100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting boek Goederenrecht, Druk 14, Burgerlijk recht 2 $5.43   Add to cart

Summary

Samenvatting boek Goederenrecht, Druk 14, Burgerlijk recht 2

4 reviews
 163 views  18 purchases
  • Course
  • Institution
  • Book

Uitwerking van alle hoofdstukken van het boek 'Pitlo: Goederenrecht', Reehuis en Heisterkamp, Druk 14. Voorgeschreven voor onder andere Burgerlijk recht 2

Preview 10 out of 102  pages

  • Yes
  • May 3, 2020
  • 102
  • 2019/2020
  • Summary

4  reviews

review-writer-avatar

By: Studiebol20 • 3 year ago

Translated by Google

the relevant articles of law are not listed everywhere.

review-writer-avatar

By: tj23 • 4 year ago

review-writer-avatar

By: sophie0710 • 4 year ago

review-writer-avatar

By: yasminahamdoui • 4 year ago

avatar-seller
Literatuur Burgerlijk recht 2 2019/2020

Rijksuniversiteit Groningen
Pitlo Goederenrecht, Reehuis & Heisterkamp, Druk 14

NB: Deze samenvatting bevat een uitwerking van alle hoofdstukken. Voor het vak Burgerlijk
Recht 2 zijn de volgende hoofdstukken/nummers verplicht:

Hoofdstukken 1 tot en met 10
Hoofdstuk 12 nrs. 588-640
Hoofdstuk 15 nrs. 962-974

,Inhoud
Hoofdstuk 1: Algemene inleiding............................................................................................................3
Hoofdstuk 2: Openbare registers............................................................................................................9
Hoofdstuk 3: Verkrijging en verlies van goederen................................................................................16
Hoofdstuk 4: Overdracht......................................................................................................................18
Hoofdstuk 5: Bescherming tegen beschikkingsonbevoegdheid............................................................24
Hoofdstuk 6: Wijzen van levering en derdenbescherming...................................................................29
Hoofdstuk 7: Verkrijging door verjaring...............................................................................................43
Hoofdstuk 8: Bezit................................................................................................................................46
Hoofdstuk 9: Gemeenschap.................................................................................................................52
Hoofdstuk 10: Eigendom......................................................................................................................58
Hoofdstuk 11: Burenrecht en mandeligheid.........................................................................................68
Hoofdstuk 12: Beperkte rechten op goederen.....................................................................................72
Hoofdstuk 13: Appartementsrechten...................................................................................................84
Hoofdstuk 14: Verhaal en voorrang......................................................................................................86
Hoofdstuk 15: Reclamerecht en eigendomsvoorbehoud...................................................................101




2

,Hoofdstuk 1: Algemene inleiding
1. Algemene inleiding
Voor 1992 werd het goederenrecht nog 'zakenrecht' genoemd. Ook onder de oude wet dekte deze term
de lading niet. Aangezien in de nieuwe systematiek van de wet het begrip 'zaak' alleen nog slaat op
stoffelijke voorwerpen, wordt de term goederenrecht nu gebruikt. Zo ook voor dit boek.

2. Wat wordt er behandeld?
In dit boek, en de samenvatting, wordt het goederenrecht behandeld. Dat omvat grote delen van het
algemeen vermogensrecht uit Boek 3. Maar ook de zakelijke rechten uit Boek 5. Ook komen er een
aantal bijzondere wetten ter sprake. Zo ook de wijze van verkrijging en verlies van goederen. Dit boek
is opgedeeld in nummers en volgt grotendeels de volgorde van de wet.

3. Wat is goederenrecht?
Het goederenrecht is een onderverdeeld van het vermogensrecht. Dat recht gaat over het vermogen dat
iemand heeft. Dat begrip wordt op meerdere manieren gebruikt. Maar in het privaatrecht gebruikt men
de term in ruimere zin: iemands op geld waardeerbare rechten en plichten.

4. Wat verstaan we onder goederen?
In artikel 3:1 BW wordt bepaald dat alle zaken en alle vermogensrechten onder de term 'goederen'
vallen. Vandaar de term goederenrecht. Goederen zijn de voornaamste 'actieve' bestanddelen van
iemands vermogen.

5. Wat verstaan we onder zaken?
Als we het over zaken hebben, hebben we het over voor menselijke beheersing vatbare stoffelijke
objecten. Dat hoeft niet per se iets van betekenis te zijn of iets met een bijzondere vermogenswaarde.
Zelfs een zak met afval is dus, ondanks de negatieve waarde die het heeft, een zaak. Daarnaast is het
ook geen vereiste dat de zaak aan iemand toebehoort. Ook een 'res nulius' -de achtergelaten fiets- is
een zaak. In de wetsgeschiedenis is ook niet gekozen voor de term voorwerp maar object. Anders gaan
mensen een zaak te veel als een 'ding' zien en ontstaat er verwarring. Ook blijkt uit de geschiedenis dat
men gedachten, merken en energie niet als zaken heeft willen aanmerken. Wel kunnen er rechten op
hierop worden verkregen. Desondanks zijn het geen zaken.

6. Wat is stoffelijk object?
Belangrijk is om te realiseren dat de grenzen van het begrip zaak worden getrokken bij de
omschrijving 'stoffelijk object'. Een zaak is altijd een object van stoffelijke aard. Ook is een zaak niet
voor menselijke beheersing vatbaar wanneer we het bijvoorbeeld hebben over lucht of de zee. Maar
water in een fles en zuurstof in een tank zijn dan weer wel voor menselijke beheersing vatbaar. Zolang
de zaak maar individualiseerbaar is. Zo ook bijvoorbeeld software, ondanks dat je dit niet per sé
stoffelijk kunt maken.

7. Wat zijn vermogensrechten?
Het andere component dat het begrip goederen vormt zijn de vermogensrechten. Dit zijn rechten die:
- Afzonderlijk overdraagbaar zijn of
- Samen met een ander recht overdraagbaar zijn of
- Ertoe strekken de rechthebbende stoffelijk voordeel te verschaffen of
- Zijn verkregen in ruil voor (in het vooruitzicht gesteld) stoffelijk voordeel.

Voorbeelden van vermogensrechten zijn:
- Rechten op zaken, zoals erfpacht (en rechten op dergelijke rechten, zoals hypotheek op een
erfpachtrecht)
- Rechten op prestaties, zoals vorderingen om te doen of na te laten (en rechten op dergelijke
rechten, zoals vruchtgebruik op een vordering)



3

, - Rechten op ideeën, zoals octrooi- en auteursrecht (en rechten op dergelijke rechten, zoals
licentie bij octrooirecht)
- Voorwaardelijke rechten
- Aandelen in rechtspersonen
- Lidmaatschapsrechten in verenigingen

8. Wat is eigendomsrecht?
Ook het eigendomsrecht is een vermogensrecht. Het eigendomsrecht is het meest omvattende recht dat
een persoon op een zaak kan hebben (art. 5:1). Vanwege zijn karakter als allesomvattend recht wordt
dit vaak vereenzelvigd met de zaak waarop het recht rust.

9. Wat is goodwill?
Onder goodwill verstaat men het verschil tussen de waarde van een bedrijf en de optelsom van de
goederen die bij dat bedrijf behoren. Dit verschil bestaat onder andere uit de vaste klantenkring, de
kwaliteit en de ligging van het pand waarin het bedrijf wordt uitgeoefend. Hoewel die goodwill een
zekere waarde vertegenwoordigt, wordt goodwill niet als vermogensrecht beschouwd. De reden
daarvoor is dat goodwill een bepaalde feitelijke situatie vertegenwoordigt (die voor een groot deel
toekomt aan de ondernemer) waarbij het maar de vraag is of de opvolgende ondernemer die situatie
voort kan zetten. Op de overdraagbaarheid van goodwill wordt later nog ingegaan.

10. Onroerende en roerende zaken
Het onderscheid tussen onroerende en roerende zaken heeft alleen betrekking op zaken en dus niet op
vermogensrechten. Het onderscheid is onder andere van belang voor de wijze van levering (art. 3:89).
In de wet is geregeld welke zaken roerend zijn en welke zaken onroerend zijn. De specifieke zaken
opgesomd in art. 3:3 lid 1, die duurzaam met de grond zijn verenigd, zijn onroerend en alle andere
zaken zijn ingevolge art. 3:3 lid 2 roerend. Bij de beantwoording van de vraag of een gebouw
duurzaam met de grond is verenigd, is bepalend of dat gebouw naar aard en inrichting is bestemd om
duurzaam ter plaatse te blijven. Zie ook de arresten Windturbines en Portacabin. Water is in elk geval
nooit onroerend. De basis voor onroerend vormt altijd de grond.

11. Wat zijn registergoederen?
Bij registergoederen gaat het om goederen waarbij voor de overdracht of vestiging inschrijving in de
openbare registers noodzakelijk is (art. 3:10). De meeste registergoederen zijn onroerende zaken, maar
het kan ook gaan om roerende zaken of vermogensrechten. Registergoederen moeten voldoen aan de
volgende voorwaarden:
1. Er moet een register zijn waarin de vestiging of overdracht van het goed kan worden
ingeschreven.
2. Dat register moet openbaar zijn.
3. Overdracht of vestiging van het registergoed treedt pas in na inschrijving in het register, dat
wil zeggen dat die inschrijving een constitutief vereiste is.

12. Wat wordt er bedoeld met 'bestanddelen'?
Veel zaken zijn samengesteld. Zo heeft een tafel bijvoorbeeld een tafelblad en vier poten, een huis
bestaat uit bakstenen etc. Die onderdelen noem je dus bestanddelen. Dat zijn geen zaken in de zin van
het recht omdat zij geen zelfstandig bestaan leiden. Maar op het moment dat je de zaken
demonteert/uit elkaar haalt dan maak je er wel zelfstandige zaken van. Andersom geldt hetzelfde: als
je bepaalde zelfstandige zaken in elkaar zet dan worden dat bestanddelen van een nieuwe
(zelfstandige) zaak.

Of een zaak bestanddeel is van een andere zaak beoordeelt men in de eerste plaats aan de hand van de
verkeersopvatting (art. 3:4 lid 1). Dat kan de opvatting van de meerderheid zijn of de opvatting van
experts. Het blijft een vage term. In de arresten Depex/Curatoren van Bergel en Ontvanger/Rabobank
heeft de Hoge Raad geoordeeld dat daarbij bijvoorbeeld gelet kan worden op of een fabrieksgebouw
en machine op elkaar zijn afgestemd of dat het fabrieksgebouw zonder die machine als onvoltooid
moet worden beschouwd. Of een zaak bestanddeel is van een andere zaak beoordeelt men in de

4

,tweede plaats aan de hand van de vraag of de betreffende zaak van de hoofdzaak kan worden
losgekoppeld zonder dat aan een van de zaken schade van betekenis wordt toegebracht. Als daarbij
schade van betekenis wordt toegebracht, dan is er sprake van een bestanddeel. Als op basis van dit
tweede criterium kan worden bepaald of een zaak een bestanddeel is, dan hoeft men niet meer te
kijken naar het eerste criterium.

Ook de wet zelf geeft nadere regels voor bestanddeelvorming. Voor roerende zaken vind je die in
artikel 5:14 lid 3 BW. Maar ook bijvoorbeeld voor voortbewegingswerktuigen en machines in schepen
in artikel 8:1 lid 3 BW. Voor onroerende zaken geeft artikel 5:20 BW vooral vaak de doorslag.

13. Wat is natrekking en zaaksvorming?
Het verschijnsel dat een zaak de juridische zelfstandigheid verliest doordat dit zaak bestanddeel wordt
van een andere zaak noemt men natrekking. Als je van meerdere voorwerpen een nieuw voorwerp met
een geheel nieuwe identiteit vormt, dan noem je dat zaaksvorming. Als de voorwerpen voor de
natrekking of zaaksvorming verschillende eigenaars hadden, dan kan er een nieuwe eigendomssituatie
ontstaan. Zakenrechtelijk volgt het bestanddeel in alle opzichten het lot van de hoofdzaak. Zo komt
een bestanddeel van een huis bijvoorbeeld te vallen onder het pand- of hypotheekrecht.

14. Zijn bestanddelen juridisch van elkaar te scheiden?
Bij roerende zaken is het moeilijk om de natrekking te doorbreken. De enige manier daarvoor is dat
geen van de zaken als hoofdzaak kan worden aangewezen. Dan ontstaat er namelijk mede-eigendom.
Bij onroerende zaken is de juridische scheiding van de eigendom wel mogelijk. Zo bestaat er het recht
van opstal waarbij men de bestaande zakenrechtelijke eenheid tussen grond en bovenbouw kan
doorbreken. Zo kan een boom of een huis een andere eigenaar hebben dan de ondergrond.

15. Hoe zit het met de vruchten?
Sommige zaken werpen vruchten af; appels vallen van een boom en olijven worden geoogst. Dat zijn
natuurlijke vruchten. Maar er bestaan ook economische vruchten zoals de rente op een lening of de
erfpachtcanon die een stuk grond op kan brengen. Of iets een natuurlijke of een 'burgerlijke' vrucht is
wordt aan de verkeersopvatting voergelaten. Vervreemding van een goed betekent ook vervreemding
van toekomstige vruchten. Dus als jij een koe verkoopt, dan verkoop jij ook je 'aanspraak' op
eventuele toekomstige kalveren.

16. Goederen in het algemeen
Soms vormen meerdere zaken een eenheid, zoals een kudde schapen. In goederenrechtelijk opzicht
kunnen die afzonderlijke goederen echter niet gemeenschappelijk worden overgedragen en moeten
deze dus afzonderlijk worden overgedragen. Die goederen moeten dus ook worden overgedragen op
de per goed voorgeschreven wijze. De wet bepaalt niets over of je datgene dan ook als een juridische
eenheid moet behandelen. Dat is verbintenisrechtelijk wel mogelijk.

17. Hoe zit het met gemeenschappen?
Een ontbonden gemeenschap van bijvoorbeeld een huwelijk, maatschap of vennootschap is wel een
vermogenscomplex dat als geheel wordt behandeld. De regeling verondersteld altijd dat er sprake is
van meerdere deelgenoten. Desondanks kan er over een gemeenschap in het geheel worden beschikt.

18. De rechtspersoon
In het geval van de rechtspersoon is er sprake van een bijzonder soort rechtssubject: de economische
gerechtigden tot zijn vermogen kunnen wisselen, terwijl in juridisch opzicht het vermogen steeds blijft
toebehoren aan diezelfde rechtspersoon. Pas als men het vermogen wil vervreemden moet men het
'vermogen' in afzonderlijke goederen en verplichtingen onderverdelen. In het economisch verkeer en
in verbintenisrechtelijk opzicht kan een bedrijf als entiteit figureren, maar in goederenrechtelijke zin
pleegt men het bedrijf niet als eenheid te beschouwen. Zo is goodwill louter een verbintenisrechtelijke
figuur.



5

,19. Inboedel
Met artikel 3:5 BW is er een afzonderlijk wetsartikel gewijd aan inboedel. Desondanks is er geen
sprake van een goederenrechtelijk geheel of een bestanddeel van een huis. Het is slechts bedoeld als
omschrijving ten behoeve van een aantal wetsbepalingen van het huwelijksvermogensrecht.

20. Tegenwoordige en toekomstige goederen
Bij toekomstige goederen gaat het om goederen die in het geheel nog niet bestaan, zoals de
fruitopbrengst van een boomgaard van volgend jaar of de vordering tot betaling van een nog niet
vervallen huurtermijnen of goederen die wel al bestaan, maar waarover men nog niet de beschikking
heeft en men verwacht die beschikking binnenkort wel te zullen krijgen, zoals een zaak die wel al
verkocht is maar nog niet aan de koper is overgedragen

21. Absolute en zakelijke rechten
Bij absolute rechten gaat het om rechten die tegenover iedereen werken. Een onderdeel van absolute
rechten zijn de zakelijke rechten van Boek 5 BW die steeds op een zaak rusten, zoals bijvoorbeeld
eigendom, erfdienstbaarheden, erfpacht, opstal en appartementsrechten. Er zijn ook absolute rechten in
Boek 3 BW die op ieder goed kunnen rusten, zoals bijvoorbeeld vruchtgebruik, pand en hypotheek. In
de wet is er een gesloten stelsel van absolute rechten. Dat betekent dat absolute rechten alleen kunnen
bestaan voor zover ze in de wet zijn vastgesteld.

22 en 23. Onderscheid tussen absolute en relatieve rechten
Absolute en relatieve rechten zijn verschillend van aard. Bij relatieve rechten gaat het om rechten die
slechts tegenover bepaalde personen werken, zoals bijvoorbeeld een koopovereenkomst. Het verschil
tussen absolute rechten en relatieve rechten is dat absolute rechten op een goed rusten (en dat iedereen
dat recht moet respecteren), terwijl relatieve rechten slechts tegen één of enkele personen werken. Het
verschil tussen absolute en relatieve rechten blijkt nog duidelijker bij soortgelijke rechten, zoals het
relatieve recht van bruikleen (art. 7A:1777) en het absolute recht van vruchtgebruik (art. 3:201). In
beide gevallen is de gerechtigde houder van de auto voor de eigenaar en moet hij die auto aan het
einde van de afgesproken periode teruggeven. In beide gevallen heeft de houder tegenover de eigenaar
en zijn rechtsopvolgers onder algemene titel (die hem in al zijn rechten en plichten opvolgen, art. 3:80)
het recht om de auto gedurende de afgesproken periode onder zich te houden. Een belangrijk verschil
is echter dat de vruchtgebruiker zijn recht ook tegenover rechtsopvolgers onder bijzondere titel (art.
3:80 lid 3) kan uitoefenen, terwijl de bruiklener zijn recht alleen kan inroepen tegenover de vorige
eigenaar.

24. Onderscheid in het geval van een faillissement
In het geval van een faillissement kan de crediteur van de failliet zijn recht slechts tegen de failliet
inroepen, terwijl alle crediteuren in beginsel een gelijk recht hebben (hoewel er uitzonderingen zijn,
art. 3:277). De absoluut gerechtigde kan zijn recht echter inroepen tegen de failliet en alle anderen
alsof er geen faillissement is. Dit noemt men ook wel de separatistpositie.

25. Vordering kan voorwerp van absoluut recht zijn
In het licht van het bovenstaande moet men beseffen dat een vordering -die een relatief recht geeft- als
zodanig voorwerp kan zijn van absolute rechten. De vordering zelf geeft de crediteur een (relatief)
recht tegen een persoon, de absoluut gerechtigde heeft een recht op de vordering. Zodoende kan men
een vordering in vruchtgebruik geven of verpanden.

26. Hoe zit het met beperkte rechten?
Beperkte rechten zijn afgeleid uit een meeromvattend recht dat met dat beperkte recht is bezwaard (art.
3:8). Dat beperkte recht is steeds afgesplitst van een zogenoemd moederrecht. Voorbeelden van
beperkte rechten zijn erfdienstbaarheden, erfpacht, opstal, vruchtgebruik, pand en hypotheek. In die
gevallen is het moederrecht steeds het eigendomsrecht. Niet alle beperkte rechten zijn te vinden in het


6

,BW. Soms vind je ze ook in bijzondere wetten zoals de licentie afgeleid uit een octrooirecht en bijv.
een reprorecht afgeleid uit een auteursrecht.

27. Hoe zit het met afhankelijke rechten?
Bij afhankelijke rechten gaat het om rechten die teniet gaan met het recht waaraan zij zijn verbonden
en alleen over kunnen gaan op anderen in samenhang met het hoofdrecht, art. 3:7). Voorbeelden
hiervan zijn rechten van pand en hypotheek, de erfdienstbaarheden en het recht van opstal. Het
onderscheidende van afhankelijke rechten is niet zozeer dat zij voor hun bestaan afhankelijk zijn van
hun hoofdrechten, maar vooral dat zij geen eigen goederenrechtelijk bestaan kunnen leiden. Zij volgen
automatisch het recht waaraan zij zijn verbonden en kunnen niet gescheiden van dat recht worden
overgedragen (art. 3:82).

28. Wat zijn vorderingen op naam?
Een belangrijk deel van de vermogensrechten zijn vorderingen. Dit zijn relatieve rechten en kunnen in
goederenrechtelijk opzicht worden vervreemd en bezwaard. Er bestaan verschillende soorten
vorderingen. Bij vorderingen op naam gaat het om vorderingen die niet door middel van het opmaken
van een daartoe strekkend papier tot order- of toondervordering is gemaakt. Voor het bestaan van
vorderingen op naam is geen papier vereist. Het feit dat de vordering op naam is gesteld betekent ook
niet dat de vordering niet overdraagbaar is. Overdracht van vorderingen op naam vindt plaats door het
opmaken van een akte en mededeling van de overdracht aan de schuldenaar (art. 3:94).

29. Order- en toondervorderingen
Toonder- of ordervorderingen staan wel op papier. Toondervorderingen worden geleverd door
overhandiging van het papier aan de verkrijger (art. 3:93), terwijl ordervorderingen worden geleverd
doordat de crediteur middels een zogenoemd endossement op het papier aan de debiteur mededeelt dat
de met name genoemde verwerven van de vordering diens nieuwe crediteur is.

30. Wat zijn zakenrechtelijke papieren?
In de wet komt men ook de term zakenrechtelijke papieren tegen. Daarbij gaat het niet alleen om
toonder- of ordervorderingen, maar ook om andere toonder- of orderpapieren zoals het cognossement
en de ceel. Die papieren zijn bedoeld om zaken die zich in handen van derden bevinden op eenvoudige
wijze over te dragen. Dat papier belichaamt niet zozeer een vordering, maar de eigendom van de
betreffende zaken.

31. Aandelen
Een aandeel in een NV of BV is een waardepapier, dat op naam of aan toonder kan zijn gesteld. De
BV kent uitsluitend aandelen op naam, de NV aandelen op naam en aan toonder. Voor de overdracht
van aandelen volgt men de voorschriften van Boek 2 BW.

32. Eigenaar-houder
Dat iemand een zaak onder zich heeft, zegt nog niets over diens juridische status. De eigenaar heeft
het meest omvattende recht en kan de zaak gebruiken en vervreemden (overdragen). Een houder
daarentegen mag die zaak alleen lenen van de eigenaar en voor een bepaalde tijd gebruik maken van
de zaak. Degene die een goed houdt voor zichzelf noemt men bezitter. Hoewel diegene zich dan als
rechthebbende gedraagt, betekent dit niet dat diegene ook rechthebbende of eigenaar is.

33. Bezit
Als men een goed niet houdt voor een ander, dan houdt men het goed voor zichzelf. Dat noemt men
een bezitter van het goed. Men kan bezitter zijn van ieder goed: van een zaak -roerend of onroerend-,
beperkt recht of een vordering. Daarmee is nog niets gezegd of de bezitter wel rechthebbende is. De
maatstaf is in elk geval of de bezitter zich als eigenaar of rechthebbende gedraagt.

34. Rechthebbende en gerechtigde



7

,De term eigenaar gebruikt men ten aanzien van zaken, terwijl men de term rechthebbende gebruikt ten
aanzien van vorderingen. Eigenaar en rechthebbende zijn goederenrechtelijke termen. In
verbintenisrechtelijke zin noemt men de eigenaar of rechthebbende ook wel crediteur.


35. Wat is 'goede trouw'?
Op verschillende plekken in het vermogensrecht komt men de term te goeder trouw tegen. Deze term
houdt in dat men zich onder omstandigheden op een bepaald gewekt vertrouwen kan beroepen. De
wederpartij kan zich dan dus niet beroepen op het standpunt dat het gewekte vertrouwen onjuist is.
Voorbeelden van formuleringen waarin goede trouw een rol speelt zijn:
- 'Tenzij deze de onjuistheid kende of had behoren te kennen' (art. 3:25 en 3:26)
- 'Overeenkomstig de zin die hij daaraan onder de gegeven omstandigheden redelijkerwijze
mocht toekennen' (art. 3:35 en 3:36)
- 'Weet of behoort te begrijpen' (art. 3:70)
- 'Geen reden had te twijfelen' (art. 3:291 lid 2)
- 'Wist noch behoefde te weten' (art. 6:15 lid 3)
- 'Op redelijke gronden heeft aangenomen' (art. 6:34)
- 'Redelijkerwijze geen rekening mee hoefde te houden' (art. 6:204 en 6:212)

Naast de onderscheiding tussen te goeder trouw en niet te goeder trouw, gebruikt de wet soms ook de
term 'te kwader trouw'. Uit de bovenstaande formuleringen kan men afleiden dat voor een beroep op
goede trouw vereist is dat men de werkelijke situatie niet kende en deze in de gegeven
omstandigheden ook niet had behoren te kennen. Afhankelijk van de situatie kan de rechter strengere
eisen stellen aan wat men had behoren te kennen voor een gerechtvaardigd beroep op goede trouw.

36. Redelijkheid en billijkheid
In het goederenrecht speelt de redelijkheid en billijkheid een minder grote rol dan in het
verbintenissenrecht. Voorbeelden van bepalingen die verwijzen naar de redelijkheid en billijkheid zijn
art. 3:12, 5:78, 5:80 en 5:97.

37. Misbruik van bevoegdheid
In dit kader speelt het leerstuk van misbruik van bevoegdheden juist wel een grotere rol (art. 3:13). In
hoofdstuk 10 wordt dit leerstuk nader uitgewerkt.

38. Publiekrecht en privaatrecht
Hoewel bevoegdheden van overheidsinstanties publiekrechtelijk zijn geregeld, kunnen die instanties
ook in privaatrechtelijke zin optreden. Gemeenten kunnen bijvoorbeeld eigenaar, erfpachter, crediteur
of aandeelhouder zijn. De uitoefening van privaatrechtelijke bevoegdheden door overheidsinstanties
kunnen worden beïnvloed door publiekrechtelijke regels (art. 3:14).

39. Zaken met een openbare bestemming
Zaken die een openbare bestemming hebben worden ook wel publiek domein genoemd. Bijvoorbeeld
een openbaar strand of openbaar gebouw. De eigenaar van een publieke zaak met een openbare
bestemming heeft ten aanzien van de zaak slechts die bevoegdheden die zich verdragen met de
publieke bestemming.

40 en 41. Ontstaan en vervallen publieke bestemming
Een openbare bestemming blijkt niet uit de zaak zelf. Die moet nadrukkelijk aan de zaak worden
gegeven. Men kan dit doen door dit kenbaar te maken. Hiervoor geldt geen vormvereiste.




8

,Hoofdstuk 2: Openbare registers
42. De openbare registers voor registergoederen
Er zijn een aantal registers in het civiele recht die openbaar toegankelijk zijn. Daarin worden bepaalde
rechtsfeiten geregistreerd, zodat iedereen daarbij kan. Zo heb je het huwelijksgoederenregister,
faillissementsregister, handelsregister en het register voor registergoederen. In de meeste gevallen kan
tegenover derden een beroep worden gedaan op de rechtsfeiten in het desbetreffende register. Maar dat
geldt niet voor elk register. Daarom is het belangrijk om eerst de wettelijke regeling van dat register te
bestuderen. Het meest bekende van alle registers is het openbare registergoederenregister.

43. Inschrijving in de openbare registers
In artikel 3:16 BW is bepaald dat er openbare registers moeten zijn waarin feiten worden ingeschreven
die voor de rechtstoestand van registergoederen van belang zijn. Voor bepaalde rechtsfeiten schrijft de
wet een inschrijving in de registers ook voor. Zoals de overdracht of vestiging van een bepaald recht
(van en op een registergoed) maar ook teboekstaande zeeschepen, binnenschepen en luchtvaartuigen.
Voor veel van deze inschrijvingen is een notariële akte vereist.

44. Wat is het kadaster?
Het openbare register en de informatieverschaffing over registergoederen kent niet alleen een zuiver
privaatrechtelijk karakter maar ook een publiekrechtelijk karakter door publiekrechtelijke registratie in
het kadaster. Er bestaat namelijk een kadastrale registratie voor onroerende zaken plus een daaraan ten
grondslag liggend kaartenbestand en een registratie voor luchtvaartuigen. Dit wordt het kadaster
genoemd.

Het kadaster is een van overheidswege bijgehouden overzicht van zowel de feitelijke als de
rechtstoestand van registergoederen. Het kadaster is de toegangsweg tot de openbare registers. Hoewel
het kadaster publiekrechtelijk van aard is, is het daaro toch van groot belang voor de openbare
registers. Alles wat in de openbare registers moet staan komt ook in het kadaster te staan. Zodoende
zijn ze nauw verbonden met elkaar. In de praktijk worden deze twee ook onlosmakelijk met elkaar
verbonden.

45. Wat is het onderscheid tussen de openbare registers en het kadaster?
Een belangrijk verschil is dat de openbare registers privaatrechtelijk van aard zijn terwijl het kadaster
publiekrechtelijk is. Hierdoor is de regeling van afdeling 3.1.2 (BW 3) wel van toepassing op de
inhoud en het functioneren van de openbare registers maar niet voor het kadaster. Het tweede verschil
is dat de inhoud van het geregistreerde bij beide instanties van geheel andere aard is. In de openbare
registers worden feiten ingeschreven. Dat betekent niet per sé dat je in de openbare registers vindt wie
gerechtigde is. Als je een huis koopt en daarop een hypotheek vestigt, komt er in de registers niet te
staan wie de eigenaar is en dat de bank een recht van hypotheek heeft, maar dat er een overdracht en
hypotheekverlening is ingeschreven. Met andere woorden bestaan de openbare registers uit een
verzameling van ingeschreven akten waaruit men de rechtstoestand van bepaalde registergoederen kan
afleiden.

46. Wat zijn de taken van het kadaster?
De regels voor het kadaster staan in de Kadasterwet. De publiekrechtelijke registraties en openbare
registers zijn geregeld in die wet en worden ook allebei beheerd door het Kadaster.

47. Terminologie 'kadaster' of 'register'?
De Kadasterwet hanteert zowel de term register als registratie. Er is een verschil tussen deze twee
termen en de reikwijdte er van. Die spreken voor zich. Van oudsher wordt de benaming 'Kadaster'


9

, gebruikt voor de publiekrechtelijke registratie van onroerend goed en het daarbij behorende
kaartenbestand.

48. Wat is kadastrale registratie op de kaart?
Kadastrale registratie is gebaseerd op kadastrale kaarten en daaraan ten grondslag liggende bescheiden
(akten). Daarbij wordt er ingedeeld in kadastrale gemeenten, secties en nummers. Een voorbeeld van
zo'n indeling is Gemeente Groningen, sectie M, perceel 3942.

49. Wie heeft er toegang tot de openbare registers?
Zoals we hierboven gelezen hebben zijn de openbare registers en het kadaster met elkaar verstrengeld.
Zo is in artikel 48 van de Kadasterwet vastgelegd dat het kadaster de toegang moet zijn tot de
openbare registers. Daarom is het zo dat als je iets in het kadaster vindt dat ook een aanduiding is voor
de vindplek in het openbare register. Daarnaast is het zo dat het kadaster een goed overzicht biedt van
alle (publiek- en privaatrechtelijke) rechtsfeiten ten aanzien van een onroerend goed.

50. Hoe zit het met de registratie van teboekgestelde schepen en luchtvaartuigen?
Ook de registratie voor teboekgestelde schepen en luchtvaartuigen verlopen op dezelfde manier. Deze
registraties bevatten de gegevens over de rechthebbenden, de betreffende rechten en de objecten en
maken de connectie met de openbare registers. Door vermelding van het brandmerk cq. het
nationaliteitskenmerk voor schepen en het inschrijvingskenmerk en boekingsnummer voor
luchtvaartuigen.

51. Wie houdt het kadaster bij?
Er zijn voorschriften om de gegevens in het kadaster up-to-date te houden. Deze staan onder meer in
de Kadasterwet. De openbare registers zijn de hoofdbron waaruit het kadaster zijn gegevens put om
aan de eis van actualiteit te voldoen. Daarnaast zijn er natuurlijk o.a. de inlichtingen van
rechthebbenden en bestuursorganen die belangrijk zijn om in het register te worden opgenomen.

52. Moet er ook vernieuwd worden?
Het Kadaster heeft ook de opdracht om tot vernieuwing van het kadaster over te gaan. De reden
hiervan is dat er een wens is de kadastrale registratie, de kadastrale kaarten en daaraan ten grondslag
liggende bescheiden te ontdoen van onjuistheden en onnauwkeurigheden.

53. Wat is de strekking van afdeling 3.1.2?
Voor inzicht in de werking van de openbare registers zijn twee wettelijke regelingen dus van belang,
namelijk afdeling 3.1.2 (Boek 3 BW) en de Kadasterwet.

In de genoemde afdeling wordt vanaf 3:17 BW een zeer ruime mogelijkheid geboden tot inschrijving
van feiten die voor de rechtstoestand van registergoederen van belang zin. Het gaat hierbij overigens
alleen om feiten op het gebied van het goederenrecht. Persoonlijke rechten kun je alleen inschrijven
als de wet dat toestaat. Aan de mogelijkheid van inschrijving in de openbare registers zijn twee
rechtsgevolgen verbonden. Enerzijds kan rechthebbende steeds een beroep doen op de feiten die
gepubliceerd zijn ten opzichte van verkrijgers onder bijzondere titel. Anderszijds mogen verkrijgers
onder bijzondere titel juist weer vertrouwen op de volledigheid van de openbare registers.

54. Is publicatie verplicht?
Belangrijk om te vermelden is dat een aantal publiekrechtelijke wetten publicatie in de openbare
registers voorschrijven, zonder dat daaraan de gevolgen van afd. 3.1.2. verbonden zijn. Een dergelijke
inschrijving heeft op dat moment dus alleen een informatieve functie. Maar dat geldt ook weer niet
altijd. Hier wordt nog op teruggekomen.

55. Welke twee soorten registers zijn er?
Volgens artikel 8 Kadasterwet zijn er twee soorten registers:
1. De registers van inschrijving van feiten die betrekking hebben op onroerende zaken, schepen
en luchtvaartuigen en op de rechten waarop deze betrokken zijn.

10

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller hetgestolenkind. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $5.43. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

67232 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 14 years now

Start selling
$5.43  18x  sold
  • (4)
  Add to cart