100% satisfaction guarantee Immediately available after payment Both online and in PDF No strings attached
logo-home
Samenvatting Sociale Psychologie UU - Jaar 1 $7.43
Add to cart

Summary

Samenvatting Sociale Psychologie UU - Jaar 1

 4 views  0 purchase
  • Course
  • Institution
  • Book

Dit is een uitgebreide samenvatting van het vak "sociale psychologie" van alle hoorcolleges en het boek samen. Ik heb het boek uitgebreid gelezen en alle belangrijke punten en voorbeelden toegevoegd. Ook ben ik naar alle hoorcolleges geweest. In mijn samenvatting maak ik veel gebruik van voorbeelde...

[Show more]

Preview 5 out of 56  pages

  • Yes
  • January 15, 2025
  • 56
  • 2024/2025
  • Summary
avatar-seller
Hoorcollege 1 - Introductie - H1

Inleiding sociale psychologie
●​ Axioma’s, onderwerpen
●​ Shooter bias
●​ Waartoe leiden we op?

Sociale psychologie: de wetenschappelijke studie van de manieren waarop mensen hun gedachten, gevoelens en
gedragingen worden beïnvloed door de (daadwerkelijke en/of voorgestelde) aanwezigheid van andere mensen
●​ Fascinatie voor invloed van sociale situaties (en individuele verschillen) op gedachten gevoelens en
gedrag
●​ Brede en precieze discipline


Begrippen
Sociale invloed: het effect dat de woorden, acties of de aanwezigheid van andere mensen hebben op onze
gedachten, gevoelens, houdingen of gedrag.
Evolutionaire psychologie: de poging om sociaal gedrag te verklaren in termen van genetische factoren die in de
loop van de tijd zijn geëvolueerd volgens de principes van natuurlijke selectie
Construeel / construal: de manier waarop mensen de sociale wereld waarnemen, begrijpen en interpreteren
Behaviorisme: gedrag is aangeleerd en niet aangeboren
Gestalt psychologie: legt de nadruk op het belang van het bestuderen van de subjectieve manier waarop een
object in de geest van mensen verschijnt, in plaats van de objectieve, fysieke kenmerken van het object
Fundamentele attributiefout: de neiging om gedrag vooral toe te schrijven aan interne eigenschappen van een
persoon, terwijl de invloed van de situatie wordt onderschat → als iemand bitchy tegen je doet denk je dat ze
onaardig (persoonlijkheid) is, maar misschien heeft ze wel een hele slechte dag gehad en zit alles tegen
Naïef realisme: de overtuiging dat we dingen waarnemen "zoals ze werkelijk zijn" en we onderschatten in hoeverre
we wat we zien “verdraaien" → mensen met verschillende politieke standpunten kunnen vaak niet eens worden over
feiten omdat ze denken dat zij het zien ‘zoals het werkelijk is”, terwijl ze beide hun interpretatie laten beïnvloeden
door hun overtuigingen
Zelfvertrouwen: de manier waarop mensen hun eigenwaarde beoordelen - dat wil zeggen, in hoeverre zij zichzelf
als goed, competent en fatsoenlijk beschouwen
→ positief, maar negatief als het ervoor zorgt dat mensen hun acties rechtvaardigen ipv ervan leren
Sociale cognitie: hoe mensen over zichzelf en de sociale wereld denken → hoe mensen sociale informatie
selecteren, interpreteren, onthouden en gebruiken om oordelen en beslissingen te nemen
●​ Ze gaan ervan uit dat ze de wereld zien als zo accuraat mogelijk


Motieven voor het geloven in complottheorieën
1)​ Epistemologisch: mensen willen begrijpen wat er gebeurt en situaties kunnen duiden. Dit draait om het
zoeken naar verklaringen en patronen.
2)​ Existentieel: het verlangen om veilig en geborgen te zijn in de wereld. Angst en onzekerheid kunnen leiden
tot het geloven in complotten die een gevoel van controle bieden.
3)​ Identificatie: de behoefte om zich goed te voelen over zichzelf en de groepen waar men bij hoort. Geloven
in een complot kan groepsidentiteit versterken en persoonlijke overtuigingen bevestigen.


Axioma’s Sociale psychologie: menselijk denken, doen en voelen
Kurt Lewin - veldtheorie: gedrag is een interactie tussen persoonlijke eigenschappen en de context → f(persoon x
situatie) Voorbeeld: verschillende mensen reageren verschillend op dezelfde situatie.


De mens construeert zijn eigen realiteit: het denken doen en voelen van mensen wordt sterk beïnvloed door de
(interpretatie van de) situatie

,De omgeving speelt hierbij een cruciale rol: het heeft invloed op je gedachten, gevoelens en gedrag
Heider & Simmel (1944) - de mens construeert zijn eigen sociale realiteit (social construals), vaak in termen van
persoonseigenschappen


Invloed van Sociale omgeving: self-fulfilling prophecy
●​ (On)geloof in een persoon veroorzaakt dat (on)geloof in de persoon realiteit wordt
●​ Een verandering in perceptie en verwachtingen kan leiden tot gedragsveranderingen (bijvoorbeeld
bloemenverkoopster behandelen alsof ze een hertogin zijn, verandert hun gedrag).
●​ Pygmalion-effect: mensen geven niet graag toe dat ze zich vergissen en zoeken bevestiging van hun eerste
indrukken, wat leidt tot een "zie je wel"-houding (die blijft hangen)


Peer pressure heeft veel invloed omdat het van de groep mensen komt waar we graag bij willen horen


Loewenstein (1996) - Cold-hot empathy gap : als je zelf in de situatie zit reageer je heel anders dan als je
afstandelijk naar de situatie kijkt


Het basisprincipe van de Sociale Psychologie
Twee manieren om informatie te verwerken
Gecontroleerd: bewust, systematisch, rationeel denken.
Automatisch: intuïtief, snel, gebruik maken van heuristieken
●​ systematisch - heuristisch (Chaiken)
●​ centraal - perifeer (Petty)
●​ rationalistisch - experiëntieel (Epstein)


Wanneer wat?
Gecontroleerde verwerking wordt gebruikt wanneer men:
●​ Willen → gemotiveerd is (belangrijke of persoonlijke informatie).
●​ Kunnen → cognitieve capaciteit en voldoende informatie heeft.


Automatische verwerking wordt gebruikt wanneer:
●​ Men minder motivatie of capaciteit heeft
●​ Stereotypen of schema’s worden toegepast.
●​ Heuristieken als je niet anders wil/kan
“want” werkt zo goed dat het niet eens uitmaakt wat je erachter zegt


Shooter Bias
Impliciete stereotypen
●​ Witte Amerikaanse proefpersonen koppelen het stereotype "zwart" sneller aan eigenschappen zoals
luiheid, vijandigheid, muzikaliteit en atletisch vermogen.
●​ Zien ook ambigue stimuli sneller aan voor vuurwapen
●​ Payne (2001) - misperceiving weapon: wanneer zie je iets aan voor wapen wat in werkelijkheid geen
wapen is

, Hoorcollege 2 - Vooroordelen, stereotypen en discriminatie - H13

Waarom en hoe treedt het op? Wat eraan te doen?
●​ Effecten ●​ Moeilijk
●​ Sociale categorisatie ●​ Contact
●​ Componenten van attitudes ●​ Coöperatie bevorderen door: overkoepelende doelen
●​ Meten wederzijdse afhankelijkheid
●​ Inzicht in sociale dilemma's

Effecten
Sekse-categorisatie begint al vroeg
●​ Denk aan kleding in de kleur van het geslacht
●​ Als een jongetje huilt → hij is boos, als een meisje huilt → ze is bang (zelfde gedrag, andere interpretatie)


Sociale categorisatie
Individuen als groepsleden zien omdat ze kenmerken hebben die typerend zijn voor de groep. Categoriseren is
essentieel voor het (proberen te) begrijpen van de wereld om ons heen
●​ Verschaft ons snel bruikbare info
●​ Helpt ons nutteloze informatie te negeren


Categorisatie heeft echter ook negatieve effecten
Etnocentrisme: de overtuiging dat je eigen etnische groep, natie of religie superieur is aan alle andere groepen
→ je eigen groep is ‘us’ en de rest is ‘not us’
●​ In group bias: de neiging om leden van je eigen groep een speciale voorkeur te geven boven mensen die
tot andere groepen behoren → krachtigere reden voor discriminatie
●​ Out-group homogeniteit: de perceptie dat individuen in de out-group meer op elkaar lijken (homogeen
zijn) dan ze daadwerkelijk zijn, en ook meer op elkaar lijken dan de leden van de in-group.
●​ Outgroup derogation → je beter, slimmer etc. voelen dan een andere groep


Ingroup & outgroup verschillen
●​ Wij zijn aardiger, beter etc. (ingroup favoritism)
●​ Zij zijn onaardig/vijandig/dom/onbekwaam (outgroup derogation)
●​ Zij lijken allemaal op elkaar → outgroup homogeniteit vs. ingroup heterogeniteit


Sociale categorisatie
Cognitief: hokjes en vakjes zijn nuttig:
●​ Informatie ordenen/onthouden
●​ Tegelijkertijd nog andere taken kunnen uitvoeren
Motivationeel: wij versus zij
●​ Positief effect op zelfwaardering van groepsleden (je ontleent je zelfwaarde aan de groepen waar je lid van
bent)
●​ Stereotypen kunnen machtsverschillen legitimeren/status quo handhaven (‘Zo is het nou eenmaal, zo
hebben we het altijd gedaan’)
●​ Outgroup als bedreiging waargenomen met name voor onzekere mensen


Attitudes bestaan uit drie verschillende componenten:
1) Affectieve component (gevoelens) → Vooroordelen
Positieve of negatieve evaluaties (meestal negatief) over leden van een bepaalde groep, alleen gebaseerd op het
feit dat die mensen lid zijn van die groep.
Vb) Vrouwen zijn slecht in leiding geven → zij is een vrouw, dus ze is slecht in leiding geven

,2) Cognitieve component (cognitie, denken) → Stereotypen
Een generalisatie (cognitive frameworks) die bestaat uit gedachten en ideeën over een groep mensen waarbij
bepaalde eigenschappen aan vrijwel alle leden van de groep worden toegeschreven, ongeacht de werkelijke
variatie tussen de leden.
Vb) Vrouwen zijn emotioneel, mannen zijn agressief


3) Gedragscomponent → Discriminatie
Ongerechtvaardigd (meestal negatief of schadelijk) gedrag tegen een lid van een groep, alleen vanwege zijn of
haar lidmaatschap van die groep
Vb) Vrouwen zijn slecht in leidinggeven, dus zij krijgt de leidinggevende baan niet, want ze is een vrouw


Verschil vooroordelen en stereotypen
Vooroordelen gaat echt over het affect, dus dat je echt denkt, ze is een vrouw dus ze zal echt heel slecht zijn in
leiding geven
Stereotypen gaan meer over gedachtes die je hebt, cognitie, zonder dat daar echt een waardeoordeel aan hangt
→ vrouwen zijn emotioneel, maar dat is juist belangrijk in groepen, mannen zijn agressief, maar dat is juist handig in
het leger


Sociale psychologie → wat mensen denken, voelen en doen
Zit in stereotypen vaak niet een kern van waarheid?
●​ Ja dat kan, er is meestal een kern van waarheid, maar dan wel heel overdreven
●​ Illusoire correlatie (TENTAMENVRAAG)
○​ Negatieve informatie onthouden mensen sneller, valt meer op
○​ Bij kleine groepen, bij de informatie die je hebt, valt negatieve informatie meer op en dat wordt
meer onthouden


Illusoire correlatie
●​ Je neemt een correlatie waar tussen bijvoorbeeld negatieve zaken en een bepaald groepslidmaatschap
die er in werkelijkheid niet zo sterk is
●​ Vooral leden van kleine groepen worden overmatig geassocieerd met negatieve zaken
●​ Cognitieve verklaring: kleine groepen (en leden van kleine groepen) vallen meer op:
○​ Trekken meer aandacht
○​ Negatieve informatie wordt meer opgeslagen
●​ Je hebt dan meer negatieve informatie beschikbaarheid
→ De combinatie van de kleine groep en het negatieve wordt overdreven, er is wel een kern van waarheid, maar
overdreven

Denk aan een asielzoekerscentrum. Dat is een relatief kleine groep, dus als er dan iets negatiefs in het nieuws
komt is dat wat onthouden wordt



Meten
Vooroordelen worden vaak impliciet gemeten met bijvoorbeeld cognitieve tests:
Stereotype threat (TENTAMENVRAAG)
●​ Verwijst naar de invloed van negatieve stereotypen op individueel gedrag → bedreigd worden met
stereotypische gedachten die anderen over jou hebben
●​ Tegenwoordig is stereotype threat breder - Social Identity threat: de dreiging die ontstaat wanneer
mensen het gevoel hebben dat anderen hen beoordelen als lid van hun groep in plaats van als individu
Een bedreigend stereotype kan tot selffulfilling prophecy leiden: waarbij een verwachting over gedrag
werkelijkheid wordt doordat degene op wie het stereotype van toepassing is, zich naar die verwachting gedraagt

, Voorbeeld: je wordt als vrouwelijke proefpersoon aangesproken op je vrouw zijn, en gaat dan een wiskundetoets
doen. Er wordt je ook verteld dat het stereotype is dat vrouwen minder goed zijn in exacte vakken dan mannen
●​ Vrouwelijke proefpersonen scoren slechter op wiskundetoets dan mannen en dan vrouwen die niet als
vrouw werden gecategoriseerd
●​ Je wordt tijdens de toets afgeleid door het feit dat jouw docent denkt dat jij slechter in wiskunde bent, je
houdt je daar tijdens de toets mee bezig → dit beïnvloedt je resultaten negatief
Verklaring: de wetenschap dat anderen een negatief stereotype van je hebben, activeert dit stereotype, wat leidt
tot stress en daardoor slechtere prestatie (vooral op belangrijke cognitie taken, je denkkracht wordt negatief
beïnvloed). Afleidende gedachten belasten werkgeheugen.




Associatie stimuli-valentie
Wit of zwart gezicht op scherm gevolgd door positief of negatief woord. Geef zo snel mogelijk aan of het woord
positief of negatief is. Als je een gezicht ziet waar je een negatief beeld bij hebt en je ziet een positief wordt is dit
moeilijker dan wanneer je negatief/negatief of positief/positief ziet.


Implicit association test (IAT): een test die de snelheid meet waarmee mensen een gezicht (bijvoorbeeld zwart of
wit, oud of jong, Aziatisch of wit) kunnen koppelen aan positieve of negatieve stimuli (bijvoorbeeld de woorden eerlijk
of slecht) die onbewuste (impliciete) vooroordelen weerspiegelen


Institutionele discriminatie: praktijken die, legaal of illegaal, discrimineren tegen een minderheidsgroep op grond
van haar etniciteit, geslacht, cultuur, leeftijd, seksuele geaardheid of een ander doelwit
Normatieve conformiteit: de neiging om met de groep mee te gaan om aan de verwachtingen van de groep te
voldoen en geaccepteerd te worden
Sociale identiteit: het deel van iemands zelfbeeld dat gebaseerd is op identificatie met een bepaalde groep
Blaming the victim: de neiging om individuen verantwoordelijk te stellen (door dispositionele attributies te maken)
voor hun slachtofferschap, vaak gemotiveerd door de wens om de wereld als een rechtvaardige plek te zien
→ iemand is niet dik door bijvoorbeeld zijn genen of een ziekte, maar het zal wel zijn eigen schuld zijn (karma voor de
acties die een persoon heeft verricht → te veel eten)!!!

The benefits of buying summaries with Stuvia:

Guaranteed quality through customer reviews

Guaranteed quality through customer reviews

Stuvia customers have reviewed more than 700,000 summaries. This how you know that you are buying the best documents.

Quick and easy check-out

Quick and easy check-out

You can quickly pay through credit card or Stuvia-credit for the summaries. There is no membership needed.

Focus on what matters

Focus on what matters

Your fellow students write the study notes themselves, which is why the documents are always reliable and up-to-date. This ensures you quickly get to the core!

Frequently asked questions

What do I get when I buy this document?

You get a PDF, available immediately after your purchase. The purchased document is accessible anytime, anywhere and indefinitely through your profile.

Satisfaction guarantee: how does it work?

Our satisfaction guarantee ensures that you always find a study document that suits you well. You fill out a form, and our customer service team takes care of the rest.

Who am I buying these notes from?

Stuvia is a marketplace, so you are not buying this document from us, but from seller guusje97. Stuvia facilitates payment to the seller.

Will I be stuck with a subscription?

No, you only buy these notes for $7.43. You're not tied to anything after your purchase.

Can Stuvia be trusted?

4.6 stars on Google & Trustpilot (+1000 reviews)

59063 documents were sold in the last 30 days

Founded in 2010, the go-to place to buy study notes for 15 years now

Start selling
$7.43
  • (0)
Add to cart
Added