oerlemans jegens haar wanprestatie dan wel een onrechtmatige daad gepleegd heeft door een meststof
te leveren die herbicide bevatte waardoor ernstige schade is ontstaan.

Hoge Raad
Als uitgangspunt geldt dat de meststof niet aan de overeenkomst beantwoordde. Er is dus sprake van
een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst, die op grond van art. 6:74 BW tot
schadevergoeding verplicht, tenzij de tekortkoming niet aan de schuldenaar kan worden toegerekend.
Oerlemans heeft het product niet zelf geproduceerd, het gaat om een gebrek dat geheel buiten haar
toedoen is ontstaan en dat zij kende noch behoorde te kennen.

De tekortkoming is dus niet aan haar schuld te wijten en deze komt ook niet krachtens de wet of
rechtshandeling voor haar rekening. De vraag of de tekortkoming aan Oerlemans moet worden
toegerekend, moet dus aan de hand van verkeersopvattingen worden opgelost (art. 6:75 BW).

De verkeersopvattingen brengen mee dat een tekortkoming bestaande in een gebrek van een verkocht
product in beginsel voor rekening van de verkoper komt, ook als deze het gebrek niet kende of
behoorde te kennen. Dit is slechts anders in het geval van bijzondere omstandigheden. Deze mogen
echter niet snel worden aangenomen.



Brok/Huberts (HR 09-01-1998, NJ 1998, 272)
Feiten
Huberts koopt van Brok een twee maanden oude rashond voor fl. 900,-. De hond lijdt aan
heupdysplasie. Dit is grotendeels een erfelijke aandoening. Dit blijkt echter niet uit de stamboom die
Brok aan Huberts getoond heeft tijdens het sluiten van de koopovereenkomst. Huberts laat de hond
opereren (fl. 3000,-) en wil deze kosten vergoed krijgen van Brok. De vordering wordt gebaseerd op
het non-conformiteitsvereiste van art. 7:17 jo. 6:74 BW.

Hoge Raad
Art. 7:17 BW biedt geen basis voor schadevergoeding. De vereisten van art. 6:74 BW, het artikel dat
wel basis voor schadevergoeding biedt, zijn:
- Tekortkoming in de nakoming van de verbintenis
- Toerekenbaarheid van de tekortkoming aan de schuldenaar
Bij non- conformiteit is altijd sprake van tekortkoming, dus er is voldaan aan het eerste vereiste. Het
tweede vereiste is echter niet meegenomen in de beoordeling. Daarom vernietigt de HR het arrest. De
tekortkoming kan de schuldenaar worden toegerekend op grond van:
- Schuld
- Risico, krachtens wet, rechtshandeling of verkeersopvattingen




5

,Geldnet/Kwantum (HR 14-06-2002, ECLI:NL:HR:2002:AE0657)
Onderwerp
Aansprakelijkheid voor hulppersonen. Art. 6:76 BW

Casus
Geldnet heeft zich bij een in 1990 gesloten overeenkomst verbonden meerdere malen per week geld
over de weg te vervoeren vanaf een aantal filialen van Kwantum naar een geldtelcentrale van de bank.
Op vrijdag 22 september 1995 heeft Geldnet bij een viertal filialen gelden opgehaald en die tijdelijk
opgeslagen in haar eigen depot. De volgende dag zijn die gelden gestolen bij een gewapende
roofoverval die mede was beraamd en mede werd uitgevoerd door een medewerker van Geldnet
(hierna G. te noemen). In de onderhavige procedure verwijt Kwantum Geldnet wanprestatie te hebben
gepleegd en zij vordert op die grond schadevergoeding. Geldnet beroept zich op overmacht in de zin
van art. 8:1098 BW en op het feit dat G. niet als hulppersoon in de zin van art. 6:76 BW is te
beschouwen. De rechtsvraag is nu of G. kan worden aangemerkt als hulppersoon van Geldnet in de zin
van art. 6:76 BW.

Rechtbank en hof
De rechtbank heeft overwogen dat Geldnet goede argumenten heeft aangedragen om te concluderen
dat G. op het moment van de overval niet als hulppersoon kon worden aangemerkt nu niet valt in te
zien dat de gedragingen van G. bij de overval strekten ter uitvoering van de vervoerovereenkomst. De
rechtbank heeft dit geschilpunt verder buiten beschouwing gelaten, het beroep op overmacht van
Geldnet verworpen en Geldnet veroordeeld tot betaling van ƒ11,72, vermeerderd met de wettelijke
rente. Het meer of anders gevorderde heeft de rechtbank afgewezen. Het hof heeft bepaald dat G. moet
worden aangemerkt als hulppersoon van Geldnet en heeft het beroep op overmacht van Geldnet
verworpen. De overwegingen daarbij zijn dat een redelijke uitleg van art. 6:76 meebrengt, dat als
personen van wier hulp Geldnet bij de uitvoering van de overeenkomst gebruikmaakt niet slechts
moeten worden aangemerkt personen die rechtstreeks betrokken zijn bij de bewaring van de
opgehaalde gelden, maar ook personen, zoals G., die uit hoofde van hun functie bij Geldnet toegang
hebben tot het depot en wier gedragingen vervolgens van invloed kunnen zijn op de mogelijkheid van
Geldnet de haar toevertrouwde gelden verder te vervoeren. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank
bekrachtigd. Het cassatiemiddel richt zich tegen het oordeel van het hof dat G. als hulppersoon van
Kwantum moet worden aangemerkt.

Hoge Raad
De Hoge Raad overweegt dat de verbintenis van Geldnet strekte tot vervoer en opslag van geld van
Kwantum en bij de uitvoering van de verbintenis heeft Geldnet G. niet ingeschakeld. Dat G. als lid van
het personeel van Geldnet wel door Geldnet werd ingeschakeld voor de uitvoering van andere
verbintenissen en uit dien hoofde toegang had tot het depot van Geldnet maakt dat niet anders. Mede
gelet op de totstandkomingsgeschiedenis van art. 6:76 BW, moet de kring van personen waarop die
bepaling betrekking heeft niet ruim worden getrokken en bestaat - overeenkomstig de tekst- alleen
aansprakelijkheid op grond van die bepaling voor personen die worden ingeschakeld bij de uitvoering
van de verbintenis ten aanzien waarvan de aansprakelijkheid in het geding is. Het hof heeft dan ook
blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting. De Hoge Raad heeft het arrest van het hof vernietigd
en het geding verwezen naar het hof te 's Gravenhage en het heeft Kwantum veroordeeld in de kosten
van het geding in cassatie.

Conclusie
G. was niet aan te merken als hulppersoon van Kwantum in de zin van art. 6:76 BW, omdat hij niet
was ingeschakeld bij de uitvoering van de verbintenis ten aanzien waarvan de aansprakelijkheid in het
geding was. Het arrest van het hof werd dus vernietigd.

6

,Matatag/De Schelde (HR 31-12-1993, NJ 1995, 389)
Casus
Een Filippijnse scheepsrederij, Matatag, geeft in april 1988 aan De Schelde opdracht om bepaalde
reparatiewerkzaamheden uit te voeren. In deze rechtsverhouding zijn de Cebosinevoorwaarden van
toepassing. De werkzaamheden, die door De Schelde worden uitbesteed aan SKS Piping, worden
echter niet goed uitgevoerd. Een van de gebreken die later worden ontdekt is o.m. lekkage bij de flens,
dat is veroorzaakt doordat de leidingen (ter controle) na de reparatie zelf niet waren afgeperst. In ieder
geval is hierdoor schade aan de lading ontstaan waarvan Matatag nu vergoeding vordert.

Rechtsvraag
De Schelde beroept zich op de Cebosinevoorwaarden, waardoor zij niet aansprakelijk zou zijn voor
"gevolgschade", veroorzaakt door wegens haar aangestelde onderaannemers. Matatag acht dit beroep
in strijd met de goede trouw. Is dit terecht?

Hoge Raad
De Hoge Raad acht het beroep van De Schelde op de Cebosinevoorwaarden zeker niet in strijd met de
goede trouw op grond van de redelijkheid en billijkheid. De Hoge Raad wijst er op dat partijen
behoren tot een bedrijfstak waarin toepassing van algemene voorwaarden (waaronder dus ook
exoneraties) vrij gebruikelijk is. Werkzaamheden als de onderhavige worden normalerwijs door
scheepwerven uitbesteed aan specialisten. Dit alles tezamen maakt dat de exoneraties in de
Cebosinevoorwaarden niet als in strijd met de redelijkheid en billijkheid kunnen worden aangemerkt
en ook niet, in geval van schade ontstaan door het handelen van ondergeschikten, een beroep daarop.
Bovendien is ook niet vastgesteld dat De Schelde zelf nalatig is geweest ter zake van toezicht op de
uitvoering van de werkzaamheden.




7

, College 4: Ingebrekestelling vereist? Andere aspecten van afdeling
6.1.9
Kinheim/Pelders (HR 04-02-2000, NJ 2000, 258)
Casus
Kinheim heeft aan Pelders opdracht gegeven voor het produceren van schroefelementen. Pelders heeft
deze opdracht aangenomen. Per brief deelt Pelders mee dat zij geen aansprakelijkheid aanvaardt voor
maatafwijkingen op de vertandingen. In deze brief wordt ook de vervolgschade uitgesloten. Kinheim
heeft op deze brief niet gereageerd. Kinheim krijgt van klanten echter veel klachten over de
elementen. Hij meldt dit aan Pelders, maar deze verandert niets aan de situatie. Bij brief ontbindt
Kinheim de overeenkomst tussen partijen op grond van een beweerde toerekenbare tekortkoming van
de kant van Pelders. Vervolgens stelt Kinheim een vordering tot schadevergoeding in.

Rechtbank/Hof
De rechtbank heeft de vordering afgewezen op de grond dat, aangezien Pelders door Kinheim niet in
gebreke is gesteld, Pelders niet in verzuim is geraakt en zij dus niet gehouden is tot vergoeding van de
beweerde schade. Het Hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank.

Hoge Raad
Of de inhoud van een overeenkomst kan worden gewijzigd door een daartoe strekkende mededeling
van de ene partij aan de andere in samenhang met het uitblijven van een reactie van de andere partij,
hangt ervan af of de partij die de mededeling deed, gezien de omstandigheden van het geval mocht
vertrouwen dat het uitblijven van een reactie een blijk van instemming was. Dit hangt af van de inhoud
van de mededeling, de wijze waarop partijen verder aan hun contractuele relatie vorm hebben gegeven
en overige omstandigheden, zoals de verdere inhoud van de brief en de aanleiding voor het doen van
de mededeling enkele ontbreken van een reactie is onvoldoende grond voor wijziging.

De schuldenaar raakt bij een aan hem toerekenbare tijdelijke onmogelijkheid van nakoming niet
zomaar in verzuim. De schuldeiser kan echter het verzuim doen intreden door een enkele
aansprakelijkheidsstelling (zonder termijn voor nakoming, art. 6: 82 BW). Ingeval sprake is van een
ondeugdelijke, voor herstel vatbare prestatie en van de schuldeiser kan worden gevergd dat hij
gelegenheid geeft voor herstel, zal verzuim in beginsel pas intreden nadat een redelijke termijn voor
nakoming is gegeven. Tekortkoming is echter niet voor herstel vatbaar voor zover door gebrek schade
is geleden die niet door vervangbare prestatie wordt weggenomen. In zoverre is de nakoming dan
blijvend onmogelijk in de zin van art. 6:74 en 6:81 BW.



Schwarz/Gnjatovic (HR 11-01-2002, NJ 2003, 255)
Casus
Sinds 1 november 1995 is er sprake van een huurovereenkomst tussen verhuurder Schwarz en huurder
Gnjatovic. Het betreft een parterre met tuin, parkeerplaats en kelder van het perceel Laan van
Meerdervoort 15 te ’s-Gravenhage. De Huurder Gnjatovic kwam de huuroverenkomst niet na. De niet-
nakoming had betrekking op zijn contractuele verbintenis om zich als een goed huurder te gedragen.
De verhuurder is van mening dat de huurder niet aan zijn verplichtingen als goed huurder voldoet. Hij
voert aan dat de huurder de huur niet tijdig heeft betaald, zich agressief heeft gedragen en het
gehuurde gebruikt als woonruimte terwijl het is verhuurd als bedrijfsruimte. Daarom vordert de
verhuurder ontbinding van de huurovereenkomst wegens schending van de verplichtingen.

Hoge Raad



8

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller hetgestolenkind. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $3.80. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

67232 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$3.80  6x  sold
  • (1)
  Add to cart